dinsdag 26 juni 2007

Het meisje en de gier

Een tijdje geleden alweer kwam ik op een discussieforum een onderwerp tegen over historische foto's. In het onderwerp waren enkele tientallen, veelal beroemde foto's geplaatst van belangrijke historische gebeurtenissen. Met een beetje googlen kan je blijkbaar het belangrijkste beeldmateriaal uit de afgelopen eeuw zo op je beeldscherm toveren.

Een groot aantal van de daar geplaatste foto's heb ik toen gedownload; de knieval van de Duitse bondskanselier Willy Brandt bij het monument voor de opstand in het ghetto van Warschau, de soldaat van het Rode Leger die in 1945 de Sovjetvlag heen en weer zwaait op de Reichstag in Berlijn, Neil Armstrong op de maan, het naakte Vietnamese meisje met de verbrande rug dat huilend wegrent na een luchtaanval met napalmbommen, de ontploffing van de eerste kernbom in de woestijn van Nieuw-Mexico en nog vele andere.


Bondskanselier Willy Brandt's indrukwekkende spijtbetuiging in Warschau in 1970. 

Eigenlijk was het vrij nutteloos; de foto's zijn zo te vinden op internet, maar blijkbaar had ik toen het plan opgevat om een persoonlijk archief op te zetten. Afijn, de eerste, volledig rationele mens moet nog geboren worden, zullen we maar zeggen.

Foto gier meisje
Vanmiddag kwam ik het mapje met de foto's weer tegen. Door een gebrek aan geheugen was ik genoodzaakt een aantal bestanden te wissen. Het nutteloze fotoarchief was een belangrijke kandidaat om in de prullebak te verdwijnen. Toch keek ik nog even voor de zekerheid. De meeste foto's kon ik direct in hun historische context plaatsen. Eén ervan echter niet.

Het is een nogal schokkende foto. Je ziet een klein zwart kindje voorovergebogen zitten in het zand. Het heeft een opgezwollen buik en dunne armpjes. Je kunt de ribben tellen als je goed kijkt. Wat de foto schokkend maakt, is de gier die een paar meter verderop zit te wachten tot het kindje bezwijken zal. Ik had geen idee waar en wanneer de foto genomen was.

Ik was toch wel nieuwsgierig geworden en begon wat zoektermen in te voeren in Google. Uiteindelijk kreeg ik een nuttig resultaat bij de combinatie 'foto gier meisje'. Het was een recensie van de tentoonstelling The shooting gallery in het Huis aan de Werf in 2005.

Over de foto werd alleen het volgende geschreven:
Zijn prijswinnende foto van een meisje in de woestijn, met naast haar een geduldig wachtende gier, zorgt voor ophef. Hij heeft het meisje niet geholpen, zo schijnt het. Hij heeft de foto geschoten, en is gewoon doorgegaan, op zoek naar het volgende plaatje. Hij raakt alles kwijt, mensen veroordelen hem.
Wat verder speurwerk leverde het volgende op.

Kevin Carter
De fotograaf van de foto, de Zuid-Afrikaan Kevin Carter, begon zijn loopbaan in 1983 als sportfotograaf voor de Johannesburg Sunday Express. Toen in de loop van 1984 rellen uitbraken in de townships rond Johannesburg, zei hij de sportfotografie vaarwel en sloot hij zich aan bij een groep jonge, idealistische fotografen van de Johannesburg Star, die zich net als Carter ongemakkelijk voelden bij het Apartheidsregime en het lot van de zwarte bevolking in beeld wilden brengen.

Zijn afkeer voor het geïnstitutionaliseerde racisme in Zuid-Afrika was ontstaan in zijn diensttijd. Nadat Kevin het had opgenomen voor een zwarte ober, werd hij in elkaar geslagen door een politieman, die hem ook nog uitschold voor kaffir-boetie, 'nikkervriendje'. Carter deserteerde en vluchtte naar Durban; hij wilde dít regime niet verdedigen.

Kevin, die zijn naam veranderd had in David, vond in Durban een baantje als discjockey. Nadat hij daar was ontslagen, durfde hij zijn ouders niet meer onder ogen te komen. Kevin slikte een cocktail van slaappillen, kalmeringsmiddelen en rattegif door en overleefde de zelfmoordpoging maar ternauwernood.

