donderdag 19 augustus 2010

Rumspringa

Steeds als de overlast van jongeren en met name studenten ter sprake komt, moet ik denken aan de Amish, de protestantse gemeenschap in Amerika die halsstarrig de ‘duivelse’ moderniteit afzweert. De Amish zijn vrijwillig blijven steken in de eerste helft van de negentiende eeuw en doen het zonder verbrandingsmotor, krant, internet, televisie, radio en scheermesjes.

Waar de Amish juist erg vooruitstrevend in zijn, of eerder bijzonder realistisch, is het ruim baan geven aan de gierende hormonen van hun kroost. Terwijl de hele gemeenschap in een soort historische puberteit is blijven steken, een beetje dwars afzetten tegen de gevestigde orde, hebben ze een opmerkelijke oplossing bedacht voor hun puberende jeugd.

Want je zult maar opgroeien als Amish en de hele dag met een truttig mutsje, futloze bretels, knellende drollenvanger, mal hoedje of jeukende geitenwollen sokken getooid moeten gaan, terwijl een verstikkende religieuze deken elk sprankje ontluikende seksualiteit zorgvuldig smoort. ‘s Nachts de handjes netjes boven de dekens en de enige pornografie is duizenden jaren oud. Van buuten brommers kieken is al helemaal geen sprake door een chronisch tekort aan brommers. Koetsjes kieken dan misschien?

De Amish-jeugd is in ieder geval vanaf hun zestiende levensjaar een borrelende vulkaan van opgekropte frustraties. Het mooie is dat de puberende Amish alle kans krijgen die vulkaan te laten uitbarsten. Gedurende een aantal maanden tot een paar jaar mogen ze volledig uit de ban springen in de ‘speeltuin van de duivel’, zoals de Amish de grote, boze buitenwereld noemen. Rumspringa heet het ritueel, wat in het Pennsylvania-Duits zoveel betekent als rondspringen.

Na een periode van sex, drank en drugs keren negen op de tien Amish-jongeren opmerkelijk genoeg vrijwillig terug in de gemeenschap. Ze hebben mogen proeven aan een ander leven, maar verkiezen de normen en waarden van hun ouders en grootouders boven de geneugten van de Devil’s Playground.

Rumspringa in Groningen

In de Nederlandse samenleving is het rumspringa der jeugd minder efficiënt geïnstitutionaliseerd. Als er al een equivalent voor het Amish-ritueel is, dan valt het bij ons onder de noemer studententijd. Helemaal carte blanche om de einders van de moraliteit te verkennen krijgen de jongeren niet, want er moeten studiepunten gehaald worden en het huidige niveau van studiefinanciering dwingt ze naast de collegebanken ook een deel van hun tijd in call centers of achter de bar in één van de vele kroegen die de stad rijk is door te brengen. Erg veel ruimte voor een beetje rumspringa blijft er zodoende niet over.

Naar schatting 50.000 studenten volgen een opleiding in Groningen en een kleine 32.000 daarvan wonen hier op kamers of in containers. Allemaal hebben ze onvoltooide puberbreinen en een wellicht biologische drang de bloemetjes eens flink buiten te zetten, dan wel de bloemetjes door (meerdere) bijtjes te laten bestuiven. Volgens de Australische psycholoog Darryl Cross duurt de puberteit zelfs van het tiende tot het achtentwintigste levensjaar, dus zelfs de ‘eeuwige’ studenten ontkomen niet aan de drang tot rumspringa.

Groningen profileert zichzelf graag als City of Talent, getuige de bordjes die je daarop wijzen als je de stad binnenrijdt. Er is mij verteld dat dat zoveel betekent als ‘stad van talent’ of ‘stad vol talent’ en dat talent zou vermoedelijk moeten schuilen in de bloemkoolvormige grijze massa in de hoofden van die 50.000 studenten. Daar komen straks de ideeën uitkruipen die de toekomst van onze stad en samenleving moeten gaan vormgeven.

Een kunstenaar die de geëffende paden niet verlaat, zal nooit origineel zijn en dus hooguit een ambachtsman blijven. Een ondernemer die niet out-of-the box denkt, zal nooit kunnen innoveren en verliest de slag om de klant van een concurrent die wel verder kijkt dan zijn neus lang is. En een voetballer die altijd dezelfde passeerbeweging maakt, komt op een gegeven moment zijn man niet meer voorbij. Het is dus van belang om uit de ban te kunnen springen, om te durven je eigen grenzen te verleggen, om überhaupt vooruit te kunnen komen.

Zo’n beetje de hele Westerse samenleving deed in de jaren zestig en zeventig aan rumspringa en dat leverde naast een herijking van normen en waarden een breed scala aan persoonlijk vrijheden op. Je zou haast kunnen beweren dat een samenleving die het rumspringa niet faciliteert, gedoemd is vast te roesten in oude gewoonten en uiteindelijk te versloppen tot stilstand en verval.

In Groningen zouden we het talent dan ook het best kunnen laten floreren door het te laten rumspringa, door studenten de grenzen die ze van hun ouders hebben meegekregen te laten verkennen. Naast alle studie- en werkdruk moet er ruimte zijn voor het feest der zelfontplooiing. En die queeste krijgt niet alleen gestalte in de collegebanken of achter de kassa bij de Jumbo, maar ook in de vroege uurtjes op de dansvloer van de Shadrak of de Blauwe Engel.

Uiteraard zijn er grenzen – comazuipen, jezelf in de fik laten steken, of je buren stelselmatig terroriseren met snoeiharde techno bijvoorbeeld – maar zonder een gezonde portie feest en vrijheid zal al dat talent in Groningen zich minder goed ontplooien. Als je als stad nadenkt over studentenhuisvesting en kwalitatief hoogstand onderwijs, dan zou dat idealiter hand in hand moeten gaan met een frisse visie op rumspringa-faciliteiten.

De volgende keer dat je ‘s ochtends vroeg onderweg naar je werk, met de bruine boterhammen met ham en pindakaas in de broodbak en plastic beker met schroefdop gevuld met karnemelk onder de snelbinders, een corpsbal zijn nachtelijke dieet van bier en shoarma ziet uitkotsen op de gele steentjes van de binnenstad, denk dan niet ‘gatderrie, kutstudent’ maar ‘ah wat mooi, daar is iemand zijn normen- en waardenpatroon aan het innoveren!’

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

zaterdag 24 juli 2010

Fleur Gräper-Van Koolwijk: een resultaatgerichte wereldburger vol idealen

Wie nog niet bekend is met het uitstekende leefklimaat in Noord-Nederland, zou eens op een mooie meidag door de wijk Helpman in het zuiden van de stad Groningen moeten fietsen. Lommerrijk lijkt een woord uitgevonden om de omgeving daar te beschrijven. In een twee-onder-een-kapwoning woont de nummer achttien op de lijst van D66 voor de komende Tweede Kamerverkiezingen: Fleur Gräper-Van Koolwijk. Onder haar deurbel prijkt een sticker van de kinderpostzegelactie.

Het kandideren voor de Tweede Kamer was geen makkelijke beslissing, al speelde het al langer door haar hoofd. Een week na de val van Balkenende IV en na gesprekken met haar familie en haar landelijke netwerk hakte ze de knoop door.

Vorig jaar rond deze tijd was achttien op de lijst bijna een zekere zetel in het parlement, maar de peilingen laten zien dat die kans aanzienlijk kleiner is geworden. Wordt ze niet moedeloos van de peilingen? Gräper: ‘Nee, eigenlijk niet. Ik ga graag de Kamer in, maar ik doe het niet voor mezelf. Ik heb al zoveel gedaan voor de partij; die inzet mag niet verloren gaan. Ik zie het als het leveren van een bijdrage aan een groter doel.’ Bij veel politici zou je na dat antwoord enig cynisme niet kunnen onderdrukken, maar Gräper zegt het zonder blikken of blozen; ze lijkt het echt te menen.

Wie haar politieke voorbeelden zijn? ‘Hans van Mierlo natuurlijk,’ zegt ze zonder enige twijfel. Gräper hoorde hem vlak voor zijn politieke afscheid een zaal toespreken en werd getroffen door zijn rust, maar vooral door zijn talent de vele aspecten van een onderwerp te belichten en daarna een gewogen oordeel te vellen. ‘Je kon het eigenlijk niet meer met hem oneens zijn,’ aldus Gräper. Roger van Boxtel staat bij haar op nummer twee en de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, op drie. Die laatste vindt ze een krachtige vrouw die vooral zichzelf gebleven is. En dat laatste is belangrijk: ‘Er wordt me wel eens verweten dat ik naïef ben en het politieke spel niet goed speel, maar kijk eens wat ik op mijn 35ste al bereikt heb! Het resultaat is belangrijker dan het spel.’

Van Leiden, via Brussel, naar Riga

Toen ze veertien jaar oud was bezocht Fleur Gräper met haar schoolklas het Europees Parlement in Straatsburg. ‘Wow, wat gaaf,’ dat was de indruk die de Europese volksvertegenwoordiging op haar maakte. Vanaf dat moment wist Gräper dat ze de politiek in wilde.

Ze werd een paar jaar later lid van de Jonge Democraten en vervolgens in haar studententijd lid van D66. Waarom koos ze voor D66? ‘Er zijn geen zwart-witoplossingen,’ vertelt Gräper en dat vond ze het beste terug bij de Democraten, die met de blik vooruit de genuanceerde middenweg bewandelen tussen links en rechts.

