dinsdag 20 november 2012

Sleutel


De veel gelauwerde Britse journalist Robert Fisk, die als enige westerse journalist Osama bin Laden mocht interviewen, tot wel drie keer toe, maakte ooit een documentaire over een simpele huissleutel. De sleutel was van zijn Arabische buren in Libanon.

Deze Palestijnse familie was in 1948 tijdens de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog voor het oorlogsgeweld weggevlucht. Sindsdien woonden ze in Libanon. De huissleutel paste op de voordeur van het huis dat ze halsoverkop hadden moeten achterlaten in de Noord-Israëlische havenstad Haifa.

Fisk bezocht het huis in Haifa, dat inmiddels bewoond werd door een joodse familie. Ook zij waren gevlucht. Ze kwamen van oorsprong uit Polen, uit het dorpje Chrzanów, vlakbij Krakau. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten ze huis en haard verlaten om de moordzucht van de Nazi's te ontlopen.

Daar liet Fisk het niet bij. Hij reisde af naar Polen en belde aan bij het huis in Chrzanów. In het huis, dat ooit van de joods-Poolse familie was geweest, woonde nu een vrouw.

Je raadt het al. Ook zij was vluchteling.

De vrouw kwam oorspronkelijk uit Lviv, of Lemberg - zoals ooit de gangbare Nederlandse benaming was - , dat tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Polen lag, maar daarna geconfisqueerd werd door de Sovjet Unie. De Poolse inwoners moesten op zoek naar een nieuwe woonplaats, werden gerepatrieerd, wat een eufemisme voor deportatie was, want Lviv moest 'gesovjetiseerd' worden. De Polen moesten in ieder geval hun biezen pakken om plaats te maken voor de Russen.

Tegenwoordig is Lviv een stad in de Oekraïne en het was één van de speelsteden tijdens het afgelopen Europees kampioenschap voetbal. Ze doen er nu weer erg hun best om dat Sovjet-verleden van zich af te schudden.

Ik vond deze speurtocht van Fisk beschreven in Europa in oorlog; 1939 - 1945 van de Britse historicus Norman Davies. Davies vraagt zich vervolgens af of de nieuwe inwoners van Lviv zich daar wel vrijwillig hadden gevestigd, of ook zij niet gedwongen waren om hun huis te verlaten,  net als de Palestijnse familie in Libanon, de Israëlische familie in Haifa en de Poolse vrouw in Chrzanów.

De sleutel was voor Fisk een symbool voor de geschiedenis van de twintigste eeuw en het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Reizend van Libanon naar Polen kwam hij alleen maar vluchtelingen tegen, slachtoffers van de geschiedenis, geen daders.

Ik werd herinnerd aan de zoektocht van Fisk, door wat onze nieuwbakken minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans (PvdA) maandag op Radio 1 zei. Timmermans verkondigde dat de sleutel voor de beëindiging van de huidige geweldsuitbarsting bij Hamas ligt.

Als Hamas maar stopt met het afschieten van raketten, dan stopt Israël met bombarderen van doelen in Gaza. Misschien heeft Timmermans gelijk, al lijken de cijfers een andere kant op te wijzen.

De echte sleutel tot oplossing van het conflict is volgens mij als de partijen erkennen dat ze allebei slachtoffer zijn, allebei vluchtelingen. Dat is hun gemene deler en de enige basis voor een gezamenlijke toekomst. Ik zie het echter somber in.

Het vredesproces toont soms tekenen van gering bewustzijn, maar de deur naar vrede zit momenteel volledig op slot. De sleutel is zoek.

***

maandag 19 november 2012

For whom the bell tolls


Toegegeven, het maatpak der acquisitie heeft mij nooit als gegoten gezeten, het knelde of flodderde juist, maar ooit dacht ik een paar zalige dagen dat ik de kers op de verkooptaart was, God’s gift to sales zeg maar, een verkoper in hart en nieren.

Vers uit de verkooptraining bij wat destijds nog ‘s lands grootste vacaturebank was, nam ik tot op het bot gemotiveerd plaats op de plek waar het allemaal moest gaan gebeuren. Hier, aan dit bureau, in deze hoek van dit kantoor aan de rafelrand van deze stad, zou ik laten zien dat ik de belofte die ik had gedaan tijdens mijn sollicitatiegesprek ging waarmaken.

Namelijk dat ik een salestijger was. Dat verkopen mijn tweede natuur was. Dat geld ging rollen zodra ik met mijn zoetgevooisde stemgeluid het trommelvlies van beslissingsbevoegden deed rillen van genot. Dat ik een glas water kon verkopen aan een drenkeling. Dat werk.

Het was een goed sollicitatiegesprek geweest. Mijn beste ooit. Alles ging crescendo.

