donderdag 6 november 2014

Volharding

(Dit artikel over politiek activisme in Groningen schreef ik voor Idee, het magazine van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66.) 

De Groningers zijn boos. Aardbevingen zorgen voor een daling in bodems, huizen en huizenprijzen. Hoe activistisch zijn de Groningers eigenlijk? D66-gemeenteraadslid Arend Jan Wonink vertelt. 

Het bekendste gezicht van activisme in Groningen is dat van Mevrouw Kiki. Mevrouw Kiki – een schuilnaam –is al jaren de luis in de pels van het stadsbestuur. Ze geniet lokale bekendheid als de bomenbeschermvrouwe, door haar tomeloze inzet voor het behoud van kastanjes en andere hoogstammigen in de stad. Als de gemeente dreigt te kappen dan procedeert Mevrouw Kiki tot ze niet verder kan procederen. En met succes. De rare bocht in de weg tussen de V&D en de Grote Markt is het regelrechte resultaat van de dendrofilie (liefde voor bomen, red.) en het doorzettingsvermogen van Mevrouw Kiki. De gerechtelijk afgedwongen lus zorgde ervoor dat een boom kon blijven staan. De wethouders die vanuit het statige stadhuis nu naar buiten turen over de Grote Markt, zien zo altijd hoe politieke ambities zich moeten krullen rond de protesten en wensen van inwoners. 

Toch is politiek activisme onder Groningers niet enkel het domein van eenzame strijders zoals Mevrouw Kiki. Geen stad in Nederland kende in het verleden zo’n rijk en divers verenigingsleven. Ooit had elke wijk en elke buurt zijn eigen voetbalvereniging, zodat Groningen lange tijd meer voetbalclubs kende dan Amsterdam. Maar ook op het vlak van toneel, muziek of filatelie zochten de Groningers elkaar op. Zo bestond de participatiesamenleving al in Groningen, lang voordat die opnieuw werd uitgevonden in Den Haag. 

Er zijn talloze voorbeelden van Groningers die zich verenigden in een politieke strijd tegen de macht. Zo vochten de inwoners van de Hortusbuurt decennialang tegen de ambities van de Rijksuniversiteit Groningen; die dreigde hun eeuwenoude wijk in de jaren zestig van de vorige eeuw letterlijk op te slokken en plat te walsen. De buurt won. De universiteit zocht haar heil aan de rand van de stad, maar zocht nog twee keer de confrontatie met de buurtbewoners op. En steeds trokken de buurtbewoners aan het langste eind. De universiteit mocht uitbreiden, maar de Hortusbuurt, met al zijn stille hofjes en monumentale pracht, bleef behouden. 

Een ander fraai voorbeeld van Groningers die participeren vanaf de buitenkant van de politieke orde, is een verhaal dat zich laat lezen als een schelmroman. Zo duidde Adriaan van Dis althans het relaas A War is Born[1] over de acties van het Woonschepen Comité Groningen (WCG) tegen een door de gemeente in 1994 aangekondigde verdubbeling van het liggeld. Chroniqueur en actievoerder Klaas Koetje beschrijft hoe bewoners van de vele woonschepen twee jaar lang actie voerden tegen het voornemen van het college om een procent van de bezuinigingstaakstelling van 20 miljoen gulden te realiseren op het liggeld. Hun liggeld. Negentig procent van de waterbewoners, van dobberende yup tot lekkende punker, verenigde zich in het gezamenlijk verzet. 

Koetje schrijft met de humor en de melancholie van een winnaar hoe de bewoners van de drijvende huizen met tal van ludieke acties en de gloed van burgerlijke ongehoorzaamheid niet alleen veel sympathie in de rest van de stad wisten te kweken, maar ook een college aan het wankelen bracht, of ten minste aan het weifelen. De episode culmineerde in een concessie aan het WCG. Hoogtepunt van de acties tegen de belastingverhoging was het plaatsen van een woonark recht tegenover het stadhuis op de Grote Markt. De gemeente wilde twee ton? Ze kreeg vijftien ton voor de kiezen! Recht voor het bordes. In your face! Woonark De Volharding bleef liggen tot de ME de opdracht kreeg het vaartuig te verwijderen. Burgemeester Hans Ouwekerk vreesde dat de stukken Volharding door de ruiten van het stadhuis zouden vliegen als de raadsvergadering, met ‘de publieke tribune gevuld met studenten overheidscommunicatie [2]’, ongunstig zou uitvallen voor de beurzen van de leden van het woonschepencomité. 