Het ging daarna snel met haar carrière. Tussen 1999 en 2005 was ze lid van Provinciale Staten in Groningen, van 2003 tot 2005 als fractievoorzitter. In die hoedanigheid stond ze aan de basis van beleid, waardoor de huidige burgemeester Peter Rehwinkel nog steeds regelmatig op reis moet naar steden als Helsinki en Riga: de Noordelijke Ontwikkelingsas (NOA). Die as verbindt de Randstad met Hamburg, Bremen, de Sontregio, de Baltische Staten en Sint Petersburg in Rusland.

Er was nauwelijks sprake van een oriëntatie op het oosten in Groningen. Bij het bordje Zoll stopte de wereld, terwijl daarachter gigantisch veel mogelijkheden tot samenwerking en ontwikkeling lagen. Die visie vormde de basis voor de NOA en de handreiking naar het oosten en die kwam niet zomaar tot stand.

Gräper voerde in haar tijd als statenlid veel gesprekken met een groep van dertig mensen, waaronder ondernemers, leraren en medewerkers van de jeugdzorg en uit die gesprekken kristalliseerde langzaam het idee voor een meer internationale oriëntatie. ‘Waarom geen Letse studenten in Groningen laten studeren? Dat worden uiteindelijk de beste ambassadeurs voor Groningen die je kunt wensen,’ zo vertelt Gräper.

Of de NOA zin heeft? Inmiddels is één op de tien studenten in Groningen Duits, terwijl er tien jaar geleden amper een oosterbuur de weg naar Zernike of het Broerplein wist te vinden. En met grote projecten als Healthy Aging is er vaak eerst sprake van politiek contact, maar als snel volgen bedrijven de politiek op de voet. De NOA telt mee in Europa, zowel op het gebied van economie en innovatie als onderwijs.

Van Charleston naar Brussel en weer terug naar Amerika

Gräper studeerde een jaar aan de universiteit van Charleston, in South Carolina, in het conservatieve zuidoosten van de Verenigde Staten. Die ervaring vormde mede haar beeld over mens en nationaliteit: ‘Overal op de wereld zijn mensen eigenlijk hetzelfde; iedereen is bezig zich te voorzien in basisbehoeften. Gezondheid, een warme maaltijd, een dak boven je hoofd, een kans op onderwijs en een betere toekomst, dat beweegt een Amerikaan net zoveel als een Nederlander of een Est.’

Dat beeld werd bevestigd toen ze in 2006 terugkeerde in Brussel, nu als politiek-strategisch medewerker van de D66-delegatie in het Europees Parlement. Niet nationaliteit is daar het belangrijkste bindmiddel, maar ideologie. Zo had ze veel meer contact met Spaanse liberalen, dan met Nederlandse afgevaardigden uit andere fracties.

Europa is van levensbelang voor Nederland en de andere lidstaten, want de problemen en uitdagingen die we tegenkomen hebben een transnationaal karakter en zijn niet door individuele lidstaten afzonderlijk op te lossen of aan te pakken. ‘De klimaatproblematiek, het energievraagstuk en de economische crisis, ‘ noemt Gräper als voorbeelden van grenzeloze problemen.

Van 2007 tot 2009 was de campagneleider voor de Europese Verkiezingen van D66. Ze verzon de slogan ‘Europa? Ja!’ en de sociaalliberalen boekten één van de grootste verkiezingswinsten sinds 1966.

Het ging Gräper vooral om het uitdragen van een positieve boodschap, één van kansen en mogelijkheden. Niet dat D66 blindelings achter Europa aanloopt, maar binnen de heldere boodschap is er ruimte genoeg voor nuance.

Is dat optimisme het gevolg van naïviteit? ‘Nee,’ zegt Gräper stellig, ‘idealisme.’ Ze citeert Winston Churchill: ‘It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried. Hetzelfde geldt voor Europa; het is niet perfect, maar alle andere opties zijn simpelweg slechter. Nederland is ook niet groot geworden zonder fouten te maken.

Ze vergelijkt het idealisme van D66 met het realisme van de VVD tijdens de Europese campagne: ‘Kies je ervoor om van je idealen realiteit te maken, of van de realiteit je idealen?’ Gräper kiest duidelijk voor het eerste.

Die idealen werden in 2008 geprikkeld door de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Er gebeurde iets aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en Gräper werd met een groep D66-leden geïnspireerd een steentje bij te dragen aan de verandering in het Amerikaanse politieke landschap. Ze voerde campagne voor Barack Obama en belde aan bij Amerikaanse kiezers om ze te overtuigen van het belang van een toekomst onder zijn leiderschap.

Twee keer zag en hoorde ze Obama spreken en vooral zijn authenticiteit, energie en boodschap van hoop troffen haar. Wat haar ook opviel, was het vertrouwen dat de campagnestaf had in de eigen medewerkers; die werden vrij gelaten om de campagne zelf vorm te geven. ‘Obama gelooft in de kracht van zijn eigen mensen,’ zegt Gräper glimlachend, verwijzend naar één van de vijf richtwijzers van D66.

Het Noorden en naar de toekomst

Maar wat heeft ze in petto voor het Noorden? Ze presenteert zich namelijk nadrukkelijk als de kandidaat die zich voor de drie noordelijke provincies wil inzetten. Gräper: ‘Je neemt je eigen omgeving mee de Kamer in. Het Noorden is onderdeel van mijn identiteit geworden.’ Vooral het leefklimaat in Noord-Nederland vindt ze bijzonder. Vrienden uit de Randstad waren zelfs jaloers toen ze weer terug verhuisde naar Groningen.

Maar het Noorden heeft veel meer te bieden dan rust, ruimte, cultuur en gezelligheid. Gräper: ‘De wereld kijkt naar Drenthe als het gaat om moderne sensortechnologie. Daar wordt ook de LOFAR, een revolutionaire radiotelescoop gebouwd. En in Groningen hebben we baanbrekende projecten als Energy Valley en Healthy Ageing. Uniek in de wereld!’ Het is volgens Gräper haar taak straks om deze projecten te benadrukken en dan volgt de rest vanzelf. Bij Healthy Ageing, het grote onderzoek naar hoe we in een tijd van vergrijzing de gezondheidszorg betaalbaar kunnen houden én optimaliseren, werkt de universiteit samen met het hbo en het mbo en is het bedrijfsleven inmiddels enthousiast aangehaakt. ‘De wereld zal naar Groningen kijken,’ aldus Gräper.

‘Het gaat om keuzes maken,’ vervolgt Gräper. Zo ziet ze niets in gemeenschapsgeld steken in het krampachtig overeind houden van scheepswerven, maar vindt ze investeren in onderzoek bij Healthy Ageing zeker verantwoord.

Ze ergert zich wel eens aan het negativisme als het om het Noorden gaat, alsof het Noorden onrecht wordt aangedaan. Die negativiteit wil ze graag doorbreken.

En haar rol als politicus, hoe ziet ze die? ‘Wat ik graag wil is contact houden met kiezers. Blijven canvassen, ook na de verkiezingen. Benaderbaar zijn. Je e-mail beantwoorden. Open staan,’ zegt ze. Gräper gelooft niet zo in de kloof tussen burger en politiek. Wel ziet ze dat het contact nu vooral negatief is, dat kiezers pas de politicus opzoeken als er wat mis is of te klagen valt. Gräper hoopt dat ze ook bij haar gaan aankloppen met goede ideeën.

‘Je moet creativiteit bezitten en belangen goed kunnen afwegen en organiseren. De dialoog is ontzettend belangrijk.’

De politieke dialoog in Nederland wordt momenteel gedomineerd door kwesties als immigratie en integratie. Toen Gräper als studente in Charleston woonde, schrok ze van de segregatie daar – een cultuurshock noemt ze het. Blank en zwart leidden strikt gescheiden levens en sloten elkaar wederzijds uit. Is dat een toekomst waar we in Nederland bang voor moeten zijn, waarin bevolkingsgroepen volledig gescheiden van elkaar leven? ‘Als we niet uitkijken misschien wel, zeker als we mensen gaan beoordelen op hun geloof, hun huidskleur of het feit dat ze een dubbel paspoort hebben. Het valt simpel te voorkomen; door mensen te beoordelen op hun gedrag en niets anders’.

Dit artikel verscheen eerder op de websites van D66 Groningen en D66 Oldenzaal.

donderdag 22 juli 2010

Harde Baas and the Temple of Boom

Van savanne naar techno

Met de opkomst van de dance in de jaren tachtig is de muzikale cirkel eigenlijk weer rond.

Duizenden jaren geleden dansten onze voorvoorvoorvaderen zich al naar een roes op de savannes van Afrika na het verorberen van een prooi. Terwijl de spijsverteringskanalen van de Adams en Eva’s de onfortuinlijke zebra of gnoe verteerden en zo al het bloed opeisten, sprongen en hupten onze voorouders net zo lang op het ritme van trommels tot ze een staat van euforie bereikt hadden. Licht in het hoofd na de zware maaltijd werd met muziek de extase bereikt, die duizenden mensen nu zoeken in clubs en op feesten. Nu vieren we het weekend; destijds het einde van de honger.

Na een hoopvolle prehistorische start ging het enkele duizenden jaren goed mis. Het ritme verdween uit de muziek, of werd in ieder geval minder dominant, met als absoluut dieptepunt het nare, eeuwendurende uitstapje naar de pure emo die ‘klassieke’ muziek genoemd wordt; seksloze moeilijkdoenerij compleet met pruiken en wit bepoederde gezichten.