Hij keerde terug en meldde zich weer bij het leger voor het restant van zijn dienstplicht. Aan het einde van zijn diensttijd raakte hij gewond bij een bomaanslag van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC), waarbij ook 19 doden vielen. Na zijn diensttijd vond hij werk in een fotozaak en van het één kwam het ander; hij werd fotograaf.

Met gevaar voor eigen leven trok Kevin Carter de sloppenwijken binnen. Het fotograferen in de townships werd totdantoe uitsluitend gedaan door zwarte fotografen, simpelweg omdat blanken er hun leven niet zeker waren. Het gevaar werd alleen maar groter toen in 1990 een burgeroorlog uitbrak tussen het ANC en de door de Zoeloe's gesteunde Inkatha Freedom Party. De strijd werd gestreden tussen extreem gewelddadige, rivaliserende bendes die gewapend waren met Kalasjnikovs, speren en bijlen. Over en weer werd er gemoord en regelmatig escaleerde het moorden in massaslachtingen.




Kevin Carter in het Alexander township; achter hem zoekt een aanhanger van het ANC dekking achter de deksel van een vuilnisbak.

De 'Bang Bang Club'
Om het gevaar beter het hoofd te kunnen bieden, vormde Carter een team met Ken Oosterbroek van de Johannesburg Star en twee freelance fotografen: Greg Marinovich en Joao Silva. De vier waren zo succesvol in het vastleggen van het geweld, dat ze door een Zuid-Afrikaans tijdschrift de 'Bang Bang Club' werden gedoopt. Naast de dreiging van de bendes, werden de vier talloze malen gearresteerd door de Zuid-Afrikaanse politie.

Silva beschreef voor Time Magazine een tafereel dat illustratief was voor wat de Bang Bang Club vrijwel dagelijks meemaakte:
At a funeral some mourners caught one guy, hacked him, shot him, ran over him with a car and set him on fire...We were lucky to get away.


Carter wist als eerste fotograaf een foto te maken van een wel erg wrede vorm van executeren, het zogenaamde necklacing. Bij deze vorm van executie krijgt het slachtoffer een autoband gevuld met benzine om zijn nek gelegd. Vervolgens wordt de autoband in brand gestoken. De executies werden uit naam van het ANC uitgevoerd, al veroordeelde de top van de partij deze methode - op Winnie Mandela na. De foto haalde de voorpagina's van de wereldpers.

Voor zijn fotografie won Marinovich in 1990 de prestigieuze Pullitzer Prijs. Dit succes betekende extra aandacht voor 'The Bang Bang Club', maar er werd ook meer druk op de schouders van Carter gelegd. Marinovich had met het winnen van de prijs de lat een stuk hoger gelegd.

Daarnaast begonnen de gewelddadigheden die Kevin dagelijks meemaakte hun tol te eisen. Hij rookte marihuana om aan de beelden te ontsnappen en stapte later over op Mandrax, een verboden kalmeringsmiddel dat methaqualon bevat.

Soedan
De foto van het meisje en de gier maakte Kevin Carter echter niet in de townships van Zuid-Afrika. In 1993 vloog hij met Joao Silva naar Soedan om daar een fotoreportage te maken over de hongersnood in het toen al door burgeroorlog verscheurde land.

Aangekomen in het dorpje Ayod begonnen hij en Silva foto's te maken van de uitgehongerde mensen. Na een tijdje liep Carter het dorpje uit en het verdorde grasland in om bij te komen van wat hij gezien had. Plotseling hoorde hij dichtbij een hoge stem zacht jammeren. Hij zag het meisje voorovergebogen in het zand liggen. Uitgeput worstelde ze zich een weg naar een nabijgelegen hulppost. Een schijnbaar goed doorvoede gier wachtte zijn kans af. Kevin maakte de foto die jaren later op mijn harde schijf belandde.


(Klik op de foto voor de grote versie)( bron)

Nadat Kevin Carter de foto gemaakt had, verjoeg hij de gier, maar hij liet het meisje aan haar lot over. Het is niet bekend of ze de hulppost heeft kunnen bereiken. Carter is weggelopen, is onder een boom gaan zitten, heeft een sigaret aangestoken en is vervolgens in huilen uitgebarsten.