De Slag om Groningen liet in 1945 de stad verminkt achter, zowel emotioneel als fysiek. Sindsdien proberen politieke bestuurders de binnenstad wat van zijn oude luister te laten hervinden. Het meest ambitieuze plan strandde in 2001 op de rotsen van burgerlijk verzet, wat wederom dient als een mooi voorbeeld van politiek activisme, hier in de ongekroonde hoofdstad van het Noorden. College en raad hadden al akkoord bereikt over een extreme makeover van de noordzijde van de Grote Markt. De wederwederopbouw van dat stukje Groningen zou een kleine 300 miljoen euro gaan kosten. Aanjagend wethouder Willem Smink (PvdA) zag een plan dat ‘de Grote Markt weer zijn oorspronkelijke kwaliteit zou teruggeven [3]’. Europese allure, aldus Smink. 

De tegenstanders wisten uiteindelijk een referendum af te dwingen over het project. Veel van de steun die ze verwierven onder inwoners was gebaseerd op de angst dat de Martinitoren, die totem van Groninger identiteit, zou omkukelen als er onder de Grote Markt, zoals beoogd in de plannen, een parkeergarage zou worden gerealiseerd. De laatmiddeleeuwse toren, volgens sommige bronnen ooit de hoogste van Europa, zou weleens het slachtoffer kunnen worden van de maakbaarheidsdriften op het stadhuis. Niet de kosten of ontwerpen waren de voornaamste bron van onvrede, maar onbewezen dreigingen voor de fundamenten van de kerkelijke fallus van de stad. 

Die angst werd verbeeld op een poster waarop d’Olle Grieze (een bijnaam voor de Maritinitoren, red) als een opgeblazen schoorsteen ter aarde stortte op een bed van geparkeerde auto’s. Dat beeld raakte de Groningers meer dan het door het college geboden blik op een glorieus herrezen Noordwand van de Grote Markt. Ruim tachtig procent van de Groningers keerde zich tegen het gat in de markt in 2001. 

Welnu, resumerend kan wellicht al gesteld worden dat het met de bereidheid tot politieke vereniging en mobilisatie wel goed zit in Groningen. Er zijn eenlingen als Mevrouw Kiki, die vaak aanleiding geven tot smalen en hoofdschudden, maar ook wel eens de plank raak slaan, en spontaan opborrelende haarden van verzet tegen politieke maakbaarheidsillusies, aantasting van de cultureel-historische identiteit of de toondove willekeur van begrotingsdiscipline. De betrokkenheid met de buren, straat, buurt, wijk en stad lijkt in Groningen, zoals van oudsher, in ieder geval gewaarborgd. 

De grond beeft onder onze voeten. Muren scheuren. Huizen zijn geen bastions van geborgenheid meer, maar op z’n ergst potentiële grafkelders en in het minst schadelijke scenario hypothecaire uitdagingen. En dat terwijl die bevingen veroorzaakt worden door geld dat uit onze grond gezogen wordt en met kracht geïnjecteerd in de rest van de Nederland. Groninger geld toch? Groninger gas? Er is geen Nostradamus of Ray Kurzweil voor nodig om te voorspellen dat mensen die in opstand komen om bomen, liggeld of de structurele integriteit van een eeuwenoude toren geen moeite zullen ondervinden zich te organiseren om de veiligheid van haard en huis te waarborgen. Verwacht daarom volharding op het Malieveld, omvallende Martinitorens in uw dagelijkse beeldvorming en veel bomenknuffelarij van Kiki-eske proporties. 

U bent gewaarschuwd. 

Artikel in Idee (2014), jaargang 35, nr. 4: 24-27.
[1] Dirk van Driel en Klaas Koetje: A War is Born; een demonstratief spektakel in vier episoden, Stichting Uitgeverij Woonbootpublikaties Utrecht (2010). 

[2] Ibidem, pagina 63. 