Er was zo’n beetje de grootste misdaad uit de menselijke geschiedenis voor nodig om ritme weer te laten prevaleren boven melodie; zwarte slaven in het zuiden van de Verenigde Staten maakten de geestdodende eentonigheid van het werk op de katoenplantages draaglijker door te zingen. Het hele hedendaagse rijke pallet aan zwarte muziek komt voort uit die ritmische ‘slave songs‘ en die vormen daarmee eigenlijk de bron van vrijwel alle moderne muziek.

Uit de slavenliederen kwamen gospel, soul, blues, jazz en wat later ook pop en rock bovendrijven. En in de jaren zeventig ontstond de eerste, puur op ritme geënte muziekstroming; de vermaledijde disco. In een nachtclub in Detroit, The Warehouse, begonnen deejays begin jaren tachtig de beat van de disco te combineren met de machinale geluiden van de lopende banden van de daar toen nog florerende auto-industrie, en voilá, the rest is history; techno was geboren.

Ritme kan een kalmerende werking hebben, omdat het ons herinnert aan de hartslag van onze moeders, die tijdens ons verblijf in de veilige omgeving van de baarmoeder als paukenslagen de soundtrack van ons prenatale leven vormde. Of het is juist opzwepend, als het ritme van de coïtus, en voldoet zo aan onze meest basale raison d’être. Techno valt, alhoewel sporadisch rustgevend, duidelijk in de laatste categorie. Het is, net als alle dance eigenlijk, een muzikale allegorie voor neuken.

En techno is de beste en meest veelzijdige minnaar uit het genre; creatief, broeierig, intelligent, afwisselend, intens, diep, emotioneel en steeds het hoogtepunt uitstellend tot een daverende climax die dagenlang blijft rondzingen in je hoofd.

Wellicht dat techno daardoor ook gevonden kan worden in alle lagen van de samenleving; de aantrekkingskracht is universeel, dus kunnen zowel dikgezopen corpsballen, wereldvreemde kunstenaars als zure systeemhaters er hun seksuele ei in kwijt. Zo ook in Groningen.

Harde Baas

Waar trance eigenlijk alleen te genieten valt op enkele tientallen grote feesten per jaar, daar borrelt en bruist techno wekelijks op uit alle spelonken en krochten van Nederlandse steden. Zo kan je in Groningen iedere week wel drie á vier avonden van een flinke portie beats en white noise genieten, of het nou de grote feesten in Huize Maas zijn of meer obscure feesten met namen als Kus op je kut, en dat valt eigenlijk van geen andere muziekstijl te zeggen.

Vroeger leerde je als dwarse, pukkelige puber gitaar spelen en droomde je van krijsende tienermeisjes en lyrische recensies in de Oor. Tegenwoordig koop je een deck en een tas vol platen en fantaseer je over het in vervoering brengen van joelende massa’s op feesten als Awakenings. ‘The times, they are a-changin’‘.

Ook in Groningen fröbelen tientallen, zo niet honderden, aspirant-deejays met platen, CD’s, decks en laptops en ze hopen allemaal ooit een opzwepende set in elkaar te kunnen draaien. Af toe steekt er onvermijdelijk een deejay met zijn kop boven het maaiveld uit. Martin ter Braake steekt vrij letterlijk boven dat maaiveld uit, want hij tikt, inclusief kenmerkende gleufhoed, gemakkelijk de twee meter aan.

Martin draait techno als Harde Baas en mocht onlangs een contract tekenen bij het bureau dat ook het management van Joris Voorn, ‘s lands grootste techno-dj, verzorgt. Zijn ster rijst snel en dat is opmerkelijk, want Harde Baas begon pas twee jaar geleden met draaien. Hij leende destijds drie maanden lang twee decks van een vriend en leerde zo de platen aan elkaar te rijgen tot een stampende set.

Daarvoor was hij al met muziek bezig; terwijl hij nu de beats uit elektronica tevoorschijn tovert, ramde Martin vanaf zijn twaalfde met stokjes op een ouderwets drumstel en was al eens drummer in een punkrockband.

“Ik zag mezelf nooit als iemand die een kantoorbaan zou doen. Ik heb altijd de ambitie gehad om iets met muziek te gaan doen,” zegt Harde Baas, nippend aan een glas cola in de tuin van café De Drie Uiltjes. “Gitaarmuziek zit in mijn hart, daar luister ik nog steeds heel veel naar.”

Zijn dj-naam heeft niets te maken met zijn draaistijl of het volume van zijn sets, maar dateert nog uit zijn tijd als drummer. “We zaten in een auto onderweg naar een optreden en toen maakte ik een nogal lompe grap. “Jij bent echt een harde baas,” zei iemand en die naam is toen een beetje blijven hangen.”

Techno wordt gedraaid op tal van plaatsen in Groningen; Huize Maas, Pand 48, Shadrak, Het Platformtheater en vooral Simplon zijn podia die regelmatig deejays de kans bieden hun kunsten te vertonen. Waar draait Harde Baas zelf graag? “Het liefst in een donker hol,” zegt hij grijnzend, “daar komt techno het beste tot z’n recht.”

Dat hij een lokale bekendheid begint te worden, bleek wel uit het verjaardagsfeest dat hij eind januari gaf in Huize Maas. Aanvankelijk maakte hij zich zorgen of er wel genoeg bezoekers zouden komen opdraven en had hij voor de zekerheid de draaitafel wat de zaal ingeschoven, zodat de ruimte wat kleiner leek. Die zorgen bleken onterecht. “Dat optreden was het vetste ooit. Een paar honderd man zongen ‘lang zal die leven’ en het was stampvol! Zoiets raakt je wel!”

Harde Baas trekt niet altijd volle zalen. “Laatst stond ik te draaien voor elf mensen. De organisatie schaamde zich kapot, maar ik vond het juist leuk, want het bood me de kans om iets nieuws te proberen.”

Echt vastpinnen op een stijl wil hij zichzelf niet, want die blijft zich steeds ontwikkelen. “Er valt niet echt een etiket op te plakken,” aldus Martin. Hij wil in de toekomst zeker zijn eigen tracks gaan produceren. Op dat vlak kijkt hij erg op tegen twee deejays. “Stephan Bodzin,” noemt hij al eerste, “die is op productioneel vlak zo sterk. Diep, donker en dreigend, maar hij combineert dat met passie en uitstraling. Toen ik hem zag draaien, was het alsof ik water zag branden.” Begin januari draaide de Duitse producer en dj nog in een propvol en dampend Simplon, dat er regelmatig in slaagt grote namen naar Groningen te halen. Ook de Engelse Max Cooper is een voorbeeld voor Harde Baas. “Hetzelfde verhaal als bij Bodzin eigenlijk, geniale producties; hij weet klassieke invloeden feilloos te combineren met techno.”

Qua local heroes vindt Martin Freak Strano er bovenuit steken: “Hij is verreweg de beste producer en dj van Groningen. Er is sowieso veel talent hier in de stad.”

Zelf draait hij nog weinig buiten de stad. “Waarom zou je als organisator een dj uit Groningen halen, als je een lokale dj kan uitnodigen die een zwik vrienden meebrengt?” Of daar verandering in gaat komen nu hij wellicht mee kan in de slipstream van Joris Voorn? Harde Baas haalt glimlachend zijn schouders op: “Wie weet.”

Hij ziet het draaien niet als werk en heeft het nog nooit als een baan ervaren. Martin kan er ook niet van leven, ondanks zijn succes in Groningen. Zijn baan bij KPN kan hij uitstekend combineren met zijn nachtelijke escapades in de technoscene. Hij kiest er ook bewust voor om niet full-time te gaan draaien. “Andere deejays maakten die keuze wel en staan af en toe ook op bruiloften te draaien om hun brood te verdienen. Vaak moeten ze dan een bepaalde stijl of bepaalde platen draaien. Dat wil ik niet. Het gaat mij om de vrijheid. Ik wil draaien wat ik zelf wil en daarin geen concessies doen.”

Toch moet het slopend zijn om ‘s nachts te draaien en overdag een normale baan te hebben, maar volgens Harde Baas valt dat reuze mee. “Je moet je niet verliezen in het feestgedruis. Je moet goed opletten, powernaps pakken wanneer dat kan, een uur voor het draaien arriveren en niet na afloop van elk optreden te lang blijven hangen.’

Hoe komt het dat hij zo succesvol is? Waarin onderscheidt hij zich van al dat andere Groningse talent? “Hard werken, de punkrockmentaliteit,” herhaalt Martin een paar keer, “je moet er echt vol voor gaan, dat straal je uit en dan ziet het publiek. Er is genoeg talent, maar als je maar één keer per maand of één keer in de twee maanden draait, dan kom je er niet. Ik denk dat bepaalde dj’s veel verder zouden kunnen komen als ze er nog harder voor zouden werken.”

Harde Baas draait overal, van de Oosterpoort tot een flatfeest in Selwerd. “Mensen denken vaak dat ik duur ben, nu ik een beetje naam heb gemaakt, maar dat valt echt heel erg mee. Voor kleine feesten vraag ik nauwelijks iets, een paar tientjes maar soms, maar op de grotere feesten wil ik gewoon een eerlijk aandeel hebben. Als de organisatie eraan verdient, dan wil ik ook gewoon naar rato betaald krijgen.”