Erkenning en depressie
Nadat de New York Times de foto geplaatst had, kreeg de redactie honderden reacties van lezers binnen. Wat was er met het meisje gebeurd? De redactie moest het antwoord schuldig blijven.

De foto leverde Kevin Carter de Pullitzer Prijs op. Op 13 april 1994 kreeg Carter het nieuws te horen. Op 18 april dook de Bang Bang Club zonder Kevin de townships weer in om te doen wat ze altijd hadden gedaan; foto's maken. Kevin's beste vriend Ken Oosterbroek werd die dag dodelijk getroffen door een kogel. Greg Marinovich raakte zwaar gewond.

Het was de laatste druppel. Kevin Carter stortte defintief in. Hij begon openlijk over zelfmoord te spreken. Zijn drugsgebruik nam weer toe en hij werd het huis uit gezet door zijn vriendin.


Joao Silva maakte deze foto van de dodelijk getroffen Ken Oosterbroek (bron).

Op 23 mei 1994 nam Carter de Pullitzer Prize in ontvangst. Op 27 juli reed hij zijn auto naar de oever van de Braamfonteinspruit, een rivier waar hij als kind vaak speelde, verbond een slang aan zijn uitlaat en hing het andere uiteinde van de slang door het raam aan de passagierszijde van de auto en startte de motor...

Kevin Carter werd 33 jaar oud. Op zijn lichaam werd een afscheidsbrief gevonden. Kevin schreef:
I am haunted by the vivid memories of killings & corpses & anger & pain...of starving or wounded children, of trigger-happy madmen, often police, of killer executioners...I have gone to join Ken if I am that lucky.
De foto van het meisje en de gier werd een icoon van de staat waarin Afrika verkeerde en ook nu nog verkeert; die van honger, oorlog en lijden. Het is het vergeten continent. Afrika haalt de televisiejournaals en de voorpagina's van de kranten niet. Blijkbaar hebben we het al afgeschreven.

Had Kevin Carter het meisje moeten helpen? Op moeten tillen, troosten en naar de hulppost moeten dragen? Misschien wel. Het is makkelijk en wellicht daarom niet wenselijk om een oordeel te vellen vanuit je luie stoel. Wat Kevin in de loop der jaren door zijn lens gezien en vastgelegd heeft is onvoorstelbaar. Hij ging er zelf uiteindelijk aan onderdoor. Zijn erfenis is echter van onschatbare waarde. Laten we hem daarop waarderen.

Over Kevin
In 2006 werd er een korte documentaire over Kevin Carter en de foto van het meisje en de gier gemaakt: The Death of Kevin Carter. De documentaire werd genomineerd voor een Oscar en won diverse prijzen op de verschillende filmfestivals. De twee leden van de Bang Bang Club die het overleefden, Greg Marinovich en Joao Silva, schreven een boek over hun ervaringen: The Bang Bang Club.

Ook diverse bands wijdden een nummer aan Kevin Carter, waaronder de The Manic Street Preachers. De wat potsierlijke videoclip valt via YouTube te bekijken.

De map met de historische foto's heb ik uiteindelijk toch maar bewaard.

***

woensdag 13 juni 2007

Engelenmuziek

Meestal zijn de muziekzenders op de Nederlandse televisie nauwelijks te genieten. Je wordt overspoeld met pulp en sms-bagger, een samenzwering van talentloze musici en gewetenloze marketeers, alles bedoeld om tieners maar zoveel mogelijk zakgeld te ontfutselen. Dat is jammer, want er wordt zo ontzettend veel mooie muziek gemaakt in de wereld.

Ondanks de doorgaans povere kwaliteit van het gebodene heb ik regelmatig TMF of MTV aanstaan, voornamelijk een beetje als achtergrondgeluid en -beeld; een bewegend behang van sensueel dansende jongedames. Soms word je dan plotseling toch naar het scherm gezogen. Een paar jaar geleden had ik dat met een videoclip van de IJslandse band Sigur Ros.