Porno
De verkooptraining werd gegeven door een sympathiek en ietwat hyperactief mannetje dat elk relaas afsloot met verbeten uitgeroepen ‘porno!’. Verkopen bleek seks te zijn, de nobele kunst van het neuken, ketsen, een paringsritueel dat ontaardt in een dans van dampende lichamen, die krioelend in hebzucht elkaar tot ongekende hoogtepunten drijven. Zoiets. Alleen de daad zelve kwam in de buurt van een binnengehaalde order. Porno!

Ik geloofde zoals Mozes geloofde dat hij de Rode Zee kon splijten en haalde diep adem. Ik zou gaan verkopen!

Mijn allereerste verkoopgesprek betrof een groothandel in Apeldoorn. Ik belde de contactpersoon op zijn 06. Hij zat in de auto, maar stond me te woord. Ja hoor, ik belde gelegen. Ja, hij wilde best even praten over personeelswerving ondanks mijn haperende start. Nee, hij had niet eerder via een online vacaturebank personeel geworven. Nou inderdaad, hij was al een tijd op zoek naar nieuw personeel. Gôh, toevallig dat ik net belde. Ha, ha, nou, in de krant adverteren deed hij nooit meer. Porno!

Het vraag- en antwoordspel dat hoort bij het consultive selling was in volle gang. Ik klampte mij vast aan de structuur die mij tijdens de training geleerd was. Het bleek te werken. Ik dreef de man steeds verder in een hoek. Hij zou zich weldra beseffen dat wat ik hem bood, de enige oplossing in het universum was voor zijn personeelstekort. Ik bood hem verlossing. En wie kan dat weigeren? Zelfs de meest verstokte atheïst niet.

De man hapte toe en niet zo’n beetje ook. Op het laatst zei hij overal ja op. We hingen op als vrienden, broeders. Hij had me zijn linkernier gegeven als ik erom had gevraagd. Het ‘zal ik het dan maar in orde maken?’’ was zo soepel in het gesprek gegleden, als ware het…Porno! Porno! Porno!!

Met mijn eerste gesprek haalde ik 90 procent van mijn maandtarget binnen. Ik loste binnen een kwartier mijn belofte in. “Je mag al bijna aan de bel hangen”, zei mijn buurvrouw, Marieke, de bijzonder kundige en charmante collega, die mijn eerste gesprek met groeiende verbazing had gadegeslagen.

De bel.

Op een centrale plaats op de kantoorvloer hing een grote zilveren bel. Alleen de verkopers die hun maandtarget hadden binnengehaald, mochten de bel luiden. Na het geklingel volgde een luid applaus van alle collega’s, gejoel soms, ook al zaten ze zelf middenin een verkoopgesprek. High fives en gebalde vuisten; het behalen van de target werd gevierd als het winnen van een sportwedstrijd.

Ik had besloten de bel maar een kinderachtig gedoe te vinden. Het ging toch om het geld? Targets halen? Bonussen binnenslepen? Wat interesseerde het mij nou dat mijn collega’s van mijn succes zouden weten? Of ik van hun succes? Applaus was toch slechts geluid? Zo’n bel ophangen, dat is toch een verzonnen ritueel? Een psychologisch trucje. Een niet serieus te nemen managementfoefje.

Applaus
Twee dagen later was het zover. Ik had sinds dat eerste gesprek de grond niet meer geraakt, maar zweefde over de vloer en leefde in een roes. Als dit het leven van een verkoper was dan kon ik daar prima aan wennen. Ik haalde mijn target. “Je moet bellen!” zei Marieke.

De wandeling naar de bel was al bijzonder. Collega’s om mij heen begonnen te joelen. “Oeh, oeh, oeh!” Ik gaf harde ruk aan het touw. Het geklingel klonk kort, schel en hard. Het applaus daalde op me neer, euforie als na het scoren van een doelpunt. Bij welk ander werk klappen je collega’s voor je?

Daarna was het helaas afgelopen met mijn opmars als verkoper. Het raderwerk haperde. Ik verkocht nog wel, maar niet genoeg om opnieuw naar de bel te mogen. Met lede ogen staarde ik collega’s na die wel mochten klingelen. Ik snakte naar een nieuwe samenzijn met de bel, naar het schelle geklingel en het applaus. Fuck die bonus, ik wilde de bel, dat was de enige incentive waar ik om gaf.

Het mocht niet baten. Ik probeerde alles; van slijmen en glijden tot schelden en dwingen. Het werkte niet. Ik had de klok wel horen luiden, maar wist niet waar de klepel hing. Ik was geen salestijger, hooguit een sales-je-weet-wel-kater. Ik had te vroeg gepiekt; een voortijdige ejaculatie. Maar ook dat is porno…

***
(Dit artikel verscheen eerder op Acquisitie.org)