The Temple of Boom


Het is niet alleen het harde werken waarin Harde Baas zich onderscheidt van de massa. Vorig jaar zag ik hem in de kleine zaal in Simplon de avond afsluiten met een knallende set. Dat ging ongeveer als volgt.



Een aantal bezoekers danst nog in de mist van de rookmachine. Harde Baas draait de beat weg en uit de boxen giert en scheurt de white noise, de hele zaal bij de hand nemend naar een zalige climax, die zal volgen als de beat, de hartslag van de avond, weer terugkeert.

Martin stelt de verlossende klappen uit en uit en draait de effectenbak vol open, waardoor het lijkt of je in de slipstream van de motor van een Boeing 777 staat. Uitdagend kijkt hij de zaal in. Er wordt gefloten en gejoeld. Dan draait Harde Baas de white noise weg en is het een fractie van een seconde stil. En…Boem! Boem! Boem! De beat is terug, knalhard, en zet zelfs de meest vermoeide voeten weer aan het dansen. De bas golft door je knieën en buik. Handen steken de lucht in en de zaal gaat uit haar dak.

Harde Baas geeft de draaitafel, die aan kettingen aan het plafond hangt, een zwiep, waardoor deze heen en weer begint te schommelen en draait zich wat demonstratief om. Hij keert de zaal de rug toe en maakt nog lachend een wegwerpgebaar. “Zoek het maar uit met die beat” zo lijkt hij te zeggen en zet zijn handen in zijn zij. Harde Baas is niet alleen een harde werker, hij is ook een showman.

Toch spreekt Martin niet van show. “Het gaat om de interactie met de zaal. Die is heel belangrijk,” zegt hij. “Sommige dj’s laten de platen gewoon lopen, maar ik wil er altijd iets bijzonders meedoen, met effecten een sound creëren en kijken hoe de zaal reageert.” Die zaal moet je kunnen aanvoelen, zoveel is duidelijk.

“De sfeer op feesten is altijd bijzonder, want er is eigenlijk nooit sprake van agressie of ongeregeldheden, terwijl er allerlei soorten mensen door elkaar lopen. Iedereen komt er om een goede avond te hebben, niet meer of niet minder.”

Zelfs zijn ouders, die hem op de voet volgen, kwamen kijken hoe hij draaide in The Palace. “Ze vonden het helemaal te gek en gingen pas om kwart over zes naar huis,” vertelt Harde Baas lachend. “Techno leer je niet waarderen op je veertiende, daar kom je vaak pas op latere leeftijd mee in aanraking.”

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

De natuurlijke habitat van Robert Prummel

Vorige week maandag zag ik Robert Prummel, de flamboyante lijsttrekker van de Stadspartij, in de mooie oude raadszaal van het stadhuis een saucijzenbroodje eten. Hap, hap, hap en weg was het broodje.

Ik moest meteen denken aan de schitterende natuurdocumentaires waar de BBC de kijker op zondagavond dikwijls op trakteert. Sir David Attenborough is dan even het geweten van de gehele mensheid, als hij je meeneemt naar alle uithoeken van de aarde en met duizelingwekkend camerawerk de wonderbaarlijke diversiteit van het leven op onze planeet toont.

Zet er wat Sigur Rós onder en het is om te janken zo mooi.



Bij de kauwende Robert Prummel werd ik meegenomen naar de lente in Alaska, waar de sneeuw net gesmolten is en de rivieren uitpuilen met vis. Op een rots bij het water zit een oude grizzlybeer. Hij mist een paar nagels aan zijn klauwen, verloren in gevechten met andere beren en de bast van een weerbarstige berk. Tevreden smakt de beer op het karkas van een zalm. Hij is heer en meester binnen zijn eigen territoir.

Zo zat Robert Prummel in de raadszaal. Met de punt van een servetje ontdeed hij zijn mondhoeken van de restjes bladerdeeg en zakte onderuit in zijn zetel. Getooid met de zelfvoldane glimlach van een overwinnaar staarde hij de zaal rond.

Een week daarvoor was Robert Prummel nog uitgejouwd en weggehoond tijdens een televisiedebat in een volgepakt Huize Maas. Debatleider Hans Harbers had de lijsttrekker van de Stadspartij geadviseerd de naam van zijn partij maar om te dopen in ‘de Dorpspartij’ en de zaal joelde en klapte de handen stuk.

Twee dagen later haalde Prummel zijn wraak; hij werd de grote winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen. De Stadspartij warmt vijf in plaats van twee zetels de komende vier jaar.

In de oude raadszaal werd openbare achterkamertjespolitiek bedreven. Onder leiding van PvdA-formateur Frank de Vries mochten de onderhandelaars van alle fracties hun voorkeuren voor een nieuwe coalitie uitspreken. Alle partijen, zelfs de allerkleinsten, werden vertegenwoordigd door twee personen. Alleen Robert Prummel zat er alleen, eenzaam als de beer op rots bij de rivier in Alaska.

Geen van de partijen sprak zijn voorkeur uit voor een coalitie met de Stadspartij. Prummel werd zelfs beticht van ‘afbraakpolitiek’ door de fractie van Student en Stad. Hij hoorde het met een glimlach aan.

Prummel is wel wat gewend. Hij is al jaren verwikkeld in een gevecht met de gevestigde orde, met de politieke krachten die zijn stad willen vormgeven, met de wolven die zijn jachtgebied bedreigen. Hij schuwt geen middel zijn territorium te verdedigen. Hij wil overleven.

Zo stelde hij vlak voor kerst zoveel vragen aan het college over het Groninger Forum, dat wethouder Karin Dekker wat overwerkt tijdens het kerstdiner de linzensoep koud opdiende en de tofukerstboompjes liet aanbranden. En afgelopen week deed het college aangifte vanwege een gelekt ambtelijk stuk over de regiotram, dat Robert Prummel in handen had gekregen en vlak voor de verkiezingen had doorgespeeld aan het Dagblad van het Noorden.

Prummel fungeert zo als de luis in de pels van de Groningse gemeentepolitiek; cynisch over de betrouwbaarheid van beleidsmakers en optimaal profiterend van de angst voor verandering onder een deel van de stadjers. Prummel zweeft ergens tussen populisme en conservatieve rebellie tegen al te grootstedelijke oplossingen.

Is hij, zoals de beer, alleen maar bezorgd over hoe hij zijn volgende maaltje kan binnenhalen, of maakt hij zich daadwerkelijk zorgen over het natuurlijk evenwicht in zijn territorium? Zit hij er kortom voor zichzelf of de stad? In ieder geval is het net zo moeilijk Alaska zonder beren voor te stellen, als de gemeenteraad zonder Robert Prummel. Het is zijn natuurlijke habitat.

En kijk, vanachter de rots komen vier welpjes gekropen. Ik ben benieuwd of ze volgende lente halen. Prummel overleeft het wel, daar ben ik zeker van.

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

maandag 5 juli 2010

Strooizout, flyervingers en het gelijk van de PvdA

Ook zo genoten van de campagne? Je kon de afgelopen weken je kont niet keren in de binnenstad, of een kleurrijk bejaste vrijwilliger van een politieke partij probeerde je wel een flyer in de handen te drukken. Naast de flyers waren er de rode rozen van de PvdA, de proefballonnetjes van de VVD en de bananen van het CDA. Ook heb ik van GroenLinks een lekker fris edoch wat zurig appeltje mogen ontvangen. Afijn, je kon in ieder geval door de flyers het bos niet meer zien.

Zelf ben ik medeschuldig geweest aan het campagnegeweld in de stad. In augustus had ik mij gekandideerd voor de gemeenteraad voor D66 en de afgelopen maanden deed ik vol mee aan de jacht op de kiezer. Dat jagen deed ik gewapend met flyers bij supermarkten en zelfs belletje lellend in de wijk, al wachtte ik dan wel netjes tot er werd opengedaan.

Flyeren bij de Jumbo of Albert Heijn is weinig verheffend, maar het aanbellen bij mensen thuis kon tot erg interessante gesprekken leiden. Groningers hadden vaak een duidelijke mening over de tram, het Groninger Forum, of de wissel van Ron Jans naar de aartsrivaal. Maar wat was daarnaast een veel gehoorde klacht tijdens het canvassen?

Dat het strooizout op was! En daar hadden we nou net niets over in het verkiezingsprogramma staan.

Het was dan ook geen prettig weer om campagne te voeren. Gerrit Hiemstra vertelde onlangs dat dit één van de koudste winters van de afgelopen twintig jaar is geweest. Voor de vrijwilligers van de politieke partijen in Groningen was het dan ook vaak afzien. Flyeren kan niet met handschoenen aan, dus waren je vingers blauw na een middagje posten bij de Super de Boer of de Aldi. Naast loopgraafvoeten heb je dus ook zoiets als flyervingers.

PvdA-Kamerleden Pierre Heijnen en Paul Kalma stelden begin februari voor toekomstige gemeenteraadsverkiezingen vanwege de kou te verplaatsen naar een warmer jaargetijde. Waarschijnlijk zijn het net zulke notoire koukleumen als ondergetekende. Hoongelach was hun deel. Mietjes waren het. Zelfs Wouter Bos noemde het voorstel van zijn partijgenoten een ‘domme fout‘.