De eerste beelden waren wazig; wisselende kleurvlekken waar af en toe een citaat over muziek van een bekende filosoof of musicus in verscheen, zoals deze van Plato: "Music is a moral law. It gives soul to the universe, wings to the mind, flight to the imagination, and charm and gaiety to life and to everything." Het kwam allemaal nogal pretentieus op me over, maar ik bleef wel kijken; met pretenties hebben is tenslotte niets mis. Het is alleen zo jammer als ze niet worden waargemaakt. En dat deed Sigur Ros gelukkig wel.

Van de wazige kleurvlekken en citaten schakelde het beeld al snel over naar een wonderlijk tafereel; kinderen met het syndroom van Down die verkleed als engelen een dans opvoerden, alles in slow motion, ergens in het wijdse en lege landschap van IJsland. Rare, diepe gitaarklanken vergezelden een hoge mannenstem, die in een onbegrijpelijke taal een mooi lied zong: Svefn-g-englar. Je kunt de videoclip via YouTube bekijken:



Sigur Ros maakt muziek die zich moeilijk laat beschrijven. Etherisch? Feëriek? Engelenmuziek? Of zoals de bandleden aan het eind van de videoclip zelf al aangeven: "We haven't found the words to describe our music. Maybe we will one day."

De zanger bespeelt zijn gitaar als een cello. Met een strijkstok tovert hij een wonderschoon geluid uit zijn elektrische gitaar, alsof een prehistorisch dier zijn zieleroerselen uitschreeuwt, of nee, alsof het gebulder van het geschubde monster dat de tectonische platen onder IJsland uitelkaar trekt, en daarmee de geisers en lavastromen voedt waaruit het eiland ontstaan is, op plaat is vastgelegd. Hmmm, okée, dat is misschien wat overdreven...


Jónsi Birgisson bespeelt met een strijkstok de snaren van zijn elektrische gitaar. (bron)

Naast de elektrische gitaar en de hoge zangstem van Jónsi Birgisson gebruikt de band een rijk instrumentarium om de songs vorm te geven. Strijkers, koperblazers, glockenspiel, harmonica, banjo, keyboards; eigenlijk komt er een heel orkest langs als je een plaat van Sigur Ros opzet.

De teksten zijn in het IJslands geschreven, waar ik natuurlijk niets van versta, maar ook in het Hooplands, een verzonnen taaltje, waarin de klank geheel ondergeschikt is gemaakt aan de muziek. Doordat je de teksten niet kunt verstaan, kan je er makkelijk een eigen invulling aan geven, en dat voegt ook toe aan de charme van het geheel, voegt een flinke dosis mysterie toe.

Niet alle nummers op Ágætis Byrjun - de eerste plaat van Sigur Ros die wereldwijd is uitgebracht- zijn van dezelfde, hoge kwaliteit. Soms verzuipen de songs wat in ambitie, en regelmatig gaat het zingen van Birgisson lijken op jengelen. Maar de nummers waarin het wel allemaal klopt, zijn dan meteen ook pareltjes die je eindeloos kunt draaien.

Dat probleem van de wisselende kwaliteit geldt eigenlijk nog meer voor de titelloze opvolger, die nogal depressief en vooral wanhopig klinkt, een enkel juweeltje daargelaten. Vaka, het openingsnummer zet meteen de toon voor de rest van het album. Het lijkt alsof de band het even allemaal niet meer zag zitten. Maar het pianoloopje in Samskeyti en het orgeltje in Álafoss zijn schitterend, net als de climax in het wat lange Popplagið, de afsluiter van de plaat.

Maar het album Takke ("Bedankt"), hun meest recente werk, is wat mij betreft het hoogtepunt in het oeuvre van deze band. Van kop tot staart klopt het album helemaal. De nummers beginnen vaak rustig, maar werken langzaam toe naar een zalige climax, waarbij de melodieën vaak dagenlang door je hoofd blijven spoken. Glósóli, Sæglópur, Mílanó en Svo Hljótt zijn stuk voor stuk meesterwerken en behouden vreemdgenoeg hun frisheid, zelfs na tientallen keren beluisteren.

Veel muziek van de band valt te beluisteren via hun website: Eighteen seconds before sunrise. Helaas heb ik ze nog niet live mogen bewonderen, dus ik moet me voorlopig behelpen met sites als YouTube. Maar ook dat is geen bezwaar in het geval van Sigur Ros. Stuk voor stuk zijn hun muziekvideo's het aanschouwen meer dan waard, al is de thematiek vaak donker. Hier volgen een paar van mijn favorieten:

Saeglópur (Takke)



Glosoli (Takke)



Vaka ()



Meer info:

Wikipedia (Engelse versie)

Myspace.com/sigurros

woensdag 6 juni 2007

3.500, 655.000, 2.000.000.000.000 & 6

Even wat cijfers over de oorlog in Irak.