[3] Interview met Groninger Internet Courant (GIC); Smink: ‘Nieuwe Noordwand moet Grote Markt Europese allure teruggeven’, 25 oktober 2000.

dinsdag 12 augustus 2014

Virtuele bouwstenen

Erik, een Amsterdamse medestudent Illustratie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, geloofde heilig in het adagium van Noam Chomsky, namelijk dat elke vorm van politiek activisme effectief is. Hoe klein de activistische uiting ook is,  - een leus op een T-shirt, een krabbel zetten onder een handtekeningenactie, een politiek beladen onderwerp aankaarten op een verjaardagsfeestje - , het versterkt of creëert bewustzijn, wat automatisch leidt tot verandering.

Erik ging wel wat verder dan postkaarten voor Amnesty International naar politieke gevangenen in Wit-Rusland of China versturen, getuige het gehavende gezicht waarmee hij regelmatig bij de lessen verscheen. Dan had hij klappen gekregen van de mobiele eenheid of extreem rechts. Ik vond Erik destijds, midden jaren negentig, erg stoer en begon Chomsky te lezen.

Maar de zandkorrel in het raderwerk waar Chomsky op doelde met zijn uitspraak over politiek activisme, is meer een zandkorrel in een woestijn van ‘likes’ op Facebook en ‘retweets’ op Twitter geworden; dat zijn tenslotte de belangrijkste uitingen van hedendaags politiek bewustzijn. Welke invloed heeft een dergelijke virtuele zandkorrel dan op de raderen?

Palach versus Bouazizi
De Tsjechische student Jan Palach stak in 1969 zichzelf in brand op het Wenceclasplein in Praag als protest tegen het totalitaire regime in Tsjecho-Slowakije en het neerslaan van de Praagse Lente. Drie dagen later overleed Palach aan zijn verwondingen. Naar schatting 200 duizend mensen protesteerden naar aanleiding van zijn dood tegen de machthebbers in Praag en vooral Moskou, maar het zou nog twintig jaren duren voordat de Fluwelen Revolutie een einde zou maken aan de onvrijheid in het land van Palach.

Iets meer dan veertig jaar na de dood van Palach greep de Tunesische straathandelaar Tarek el-Tayyib Mohammed Ben Bouazizi naar hetzelfde, gruwelijke middel van zelfverbranding om te protesteren tegen onrecht en corruptie in zijn land. Ook Bouazizi overleefde de vlammen niet, maar zijn protest had veel grotere gevolgen. Als een veenbrand verspreidde de woede en verontwaardiging over zijn dood zich via social media als Facebook. De dood van de koopman vormde zo het begin van de Arabische Lente en betekende het einde van een groot aantal regimes die tot dan toe al decennia stevig in het zadel hadden gezeten.

Sociale media, of eigenlijk de vrijheid om informatie en mening te kunnen verspreiden en consumeren, zijn wellicht van doorslaggevende invloed geweest op het verschil in uitkomsten tussen het protest van Palach en Bouazizi. Bezie in dit licht ook de angst die bij ondemocratische regimes leeft voor deze vrijheden en de daaruit resulterende verboden en door de staat gecontroleerde alternatieven die geboden worden, zoals Weibo, de streng gecensureerde Chinese variant op Twitter. Ook heeft NAVO-bondgenoot en EU-aspirant Turkije al zowel Twitter als YouTube proberen te bannen.

De virtuele zandkorrels worden aldus als een serieuze bedreiging voor de staatsveiligheid gezien. Wie vrijheid en democratie wil waarborgen en bevorderen, zou dus alles op alles moeten zetten om het internet vrij en open te houden, want juist Twitter, Facebook en de tientallen andere platforms bieden onvermoede kansen voor politieke mobilisatie. Investeringen in hun toegankelijkheid renderen ongetwijfeld meer als het gaat om het indammen van ondemocratische bewegingen dan de aanschaf van peperdure straaljagers.

Uitgeraasd
Nu de informatierevolutie de platforms voor politieke mobilisatie in de broekzak van een groot deel van de wereldbevolking geplant heeft en politiek activisme nooit zo laagdrempelig was, rest de vraag: waar blijft de revolutie? We hebben hopelijk de diepste economische crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw inmiddels achter ons gelaten, maar meer dan de Occupybeweging – een paar stuurloze kampeerders met zurige tentjes bij de Beurs van Berlage - heeft de gevestigde orde niet voor de kiezen gekregen.

Volgens Rutger Bregman heeft het uitblijven van een revolte in Nederland drie oorzaken, zo betoogde hij in maart in een bijdrage voor De Correspondent. We hebben het ondanks de crisis nog steeds te goed, we zijn te individualistisch opgevoed en jongeren vormen langzamerhand een minderheid in de samenleving. Geen goede voedingsbodem voor chaos en rumoer. Nederland lijkt uitgeraasd.