Destijds dorstte ik het niet toe te geven, maar stiekem gaf ik Heijnen en Kalma wel gelijk. Bij dezen dus; ik was het voor de verandering een keer eens met een PvdA-voorstel. En voor de zoveelste keer oneens met Bos.

Maar goed, de verkiezingen zijn geweest. Het CDA is uitgegleden over de eigen bananenschil. De PvdA wist de schade beperkt te houden, maar dat kwam meer door Uruzgan dan de overdaad aan rozen. De SP verloor fors, ondanks dat Cathy en Gré hun flyer sierden. De VVD won en mag met een zetel extra ‘nee’ zeggen tegen de plannen van links. En GroenLinks wist zich knap staande te houden tegen het gegrom van de Partij voor de Dieren.

De grote winnaar was de Stadspartij, maar die heb ik nauwelijks gezien op zaterdagmiddag in de Herestraat. Zelf kwam ik nèt zo’n vijfhonderd voorkeurstemmen te kort voor een raadslidmaatschap. Wie weet probeer ik het over vier jaar nog een keer, maar dan hoop ik echt op een kwakkelwinter.

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

zondag 4 juli 2010

Ommeland en Achterland

Lonely at the top

Van de grandeur van het provinciehuis in Groningen valt weinig te bespeuren, als je via de zijingang aan de Turfsingel het pand betreedt. Het trappenhuis is donker en krap en eenmaal boven gekomen op de verdieping waar de Statenfracties kantoor houden, kan je je eigenlijk niet voorstellen dat in die kleine kamers beslist wordt over wat er jaarlijks met de 340 miljoen euro moet gebeuren, die de Groningse Provinciale Staten tot hun beschikking hebben.

In het kleinste kamertje huist de eenmansfractie van D66 in de persoon van Piet de Vey Mestdagh. Op het oppervlak van een bescheiden studentenkamer staan twee bureaus bezaaid met papier en een kast die uitpuilt van de ordners en de paperassen. Een enkel raam biedt uitzicht op het Schuitendiep.

Het is de dinsdagochtend na de succesvolle nieuwe ledendag van D66, waar De Vey Mestdagh als spreker optrad, en ik sta wat gammel na een uit de hand gelopen fractievergadering tegenover een wat Pim Fortuyn ongetwijfeld een typische D66-krullenbol zou hebben genoemd. Het ribfluwelen jasje en het D66-groene overhemd complementeren dat beeld.

We staan al snel buiten met een dampende mok cappuccino een sigaret te roken. Onder de krullen blijkt een intelligente, kritische geest schuil te gaan. De Vey Mestdagh studeerde ooit econometrie en filosofie, sjeesde, maar rondde uiteindelijk een studie rechten af. Vervolgens werd hij als dienstplichtige onder de wapenen geroepen en fungeerde hij, zodra hij zijn kistjes had dichtgestrikt, als luis in de pels van zijn meerderen.

Toen hij doorkreeg dat een peloton soldaten collectief gestraft werd, sloeg hij het handboek van de soldaat er maar eens op na en wees de commandant er fijntjes op dat collectief straffen binnen de Nederlandse krijgsmacht niet is toegestaan. Hij kreeg gelijk, zo vertelt De Vey Mestdagh met een glimlach, en bracht de rest van zijn veertien maanden durende diensttijd door binnen de militaire vakbond in plaats van een schuttersputje.

Na zijn diensttijd werkte en woonde hij in Amsterdam, maar keerde uiteindelijk weer terug naar zijn roots; Groningen. Nu is hij de eenzame pleitbezorger van het sociaalliberalisme in de Groningse Provinciale Staten, waar de conservatieve mastodonten CDA, PvdA en SP met de scepter zwaaien. Twee uur lang praten we over zijn visie op en zijn werk voor de provincie. En die visie is vrij letterlijk grensverleggend.

Ommeland: wind, water en gemodder

De provincie zit als bestuurslaag ingeklemd tussen de gemeenten en Den Haag en concentreert zich vooral op de regionale samenhang en ontwikkeling, wat zich vooral uit in aandacht voor infrastructuur en natuurbeleid. Bepaalde zones, zoals de regio Assen-Groningen, worden specifiek aangewezen als ontwikkelingsgebieden, waarin wonen en werken gestimuleerd worden door de provincie. Bedrijvigheid en woningbouw en veel aandacht voor een goed wegennet en openbaar vervoer moeten daar zorgen voor economische groei. In het ommeland ligt de focus meer op het beschermen van het rurale karakter en het goed laten samengaan van landbouw en natuur.

Provinciaal beleid richt zich daarnaast op grote thema's, zoals klimaatverandering. De verwachte extra instroom van water in de provincie moet in goede banen geleid worden en dat vergt een soort van regionaal drainagesysteem, waarin de waterhuishouding wordt voorbereid op de gevolgen van de opwarming van de aarde. Welke gebieden mogen bijvoorbeeld onder water lopen als de nood echt aan de man is?

Maar ook op microniveau bemoeit de provincie zich met beleid. In zijn rede tijdens de nieuwe ledendag refereerde De Vey Mestdagh aan de wat zotte restricties die de provincie stelde aan het bouwoppervlak van nieuwe woningen buiten de gemeenten, die mede dankzij D66 wat ruimer werden. Maar ook bijvoorbeeld de hoogte van mestsilo's vormen onderdeel van provinciale bemoeienissen.

Het beleid van de provincie kent wisselende resultaten. De ontwikkeling van de regio Assen-Groningen mag als een succes aangeduid worden. De stad Groningen is bijvoorbeeld langzaam haar economische achterstand op de rest van het land aan het inlopen. Een ander succesverhaal is de regio rond Delfzijl en Eemshaven, wat zich zelfs de snelst groeiende economische regio van Nederland mag noemen.

Het zorgenkindje van de provincie is echter de regio Oost-Groningen, waar geen sprake is van groei, maar van krimp. Onlangs rapporteerde het 'Topteam Krimp' dat de bevolking in Oost-Groningen tot 2025 met 9 procent zal afnemen en in Noordoost-Groningen zelfs met 16 procent. De provincie investeerde al 109 miljoen euro in het prestigieuze project De Blauwe Stad, maar er is vooralsnog bepaald geen sprake van een stormloop op de beschikbare kavels.

De Vey Mestdagh verwijt het provinciebestuur een gebrek aan visie als het gaat om het tegengaan van de krimp. De gemeenten Winschoten, Scheemda, Reiderland, Pekela, Veendam, Bellingwedde en Menterwolde, verenigd in de Streekraad Oost-Groningen, zouden bijvoorbeeld graag een groot outletcentrum gerealiseerd zien bij Zuidbroek. Het outletcentrum zou een belangrijke economische impuls kunnen vormen voor de regio, maar het provinciebestuur houdt de ontwikkeling vooralsnog tegen. De bestaande winkelkernen zouden teveel concurrentie gaan ondervinden van het outletcentrum.

De Vey Mestdagh betwist dit; een studie spreekt van een marginale invloed op de omzetten van bestaande winkels en het outletcentrum zou juist een boost betekenen voor de regio op het gebied van werkgelegenheid. Toch zegt de provincie 'nee'. 'Het is alsof de provincie verwacht dat Oost-Groningen zich als een Baron von Münchhausen aan zijn eigen haar uit het moeras trekt,' alsdus De Vey Mestdagh.

Op de lange termijn ziet het D66 Statenlid voor de provincie een gouden toekomst weggelegd op het gebied van energie; Groningen zou wat dat aangaat zelfs het kloppende hart van Europa kunnen worden. Het gaat daarbij niet alleen om het aardgas in de bodem, maar juist het ommeland, waar de wind door de vlakte en de leegte vrij spel heeft, zou ideaal zijn voor windmolens en schone windenergie.

Ooit was Nederland voorloper op het gebied van windenergie, maar inmiddels hebben Duitsland en vooral Denemarken, waar miljarden worden verdiend aan windmolens, die positie overgenomen. Groningen zou weer kunnen aanklampen en kunnen gaan profiteren van het investeren in kennis en innovatie, maar het provinciebestuur werkt die ontwikkeling tegen. Alleen in de regio Delfzijl-Eemshaven schieten de windmolens als paddenstoelen uit de grond. Andere gemeenten zouden graag investeren in windmolens, maar mógen dit simpelweg niet. Onder het mom van 'landschapsvervuiling' houdt met name de PvdA die ontwikkeling tegen, terwijl in de visie van het CDA zoals te doen gebruikelijk nauwelijks een lijn valt te ontdekken, zo verzucht De Vey Mestdagh.

Achterland: vooruit naar de middeleeuwen

In de veertiende eeuw sloot Groningen zich aan bij het Hanzeverbond (1282-1669), een samenwerkingsverband van kooplieden uit vooral Duitsland, Scandinavië, Polen, de Baltische landen, Rusland én Nederland. Het resulteerde in een bloeiperiode voor stad en ommeland. Als het aan De Vey Mestdagh en D66 ligt, wordt het de hoogste tijd voor een nieuw Hanzeverbond; stad en provincie zouden opnieuw de blik oostwaarts moeten keren. De groeimogelijkheden liggen vooral over de grens. Het Groningse achterland stopt niet bij het bordje Zoll, maar begint daar juist.

De foto die op de flyer voor de Provinciale Statenverkiezingen van D66 prijkte, liet die ambitie al goed zien; een richtingwijzer wijst met een bord naar Groningen en met een ander bord naar Bremen. Denk en handel internationaal, zo luidt één van de vijf richtingwijzers van D66, en De Vey Mestdagh is een pleitbezorger van die visie.