3.500

Het aantal Amerikaanse militairen dat is omgekomen in Irak is sinds vorige week opgelopen tot 3.500. Het nieuws haalde nauwelijks de media, of werd van de voorpagina's verdrongen door de perikelen rond Paris Hilton. Ook Amerika is blijkbaar erg Irakmoe. Het dodental zal de komende maanden hoogstwaarschijnlijk fors oplopen. De Amerikaanse troepenmacht wordt namelijk momenteel uitgebreid met 21.500 extra soldaten. Deze troepen moeten de gebieden waar de Soenitische opstandelingen en de terroristen van al Qaïda momenteel nog de dienst uitmaken gaan veiligstellen. Het lijkt een laatste alles of niets poging te zijn van de regering Bush om Irak voor de volgende verkiezingen te pacificeren. De gevechten hebben in mei al geleid tot het hoogste sterftecijfer onder Amerikanen sinds de inval in 2003.

Naast de 3.500 doden zijn er ook meer dan 25.000 gewonde Amerikaanse soldaten. Hiervan heeft 20% ernstig hersen- of ruggemergletsel. 30% van de teruggekeerde soldaten krijgt binnen drie tot vier maanden last van ernstige psychische problemen.

Het aantal aanvallen op coalitietroepen is gestegen van gemiddeld 14 per dag in februari 2004 naar gemiddeld 185 per dag in december 2006.


Soldaat eerste klas Katie M. Soenksen kwam op 2 mei 2007 om het leven toen een bermbom naast haar voertuig ontplofde. Ze was 19 jaar oud. (bron)

655.000?

Over de doden aan Irakese zijde zijn minder betrouwbare cijfers voorhanden. Het Witte Huis houdt het op ongeveer 30.000 burgerdoden. Waar ze dit getal vandaan halen is onduidelijk, aangezien het Pentagon zelf geen onderzoek doet naar het aantal burgerslachtoffers.

Het Iraq Body Count Project meldt op zijn website een maximum van 71.000 Irakese slachtoffers. Deze onafhankelijke, Britse onderzoeksgroep baseert zich op berichten in de internationale media. Als na een aanslag of een vuurgevecht de BBC 13 slachtoffers meldt, Al Jazeera 27 en Fox News 20, dan berekent het Iraq Body Count project hiervan het gemiddelde en telt dit op bij het totaal aantal doden. Het is natuurlijk de vraag hoe betrouwbaar deze methode van onderzoek is.

Het Britse medische tijdschrift The Lancet publiceerde in 2004 al een rapport waarin het aantal Irakese doden werd geschat op 100.000. De methodologie van het onderzoek was echter omstreden - iets wat The Lancet zelf erkende in een redactioneel commentaar - waardoor de cijfers makkelijk konden worden afgedaan als onbetrouwbaar.

Het onderzoek werd uitgevoerd door een groep Irakese artsen en stond onder supervisie van epidemiologen van de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health. Er werd gebruik gemaakt van cluster sampling, een wetenschappelijke methode waarbij onderzoek naar een kleine, zorgvuldig geselecteerde groep een beeld moet geven van de totale populatie. 998 Irakese gezinnen in 33 wijken verspreid over Irak werden gevraagd een ellelange vragenlijst in te vullen en onder meer aan te geven hoeveel familieleden, vrienden en kennissen ze verloren hadden sinds de invasie in 2003. De ondervraagden werd echter vrijwel nooit verzocht een overlijdensakte te overleggen, waardoor de uitkomsten nauwelijks geverifiëerd konden worden. De foutmarge van het onderzoek werd daardoor onacceptabel hoog: de 100.000 was een gemiddelde van minimaal 8.000 en maximaal 194.000 slachtoffers.

Het onderzoek werd bewust vier dagen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004 gepubliceerd, in de hoop dat de uitkomsten de politieke keuze van de Amerikanen zou kunnen beïnvloeden. Doordat de resultaten zo direct voor politieke doeleinden gebruikt werden, ontstond er alleen maar meer (terechte) twijfel over de kwaliteit van het gedane onderzoek.