Fukuyama
Maar misschien is er naast een surplus aan welvaart, individualisme en vergrijzing nog meer aan de hand. Misschien had de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama toch gelijk toen hij in 1992 in zijn befaamde The End of History and the Last Man dat ‘de gebeurtenissen waarvan we getuigen zijn, betreffen niet enkel het einde van de Koude Oorlog, of het voorbijgaan van een specifiek tijdperk uit de naoorlogse geschiedenis, maar het einde van de geschiedenis als dusdanig: namelijk, het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid en de universalisering van de Westerse liberale democratie als de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur’.

Het faillissement van het communisme en de (zelf)vernietiging van het fascisme heeft ons een chronisch gebrek aan alternatieven opgeleverd. Ondanks alle onvrede en democratische tekorten gebruiken we daarom onze smartphones liever om schattige kattenplaatjes te bekijken dan een nieuwe revolutie te ontketenen. Of zoals ik laatst in de Twitterbrij voorbij zag komen: Another beautiful day for the medium. Another existential crisis for the message.

Daarom was de Occupybeweging uiteindelijk niet meer dan een kortstondige woede-uitbarsting. De onvrede kon niet gekanaliseerd worden in een manifest, in een blauwdruk voor een nieuwe samenleving. Er kwam niemand met een werkbaar alternatief op de proppen.

Barber
Dit eindpunt van de ideologische evolutie levert echter een volgend probleem op. Als de ideeënstrijd is uitgewoed dreigt de beleidsarmoede. Bestuurlijke systemen hebben input en betrokkenheid van burgers nodig om optimaal te renderen. Hoe organiseer je betrokkenheid en politieke mobilisatie in het Nederland van Bregman?

Juist één van de criticasters van Fukuyama, Benjamin Barber, die in 1995 bekendheid verwierf met het boek met de profetische titel Jihad vs McWorld, lijkt daar een antwoord op gevonden te hebben. Barber mocht onlangs bij het jaarcongres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn visie op de toekomst ontvouwen, waarin steden, niet landen, de oplossing bieden voor globale problemen als klimaatverandering.

Steden zullen in de toekomst belangrijker worden dan de natiestaat. Die laatste kan de internationale uitdagingen, zoals de opwarming van de aarde, pandemieën, terrorisme en economische vraagstukken, niet goed aan. Barber beoogt daarom de terugkeer naar de klassieke poleis als politieke organisatievorm. Waar staten het maar niet eens kunnen  worden over een nieuw klimaatverdrag, daar verminderden steden als Los Angeles hun CO2-uitstoot al drastisch.

Steden kunnen draagvlak en betrokkenheid organiseren. Wereldwijde energiecrisis? We gaan met lokale initiatieven energie opwekken bij u in de straat. Botsende beschavingen? Dat lossen we wel op bij de buurtbarbecue.

Volle stadions
Het klinkt erg aantrekkelijk; lokale oplossingen voor globale uitdagingen. Zo mobiliseren we de burger om weer stelling te nemen en te participeren in besluitvorming; het gaat tenslotte niet alleen om de straat, buurt, wijk, of stad, maar om een bijdrage aan globale doelstellingen, die wel heel zichtbaar en controleerbaar dichtbij georganiseerd wordt.

Beleid zoveel mogelijk op lokaal niveau vormgeven, met als doel zowel nationaal als Europees mee te kunnen doen met de besten en wellicht één keer in de vier jaar zelfs te excelleren op wereldniveau; daar krijgen we met een andere tak van sport de stadions al mee vol.

Zo prikkelen we inwoners om zelf initiatieven te ontplooien, gewapend met smartphone en gefaciliteerd door elkaar eindeloos overlappende sociale online netwerken. En zo worden virtuele zandkorrels virtuele bouwstenen, wordt actieve politieke betrokkenheid een vast onderdeel van een versterkte civil society.

Like?

(Dit artikel schreef ik voor Idee, het magazine van het wetenschappelijk bureau van D66, de Mr. Hans van Mierlo Stichting. Het voldeed  niet aan de eisen en werd zodoende niet geplaatst. Ik schreef een ander artikel met de titel Volharding, dat wel geplaatst zal worden.)