De moderne variant van het Hanzeverbond is de Noordelijke Ontwikkelingsas (NOA), die geografisch vrijwel overeenkomt met haar middeleeuwse voorloper. Met de val van het IJzeren Gordijn is het hele gebied rond de Oostzee ontsloten en biedt het nu mogelijkheden voor internationale handel en ontwikkeling.

Hamburg vormt het kloppende hart van die nieuwe as. De Duitse stad, die momenteel de meeste miljonairs van onze oosterburen herbergt, profiteert niet alleen van de nieuwe kansen in het oosten, maar ook van de bouw van de Sontbrug tussen Zweden en Denemarken, die voor een sterke impuls van het verkeer tussen de economische groeikern rond Malmö en Kopenhagen heeft gezorgd.

Idealiter was er ook een verbinding tussen de Randstad en Hamburg tot stand gekomen, met Groningen als meeprofiterend tussenstation, maar een belangrijke component van die verbinding, de Zuiderzeelijn, sneuvelde, omdat het kabinet het vertrouwen was kwijtgeraakt na het debacle met de Betuwelijn.

'Zonde', zo redeneert De Vey Mestdagh, want de ontwikkelingen rond de A7 in Joure en Heerenveen laten zien, dat een verbindingsas direct kan resulteren in meer bedrijvigheid en economische groei. De gelden die vrijkwamen door het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn worden nu naar binnen geïnvesteerd – hij noemt de zuidelijke ringweg als voorbeeld – in plaats van naar buiten, naar het nieuwe achterland.

Toch blijft hij zich hardmaken voor een blik gericht op het oosten, voor een meer internationale visie. Stad en ommeland zouden kunnen profiteren van betere verbindingen met het Noord-Duitse achterland bijvoorbeeld. Sinds 1977 wordt er al actief samengewerkt in de Eems Dollard Regio (EDR), maar de verbindingen tussen Groningen en Duitsland zijn op zijn zachtst gezegd allesbehalve optimaal.

De Vey Mestdagh pleit daarom voor een betere treinverbinding tussen Groningen en Leer in Noord-Duitsland. Een betere verbinding leidt tot meer interactie en zal tal van positieve spin-off effecten kunnen krijgen. Je zou verwachten dat de provincie wel wat zou zien in het upgraden van de bestaande boemel, maar nee, er wordt alleen gekeken naar het huidige aantal reizigers, dat een investering niet rechtvaardigt, in plaats van de toekomstige mogelijkheden.

Het gaat volgens De Vey Mestdagh overigens niet alleen om infrastructuur, maar ook om beleving. Aan beide zijden van de grens moet het besef gaan doordringen dat die grens geen barrière vormt, maar dat juist een internationale handreiking elkaars ontwikkeling kan stimuleren. De Vey Mestdagh was daarom ook voorstander van het plan om van de gemeente Bellingwedde een Nederlands-Duitse gemeente te maken, á la Kerkrade, om die samenwerking meer zichtbaar en tastbaar te maken. Het zal er voorlopig niet van komen.

Niet alleen internationaal valt er nog een slag te slaan; ook regionaal kan de samenwerking nog veel beter. De Sociaal-Economische Raad Noord-Nederland riep eerder dit jaar op tot een veel intensievere samenwerking tussen de drie noordelijke provincies. Drenthe, Groningen en Friesland zouden het beste één noordelijke provincie kunnen gaan vormen. Vooral Fryslān sputtert nog tegen, want de Friezen zijn bang voor het verlies van hun nationale identiteit. De Vey Mestdagh ziet wel wat in een samenvoeging van de noordelijke drie. Frisia zou dat nieuwe landsdeel volgens hem moeten gaan heten, ook om de Friezen over de streep te trekken, maar dan wel met Groningen als hoofdstad. Een pronkjewail met een veel grotere gouden rand.

Hopelijk mag Piet de Vey Mestdagh na de volgende Provinciale Statenverkiezingen een grotere kamer gaan betrekken in het provinciehuis. De provincie Groningen verdient tenslotte beter.

Dit interview verscheen eerder in Groeningana, het magazine van D66 Groningen.

vrijdag 6 november 2009

Vrouwen zijn apegeile liegbeesten

'Women are meant to be loved, not to be understood' zei de Ierse schrijver en dichter Oscar Wilde zo'n anderhalve eeuw geleden heel treffend, maar de Canadese psychologe Meredith Chivers deed toch een dappere poging het mysterie vrouw te ontrafelen. In een artikel in het New York Times Magazine van januari van dit jaar werden de resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat Chivers uitvoerde beschreven en die uitkomsten mogen toch opmerkelijk genoemd worden.

Chivers zette mannen en vrouwen voor een televisie en liet ze beelden zien van neukende hetero's, homo's en lesbo's, masturberende mannen en vrouwen, een vrouw die aan het fitnessen is, een 'mooi geboetseerde' man die over het strand loopt en last but not least parende bonobo's. Ze wilde nagaan hoe opgewonden mannen en vrouwen werden van het zien van de beelden en bracht meetapparatuur aan op en in de genitaliën van de deelnemers. Daarnaast konden de deelnemers ook via een keypad aangeven hoe jippig ze werden van het vertoonde materiaal.

De resultaten bij de mannelijke deelnemers waren weinig opzienbarend. Hun piemels begonnen te zwellen bij het zien van neukende hetero's, neukende lesbo's, masturberende vrouwen en ook de dame in de fitnessruimte kon de mannen wel bekoren. De neukende homo's, de mooie man op het strand en de parende bonobo's lieten de mannen koud. Daarnaast bleken de mannen ook eerlijk te zijn over hun geilheid en gaven ze netjes via het keypad door wanneer ze zich opgewonden voelden. The men’s minds and genitals were in agreement, aldus het New York Times Magazine.


Nee, maar dan de vrouwen, die lustten er wel pap van! De meetapparatuur in de vagina's van de deelnemers detecteerde een toegenomen staat van opwinding bij het zien van neukende hetero's, homo's én lesbo's. De vrouwelijke deelnemers werden daarnaast geiler van de vrouw in de fitnessruimte dan de man op het strand, waarvan ze overigens óók opgewonden raakten. Opmerkelijk genoeg begon de geilheidsmeter ook te piepen toen de vrouwelijke deelnemers de parende bonobo's zagen! Driewerf bah! Kortom, vrouwen werden geil van alle beelden.

Waar de mannelijke deelnemers nog eerlijk via het keypad doorgaven dat ze een stijve kregen, daar bleken de vrouwen wat minder betrouwbaar te zijn. Bij het zien van de neukende lesbo's liet de meetapparatuur in de vagina zien dat de vrouwen opgewonden raakten, maar via het keypad lieten ze weten geen nattigheid te voelen. Ook bij de neukende homo's sloegen de meters uit, maar via het keypad lieten de vrouwelijke deelnemers weten dat de beelden hen niets deden. De vrouwen verzwegen hun geilheid.

Via het keypad lieten de dames weten dat ze daarentegen weer bijzonder opgewonden raakten van de neukende hetero's. De meetapparatuur detecteerde echter wel opwinding, maar niet in de mate die vrouwen via het keypad rapporteerden. Bij de parende bonobo's gaven de vrouwelijke deelnemers via het keypad aan niets te voelen, maar de meetapparatuur mat wel degelijk opwinding. Hmm en tja...

Resumerend: vrouwen werden geil van alle beelden, apen incluis, én logen ook nog eens over hun eigen staat van opwinding! Geert?? Doe er wat aan! Apegeile liegbeesten zijn het, die vrouwen, jippige jokkebrokken!

dinsdag 3 november 2009

Sofia Coppola

Toegegeven, mijn eerste kennismaking met Sofia Coppola was niet een bijzonder plezierige ervaring. Als dochter van de regisseur Francis Ford Coppola dook ze ineens op in het derde deel van zijn Godfather-trilogie als de dochter van Don Michael Corleone.

Madonna had de rol van Mary Corleone graag willen hebben, maar werd te oud bevonden. Wynona Ryder liet zich liever betasten door Johnny Depp's schaarvingers in Edward Scissorhands dan gehaktballetjes voor de pastasaus te draaien met Andy Garcia en viel ook af. Dus koos Francis voor zijn dochter. Nepotisme? Het had er alle schijn van.

De acteerprestatie van Sofia in het slotdeel van pappa's maffia-epos deed de harten van recensenten en Godfatherfans - ik heb de eerste twee delen elk een keer of twintig bekeken - bepaald niet sneller kloppen. Sofia sleepte zelfs twee Razzies in de wacht: voor slechtse actrice in een bijrol en slechtste nieuwe ster aan het Hollywoodfirmament. Haar acteercarrière was in één klap voorbij. En bedankt, pa.

Toch is het helemaal goed gekomen tussen mij en Sofia Coppola, al zal ze er jammer genoeg geen weet van hebben. In 1999 debuteerde ze als regisseur met The Virgin Suicides en sindsdien lig ik aan haar ongetwijfeld bevallige voeten.

The Virgin Suicides is een dromerige, übermelancholieke en opmerkelijk lichtvoetige film over vijf tienermeisjes die zelfmoord plegen als gevolg van de verstikkende opvoeding van hun katholieke ouders. Het klinkt als loodzware kost, maar eigenlijk zie je de suïcidale zusjes Lisbon voornamelijk in witte soepjurken door de wei dartelen op de warme muziek van Air, terwijl de ondergaande zon door hun blonde lokken schijnt.