Maar in oktober 2006 publiceerde The Lancet een nieuw onderzoek van dezelfde groep Irakese artsen, wederom opererend onder de supervisie van de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health. Dit onderzoek meldde een dodental van 655,000. Hiervan waren 601.000 het directe gevolg van geweld. Zo'n 31% was het gevolg van bombardementen en oorlogshandelingen door de coalitietroepen en de overige 69% het gevolg van het aanhoudende sektarische geweld in Irak. Het ging in ieder geval om slachtoffers die niet gevallen zouden zijn als de Amerikanen gewoon waren thuisgebleven.

De onderzoekers bevestigden de onderzoeksresultaten uit 2004 met een nieuwe cluster sample en claimden dat hun onderzoeksmethode wel degelijk betrouwbaar was. Nu werden 1.849 gezinnen ondervraagd in 44 wijken. Ook werd 87% van de ondervraagden verzocht een overlijdensakte te overleggen, wat in 90% van de gevallen daadwerkelijk gebeurde.

Desondanks noemde president Bush de resultaten 'ongeloofwaardig'. Hopelijk heeft hij hierin gelijk. Het laatste woord is er in ieder geval nog niet over gezegd. Of het precieze aantal slachtoffers ooit bekend zal worden is twijfelachtig.


In een moskee in Bagdad wordt het lichaam van de zes jaar oude Lamiamh Ali schoongemaakt voor haar begrafenis. Ze was aan het buitenspelen toen een Amerikaanse clusterbom een einde maakte aan haar leven en aan dat van twee van haar broertjes en zusjes. (bron)

Naast de doden zijn er ook de vluchtelingen; minimaal 1,3 miljoen Irakezen zijn uitgeweken naar Jordanië en Syrië. In Irak zelf hebben 1,9 miljoen mensen huis en haard verlaten om het geweld te ontvluchten. Een kwart van de Irakese kinderen lijdt aan chronische ondervoeding.

2.000.000.000.000

En dan de materiële kosten. Volgens een onderzoek van Nobelprijswinnaar Joseph E. Stiglitz en Linda Bilmes van de universiteit van Harvard zullen de totale kosten van de oorlog in Irak uitkomen op twee biljoen dollar. Dat is een twee met twaalf nullen. Voor de oorlog beweerde het Witte Huis dat de hele operatie maximaal 200 miljard dollar zou gaan kosten, maar het blijkt het tienvoudige te gaan worden. Stiglitz en Bilmes gingen er in hun onderzoek van uit dat de Amerikanen in 2010 Irak weer zouden verlaten, maar dit is zeer twijfelachtig. Onlangs vergeleek president Bush de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in Irak nog met die in Zuid-Korea. In Zuid-Korea zitten de Amerikanen al vijftig jaar. De bouw van de grootste ambassade ter wereld in Bagdad en een aantal grote Amerikaanse legerbasissen doet vermoeden dat er geen plannen zijn om snel weer te vertrekken. De twee biljoen dollar mag dan ook gerust een voorzichtige schatting genoemd worden. Gelukkig blijken de olievoorraden in Irak misschien wel twee keer zo groot te zijn als voorheen gedacht werd.

10 miljard dollar is intussen verkwanseld in Irak door mismanagement, zo concludeerde een onderzoek van het Amerikaanse Congres in februari 2007. 9 miljard dollar is simpelweg foetsie; er zijn geen bonnetjes bewaard en niemand weet wat er met het geld gebeurd is. Daarnaast verweet het Pentagon Halliburton 1,5 miljard dollar teveel in rekening te hebben gebracht voor geleverde diensten.

De inflatie in Irak ligt rond de 40% (2005). De werkloosheid is enorm en variëert per gebied van 27% tot 60% van de beroepsbevolking; dat resulteert in allemaal jonge mannen die gefrustreerd thuiszitten. De olieproductie ligt nog steeds onder het niveau van voor de invasie, mede doordat opstandelingen en terroristen regelmatig de olieinfrastructuur aanvallen en de opbouwwerkzaamheden zo saboteren.

