donderdag 19 augustus 2010

Rumspringa

Steeds als de overlast van jongeren en met name studenten ter sprake komt, moet ik denken aan de Amish, de protestantse gemeenschap in Amerika die halsstarrig de ‘duivelse’ moderniteit afzweert. De Amish zijn vrijwillig blijven steken in de eerste helft van de negentiende eeuw en doen het zonder verbrandingsmotor, krant, internet, televisie, radio en scheermesjes.

Waar de Amish juist erg vooruitstrevend in zijn, of eerder bijzonder realistisch, is het ruim baan geven aan de gierende hormonen van hun kroost. Terwijl de hele gemeenschap in een soort historische puberteit is blijven steken, een beetje dwars afzetten tegen de gevestigde orde, hebben ze een opmerkelijke oplossing bedacht voor hun puberende jeugd.

Want je zult maar opgroeien als Amish en de hele dag met een truttig mutsje, futloze bretels, knellende drollenvanger, mal hoedje of jeukende geitenwollen sokken getooid moeten gaan, terwijl een verstikkende religieuze deken elk sprankje ontluikende seksualiteit zorgvuldig smoort. ‘s Nachts de handjes netjes boven de dekens en de enige pornografie is duizenden jaren oud. Van buuten brommers kieken is al helemaal geen sprake door een chronisch tekort aan brommers. Koetsjes kieken dan misschien?

De Amish-jeugd is in ieder geval vanaf hun zestiende levensjaar een borrelende vulkaan van opgekropte frustraties. Het mooie is dat de puberende Amish alle kans krijgen die vulkaan te laten uitbarsten. Gedurende een aantal maanden tot een paar jaar mogen ze volledig uit de ban springen in de ‘speeltuin van de duivel’, zoals de Amish de grote, boze buitenwereld noemen. Rumspringa heet het ritueel, wat in het Pennsylvania-Duits zoveel betekent als rondspringen.

Na een periode van sex, drank en drugs keren negen op de tien Amish-jongeren opmerkelijk genoeg vrijwillig terug in de gemeenschap. Ze hebben mogen proeven aan een ander leven, maar verkiezen de normen en waarden van hun ouders en grootouders boven de geneugten van de Devil’s Playground.

Rumspringa in Groningen

In de Nederlandse samenleving is het rumspringa der jeugd minder efficiënt geïnstitutionaliseerd. Als er al een equivalent voor het Amish-ritueel is, dan valt het bij ons onder de noemer studententijd. Helemaal carte blanche om de einders van de moraliteit te verkennen krijgen de jongeren niet, want er moeten studiepunten gehaald worden en het huidige niveau van studiefinanciering dwingt ze naast de collegebanken ook een deel van hun tijd in call centers of achter de bar in één van de vele kroegen die de stad rijk is door te brengen. Erg veel ruimte voor een beetje rumspringa blijft er zodoende niet over.

Naar schatting 50.000 studenten volgen een opleiding in Groningen en een kleine 32.000 daarvan wonen hier op kamers of in containers. Allemaal hebben ze onvoltooide puberbreinen en een wellicht biologische drang de bloemetjes eens flink buiten te zetten, dan wel de bloemetjes door (meerdere) bijtjes te laten bestuiven. Volgens de Australische psycholoog Darryl Cross duurt de puberteit zelfs van het tiende tot het achtentwintigste levensjaar, dus zelfs de ‘eeuwige’ studenten ontkomen niet aan de drang tot rumspringa.

Groningen profileert zichzelf graag als City of Talent, getuige de bordjes die je daarop wijzen als je de stad binnenrijdt. Er is mij verteld dat dat zoveel betekent als ‘stad van talent’ of ‘stad vol talent’ en dat talent zou vermoedelijk moeten schuilen in de bloemkoolvormige grijze massa in de hoofden van die 50.000 studenten. Daar komen straks de ideeën uitkruipen die de toekomst van onze stad en samenleving moeten gaan vormgeven.

Een kunstenaar die de geëffende paden niet verlaat, zal nooit origineel zijn en dus hooguit een ambachtsman blijven. Een ondernemer die niet out-of-the box denkt, zal nooit kunnen innoveren en verliest de slag om de klant van een concurrent die wel verder kijkt dan zijn neus lang is. En een voetballer die altijd dezelfde passeerbeweging maakt, komt op een gegeven moment zijn man niet meer voorbij. Het is dus van belang om uit de ban te kunnen springen, om te durven je eigen grenzen te verleggen, om überhaupt vooruit te kunnen komen.

Zo’n beetje de hele Westerse samenleving deed in de jaren zestig en zeventig aan rumspringa en dat leverde naast een herijking van normen en waarden een breed scala aan persoonlijk vrijheden op. Je zou haast kunnen beweren dat een samenleving die het rumspringa niet faciliteert, gedoemd is vast te roesten in oude gewoonten en uiteindelijk te versloppen tot stilstand en verval.

In Groningen zouden we het talent dan ook het best kunnen laten floreren door het te laten rumspringa, door studenten de grenzen die ze van hun ouders hebben meegekregen te laten verkennen. Naast alle studie- en werkdruk moet er ruimte zijn voor het feest der zelfontplooiing. En die queeste krijgt niet alleen gestalte in de collegebanken of achter de kassa bij de Jumbo, maar ook in de vroege uurtjes op de dansvloer van de Shadrak of de Blauwe Engel.

Uiteraard zijn er grenzen – comazuipen, jezelf in de fik laten steken, of je buren stelselmatig terroriseren met snoeiharde techno bijvoorbeeld – maar zonder een gezonde portie feest en vrijheid zal al dat talent in Groningen zich minder goed ontplooien. Als je als stad nadenkt over studentenhuisvesting en kwalitatief hoogstand onderwijs, dan zou dat idealiter hand in hand moeten gaan met een frisse visie op rumspringa-faciliteiten.

De volgende keer dat je ‘s ochtends vroeg onderweg naar je werk, met de bruine boterhammen met ham en pindakaas in de broodbak en plastic beker met schroefdop gevuld met karnemelk onder de snelbinders, een corpsbal zijn nachtelijke dieet van bier en shoarma ziet uitkotsen op de gele steentjes van de binnenstad, denk dan niet ‘gatderrie, kutstudent’ maar ‘ah wat mooi, daar is iemand zijn normen- en waardenpatroon aan het innoveren!’

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.