De zielenpijn van de meisjes wordt nauwelijks onder het voetlicht gebracht. Als een arts het jongste zusje Lisbon na een mislukte zelfmoordpoging vertelt dat ze er nog geen idee van kan hebben hoe zwaar het leven gaat worden, antwoordt Cecilia: "Obviously, Doctor, you have never been a thirteen year old girl". Ik had ook geen flauw idee dat het zo erg was.

De definitieve doorbraak voor Sofia Coppola kwam met haar volgende film: Lost in Translation. Daarin beleeft de mooiste vrouw op aarde, Scarlett Johansson, een romance met Bill Murray, de coolste acteur op aarde.

Met de oneindige skyline van Tokyo in de achtergrond woelt Scarlett wat rond in haar ondergoed op een hotelbed, terwijl Murray zich bezat in de hotelbar of reclame maakt voor een Japans whiskymerk:"For relaxing times, make it Suntory time". Ze zijn allebei al getrouwd, maar komen elkaar tegen, worden verliefd en kiezen vlak voor de aftiteling over het scherm rolt voor elkaar. De spanning wordt tot aan het einde volgehouden en Lost in Translation blijft daardoor ook tot het einde boeien.

De films van Sofia Coppola zouden gaan over thema's als vervreemding en sociale isolatie en daar valt wat voor te zeggen, want ook haar laatste film gaat over een Weense prinses die geïsoleerd raakt aan het Franse hof in de pruikentijd, maar aan het niemendalletje Mary Antoinette wil ik liever geen woorden vuil maken. De thematiek gonst onderhuids mee, maar wat haar films zo mooi maakt is juist de lichtvoetigheid, of de schijnbare afwezigheid van pretenties en grote woorden.

De Sofia Coppola die de verwende dochter van Michael Corleone mocht spelen in de Godfather III blijkt dus meer te zijn dan de verwende dochter van Francis Ford Coppola. Ze is geen Paris Hilton, eerder een Kim van Kooten. Als regisseur gaat ze vermoed ik nog een aantal mooie films maken, als actrice zal ze waarschijnlijk nooit hoge ogen gaan gooien.

Alhoewel, ze duikt opvallend vaak op in muziekvideo's uit de jaren negentig, waarin ze figureert en acteert, dus na het Godfatherdebacle heeft ze zich allerminst uit het veld laten slaan. In de volgende vijf video's speelt ze een bijrol of zelfs een hoofdrol:

Madonna mocht dan niet in de film van Francis Ford Coppola spelen, voor Sofia was er wel plaats in de muziekvideo van het nummer Deeper and Deeper van het album Erotica. De video schijnt een ode te zijn aan Andy Warhol en de Duitse acteur met de freaky ogen Udo Kier speelt een belangrijke rol. Nah ja, het is niet mijn favoriete nummer van Madge.

Sofia Coppola is tegenwoordig het vriendinnetje van Thomas Mars, zanger van het Franse Phoenix. Ze leerden elkaar kennen bij het knippen van de soundtrack voor The Virgin Suicides, die werd gecomponeerd door Air, die andere Franse band, waarvoor Phoenix weer de muziek had ingespeeld voor de single Kelly Watch the Stars. Tja, wat is de wereld toch klein.

Sofia speelt een prominente rol in de video Sometimes Salvation van retro-rockers The Black Crowes, wat mij betreft na het onovertroffen Remedy hun mooiste muziekvideo is.

Voordat Sofia de lakens deelde met Thomas Mars, was ze kortstondig getrouwd met de Amerikaanse regisseur en fotograaf Spike Jonze (Being John Malkovich). Jonze maakte deze videoclip voor Elektrobank van The Chemical Brothers. Sofia als turnster!

Noise-rockers Sonic Youth brachten met Goo hun eerste plaat bij een groot label uit, maar verloochenden hun roots niet. Mildred Pierce begint als een mooi, opzwepend samenspel tussen gitaren, bas en drum, maar ontaardt al snel in een grote bak herrie. Sofia loopt er al gekke bekkentrekkend in rond.

maandag 12 oktober 2009

Yes he can!

Het sprookje dat Barack Obama heet, blijft maar voortduren. Wie mij twee jaar geleden had voorspeld dat een onervaren en bovenal niet roomblanke senator in 2009 het Witte Huis zou bewonen, had ik waarschijnlijk ter plekke voor gek verklaard. Toch flikte Barack Obama dat kunstje. Hij versloeg nipt de gedoodverfde favoriet bij de Democraten, Hillary Clinton, tijdens de voorverkiezingen en daarna wat minder nipt de gematigde en ervaren staatsman John McCain tijdens de verkiezingen. Als kers op de taart kenden wat stoffige Noren hem afgelopen vrijdag na amper negen maanden met de scepter gezwaaid te hebben ook nog de Nobelprijs voor de Vrede toe.

Het comité dat de Nobelprijzen toekent, leek zelf ook niet helemaal te weten waarom ze juist Obama hadden uitverkoren. Er werd wat gemompeld over de veranderde toonzetting van het Witte Huis en het gedeelde gedachtegoed met dynamietuitvinder Alfred Nobel, maar echt klip en klaar leek de uitverkiezing allerminst. Toch valt er wel wat voor te zeggen, want in amper negen maanden tijd heeft Barack Obama eigenlijk al heel wat bereikt.


- In april van dit jaar riep Obama op tot het wereldwijd uitbannen van kernwapens, die hij de 'meest gevaarlijke erfenis van de Koude Oorlog' noemde. Alhoewel hij eraan toevoegde dat dit streven waarschijnlijk niet tijdens zijn leven gerealiseerd zou kunnen worden, werd hij hiermee wel de eerste Amerikaanse president die zich zo openlijk uitsprak tegen kernwapens. Een loze belofte dus? Niet echt, want in juli sloten de Verenigde Staten en Rusland een verdrag, waarin afgesproken werd de kernwapenarsenalen van beide landen met een kwart te reduceren.

- In juni sprak de nieuwbakken president Moslims over de hele wereld verzoenend toe tijdens een toespraak in Caïro. Alhoewel zijn voorganger George Bush nooit de oorlog verklaard heeft aan de Islam, leken de geluiden die uit het Witte Huis kwamen veel op een verkapte oorlogsverklaring. Zo sprak Bush van een 'kruistocht tegen het terrorisme', wat in de Islamitische wereld geïnterpreteerd werd als een oproep tot Middeleeuwse bekeringsdrang. Obama besloot het roer om te gooien en reikte de hand. Terecht, want Moslims en Amerikanen willen eigenlijk hetzelfde; democratie, een betere baan en slechts een bescheiden rol voor het geloof in het openbare leven. Sorteerde de toespraak enig effect?

Een paar dagen na de zalvende woorden van Obama mochten de inwoners van Libanon naar de stembus. Peilingen hadden vooraf een overwinning van Hezbollah voorspeld, de door Iran gesponsorde terreurbeweging annex politieke partij. Hezbollah zou vooral profiteren van het anti-Westerse sentiment dat onder bevolking leefde na de oorlog tegen Israël, waarin de zuiderburen met Amerikaans materieel wijken in Beiroet in de as legden. Hezbollah won tot ieders verbazing niet; de pro-Westerse regeringscoalitie kreeg onverwacht het vertrouwen van de Libanese bevolking. En wat bewoog de Libanezen om af te zien van een motie van wantrouwen tegen het Westen? Volgens analisten was er één duidelijke oorzaak; de speech van Barack Obama in Caïro. Die toespraak had de anti-Amerikaanse wind uit de zeilen van Hezbollah genomen.

- Niet alleen de toespraak in Caïro sorteerde direct effect; de frisse wind die door het Witte Huis blaast heeft wereldwijd positieve gevolgen. Volgens een opiniepeiling van het PEW Research Center heeft de wereld veel meer fiducie in het leiderschap van Obama dan van Bush (zie grafiek). Vooral het groeiende vertrouwen in een groot aantal Islamitische landen is opmerkelijk, wat er mogelijk op duidt dat het ronselen van rekruten voor de Jihad een stukje lastiger is geworden met Obama aan het roer.

- Door de oorlog in Irak raakte Europa tot op het bot verdeeld. De tegenstanders van de oorlog, met name Duitsland en Frankrijk, werden door het Witte Huis bestempeld als het 'Oude Europa' en afgedaan als irrelevant. Ook hier heeft Obama wonden weten te helen; momenteel is Obama populairder in Duitsland en Frankrijk dan Angela Merkel en Nicolas Sarkozy. Een gezonde relatie tussen de twee grootste economieën ter wereld kan alleen maar bevorderlijk voor de wereldvrede zijn.

- Barack Obama heeft Israël openlijk opgeroepen te stoppen met het bouwen van nederzettingen op de Westoever van de Jordaan. Deze nederzettingen zijn het belangrijkste obstakel in het bereiken van een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen, maar werden door Bush nog gedoogd. Obama beloofde een hardere lijn tegen Israël en een veel actievere rol van de Verenigde Staten in het vredesproces. Alhoewel er weinig analisten rekening houden met Amerikaans succes, lijkt Obama zich desondanks te willen vastbijten in de kwestie. Ter illustratie; op het moment dat het Nobelprijscomité bekendmaakte dat Obama de vredesduif van het jaar was geworden, was de speciale gezant van de VS, George Mitchell, aan het onderhandelen met premier Bejamin Netanyahu. Mitchell wist eerder de strijdende partijen in Noord-Ierland ervan te overtuigen de strijdbijl te begraven, dus wie weet?