Inmiddels zal het Amerikaanse defensiebudget in 2008 een kleine 647 miljard dollar gaan bedragen. Hiermee spenderen de Amerikanen meer aan defensie dan de volgende vijftien landen samen. Maar die 647 miljard is slechts 4,4% van het BNP, dus voorlopig hoeft Washington zich nog geen zorgen te maken over Imperial Overstretch. Amerika besteedt nu bijvoorbeeld relatief minder aan defensie dan tijdens de Koude Oorlog.


(Klik op de foto voor de grote versie) Het nieuwste vliegdekschip van de Amerikaanse marine heet de USS George H.W. Bush en is vernoemd naar de 41ste president van de VS, de vader van de huidige president. Het schip werd in oktober 2006 gedoopt en zal vanaf 2008 in de vaart genomen worden. De USS George H.W. Bush kan twintig jaar lang zonder bijtanken rondvaren en zal 6.000 man personeel en rond de 80 straaljagers wereldwijd inzetbaar maken. Kosten: 6,35 miljard dollar.(bron)

6

Maar goed, al die doden en dollars, waar was het ook alweer voor? Iets met massavernietigingswapens toch? Na 11 september 2001 verkondigden de regering Bush en een buslading neoconservatieve denkers en commentatoren zonder te blikken of te blozen dat het absoluut noodzakelijk was om Irak te 'regime changen'. Saddam Hoessein had banden met al Qaïda, was waarschijnlijk zelfs op de hoogte geweest van de plannen voor de aanslagen, en hij was actief bezig massavernietigingswapens te ontwikkelen. Eén plus één is twee; Saddam zou zo maar een kernbom of een chemisch wapen aan het clubje van Osama bin Laden kunnen geven. Dit moest koste wat kost voorkomen worden.



Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell bungelt tijdens een speciale sessie van de VN Veiligheidsraad een buisje heen en weer. De inhoud van het buisje komt overeen met de hoeveelheid anthrax die in een envelop zat die in de herfst van 2001 naar de Amerikaanse Senaat gestuurd werd. Twee medewerkers van de post die met de substantie in aanraking kwamen, lieten daarbij het leven. Irak zou op het moment dat Powell zijn presentatie gaf nog 8.500 liter anthrax verborgen houden voor de inspecteurs van UNSCOM. De 8.500 liter anthrax is nooit gevonden. Ook is er nooit een verband tussen al Qaïda en de vestuurde envelop aangetoond. (bron )

De bewijzen die werden aangevoerd ter onderbouwing van deze beweringen waren op zijn zachtst gezegd nogal flinterdun. Binnen het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Energy Department waren er ook genoeg experts die de regering Bush daarop wezen. De bewijslast en de twijfels werden in een document aan het Amerikaanse Congres aangeboden. Het Congres moest tenslotte goedkeuring geven voor de oorlog. Dit document heette het National Intelligence Estimate (NIE). In het NIE stond duidelijk te lezen dat het allemaal niet zo zeker was als de Bush regering beweerde. De banden tussen al Qaïda en Saddam Hoessein waren nauwelijks aantoonbaar. Met de aluminium buizen die Saddam tot zijn beschikking had, kon hij hoogstwaarschijnlijk geen centrifuges bouwen om uranium te bewerken voor kernwapens. Ook was het helemaal niet zeker dat Irak wel over productiecapaciteiten voor chemische en biologische wapens beschikte, al sprak het NIE over een 'hoge waarschijnlijkheid'.

Helaas stonden deze twijfels niet vermeld in de 5 pagina's dunne samenvatting van het NIE, alleen in het 92 pagina's dikke NIE zelf. De samenvatting liet kortom een nogal vertekend beeld zien. Na al deze cijfers vind ik de volgende eigenlijk het meest schokkende cijfer; van de honderd senatoren in de Amerikaanse Senaat namen er maar welgeteld zes (6!) senatoren de moeite om het hele NIE te lezen. De rest baseerde zijn stem op de twijfelloze samenvatting. Als die 94 andere senatoren even de moeite hadden genomen het belangrijkste document van dit decennium te lezen, dan had dat misschien wel 3.500 Amerikaanse en tussen de 30.000 en 655.000 Irakese doden, talloze gewonden, en niet te vergeten 2 biljoen dollar kunnen schelen.