- Barack Obama heeft het omstreden raketschild in Polen en Tjechië afgeblazen. Alhoewel het schild bedoeld was om Europa en Amerikaanse belangen te beschermen tegen raketaanvallen van 'schurkenstaten', zagen vooral de Russen het als een nieuwe poging de macht van Moskou in te perken. Rusland had al gedreigd opnieuw te gaan investeren in een uitbreiding van het kernwapenarsenaal, maar die investering lijkt nu van de baan. Het schild was daarnaast buitengewoon impopulair in Polen en Tjechië, waar bijna negentig procent van de bevolking tegen de plaatsing was. De schurkenstaten kunnen allesbehalve opgelucht ademhalen, want de ontwikkeling van een alternatief raketschild gaat gewoon door. Moskou en Washington zijn in ieder geval naar buiten toe weer dikke vrienden.

- Barack Obama gaat de Amerikaanse troepen zo snel mogelijk terug trekken uit Irak. In 2011 moeten de gevechtstroepen al huiswaarts gekeerd zijn, al lijkt een kleine, meer permanente militaire aanwezigheid van Amerika onvermijdelijk om de prille democratie in Irak te beschermen. Het lijkt in ieder geval meer op vrede dan op oorlog.

- Barack Obama gaat een nieuwe strategie uitvouwen voor Afghanistan, een tweede oorlog die hij geërfd heeft van zijn voorganger. Hij beloofde eerder al een uitbreiding van het aantal Amerikaanse troepen, maar lijkt nu op voorspraak van de belangrijkste Amerikaanse generaal in de regio, David Petraeus, te willen gaan onderhandelen met de meer gematigde facties binnen de Taleban. Het heeft er alle schijn van dat die aanpak, die uiteindelijk ook wat rust bracht in Irak, voor meer vrede gaat zorgen, of in ieder geval een sneller einde van het conflict.

- En last but not least; met Barack Obama aan het roer hebben de Verenigde Staten eindelijk weer een leidende rol op zich genomen op het gebied van de klimaatverandering. De in potentie beschaving bedreigende global warming kan alleen een halt worden toegeroepen als het machtigste land ter wereld de regie in handen neemt. En als er één bedreiging is voor de wereldvrede, dan is dat de opwarming van de aarde.

Afijn, de Nobelprijs voor de Vrede kwam misschien wat te vroeg, want veel van de ambities van Obama op het gebied van de wereldvrede staan pas in de steigers, maar welke Chinese dissident, Ierse zanger of Iraanse blogger heeft het afgelopen jaar meer betekend voor de vrede? Ik kan er zo één, twee, drie niet één bedenken. Daarnaast won bondskanselier Willy Brandt dezelfde Nobelprijs in 1971 voor de door hem ontwikkelde Ostpolitik, waarmee hij toenadering tussen West- en Oost-Duitsland trachtte te bewerkstelligen. Dat klusje was ook pas in 1990 geklaard.

Mocht Obama ook nog eens slagen in het reduceren van kernwapens, het brengen van vrede in het Midden-Oosten en Afghanistan en het tegengaan van global warming, dan stel ik voor om hem de prijs gewoon nog een keer te geven!

maandag 28 september 2009

Kopenhagen II (Vrouwen en kinderen eerst! )

In december komen in de Deense hoofdstad 190 wereldleiders bijeen om een nieuw klimaatverdrag te sluiten, dat de opvolger van het Kyoto-protocol moet worden. In Kopenhagen willen de wereldleiders maatregelen nemen die de opwarming van de aarde moeten indammen; we mogen op maximaal twee graden opwarming uitkomen. In mijn vorige blogbericht beschreef ik nog hoe de wereld eruit zal zien als Kopenhagen slaagt; een twee-gradenwereld betekent dode oceanen, massale migratie, honger, droogte en snikhete Europese zomers. Een flinke bak ellende dus.

De onderhandelingen die momenteel gaande zijn - en nogal stroef verlopen - zijn gebaseerd op de vierde IPCC rapportage, die twee jaar geleden gepresenteerd werd. Het wetenschappelijk onderzoek dat de basis vormde voor het onderzoek van de IPCC is ongeveer drie á vier jaar oud. Het werk van de IPCC werd in 2007 beloond met de Nobelprijs voor de Vrede, maar is inmiddels al net zo gedateerd als een mogelijk presidentschap van milieuridder Al Gore.

Het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) presenteerde afgelopen donderdag een rapport dat wel gebaseerd is op het meest recente wetenschappelijke onderzoek. De metastudie van de UNEP legde de uitkomsten van 400 peer reviewed onderzoeken naast elkaar en trok nieuwe conclusies over de vaart en aard van de klimaatverandering. En die conclusies zijn ronduit zorgwekkend te noemen, beangstigend zelfs.

Volgens de UNEP zal de doelstelling van Kopenhagen om de temperatuurstijging bij twee graden te stoppen onhaalbaar blijken te zijn. Zelfs als de Verenigde Staten en de Europese Unie hun uitstoot van CO2 in 2050 met 80% hebben teruggebracht, en daar is momenteel absoluut geen sprake van, zal rond het jaar 2100 de global warming de wereld gemiddeld vijf á zes graden warmer hebben gemaakt. De onderzoekers gaan ervan uit dat vooral ontwikkelingslanden weinig trek zullen hebben in een forse CO2-reductie. Alleen al China zou verantwoordelijk worden voor twee van de zes graden temperatuurstijging. En die andere opkomende supermacht, India, ligt momenteel op koers om de CO2-uitstoot in 2030 te verdrievoudigen.

De studies die de UNEP onder de loep nam, laten zien dat de ijskappen op de Noord- en de Zuidpool en op Groenland veel sneller smelten dan tot nu toe werd aangenomen. 'Global warming is accelerating in ways that we are not anticipating,' zo meldde Robert Corell, één van 'Amerika's meest prominente klimatologen' die toezicht hield op het onderzoek, afgelopen donderdag aan de nieuwszender MSNBC. Achim Steiner, het hoofd van de UNEP, deed er nog een schepje bovenop: 'We are headed toward very serious changes in our planet.

Alleen als de rijke landen hun emissie met 80% terugbrengen en de armere landen met 50% zal de temperatuurstijging misschien aan het einde van deze eeuw blijven steken op drie graden. Het probleem is, dat er in de drie-gradenwereld allerlei feedbackmechanismen in werking zullen treden, waardoor het proces van global warming oncontroleerbaar wordt en de temperatuur automatisch zal doorstijgen naar vijf en dan zes graden.

Het is moeilijk te voorspellen hoe de zes-gradenwereld eruit zal zien, al biedt het verre verleden mogelijk een blik op de toekomst. Tijdens het Paleoceen-Eoceen Thermisch Maximum 56 miljoen jaar geleden steeg de temperatuur ook met zes graden, al ging dat destijds veel geleidelijker dan nu; het opwarmen gebeurde binnen 20.000 jaar in plaats van een eeuw. Fruitbomen groeiden op Groenland en er zijn fossielen uit die periode gevonden van schildpadden en krokodillen binnen de poolcirkel van Canada. De polen waren volledig ijsvrij, met als gevolg een drastische stijging van de zeespiegel. De landmassa tussen de poolcirkels was veranderd in een grote woestijn. Er was geen plaats voor miljarden mensen in ieder geval.

Zorgwekkender nog is wat er zal gebeuren met het methaanijs dat nu nog in grote hoeveelheden in de oceaanbodem opgeslagen ligt. Als de oceanen warmer worden - tijdens het Paleoceen-Eoceen Thermisch Maximum was de temperatuur van het water in de Noordelijke IJszee een aangename 20 graden Celsius - dan ontsnapt het methaan met veel geweld aan de oceaanbodem en zal het met gigantische ontploffingen in de atmosfeer vrijkomen. Ter vergelijking: de kracht waarmee dit kan gebeuren is 10.000 keer groter dan die van ons totale kernwapenarsenaal.

Tijdens de Perm-Trias-massa-extinctie 250 miljoen geleden stierf bijna 95% van al het leven uit; het is de grootste uitstervingsgolf die de aarde ooit gekend heeft. Ook toen was het gemiddeld 'maar' zes graden warmer. Klimaatverandering was destijds één van de boosdoeners en al valt het momenteel onmogelijk te zeggen of de geschiedenis zich op dezelfde wijze zal herhalen, het valt helaas ook niet uit te sluiten. Sterker nog, volgens de meeste biologen zitten we al middenin de zesde grote uitstervingsgolf uit de geschiedenis van de aarde: de Holoceen-extinctie. Nooit eerder stierven er zoveel diersoorten zo snel uit. In 2100 is mogelijk de helft van de alle soorten verdwenen...

De paleontoloog Peter Ward laat in onderstaande video zien dat de voorgaande massale uitstervingen ook veroorzaakt werden door klimaatverandering. Naast methaan wijst hij op waterstofsulfide als oorzaak van veel ellende.



Kortom, Kopenhagen zou zo maar eens het belangrijkste verdrag uit de geschiedenis van de mensheid kunnen worden. Een opwarming van de aarde met drie, vier, vijf of zes graden staat simpelweg gelijk aan zelfmoord.