Posts tonen met het label irak. Alle posts tonen
Posts tonen met het label irak. Alle posts tonen

maandag 12 oktober 2009

Yes he can!

Het sprookje dat Barack Obama heet, blijft maar voortduren. Wie mij twee jaar geleden had voorspeld dat een onervaren en bovenal niet roomblanke senator in 2009 het Witte Huis zou bewonen, had ik waarschijnlijk ter plekke voor gek verklaard. Toch flikte Barack Obama dat kunstje. Hij versloeg nipt de gedoodverfde favoriet bij de Democraten, Hillary Clinton, tijdens de voorverkiezingen en daarna wat minder nipt de gematigde en ervaren staatsman John McCain tijdens de verkiezingen. Als kers op de taart kenden wat stoffige Noren hem afgelopen vrijdag na amper negen maanden met de scepter gezwaaid te hebben ook nog de Nobelprijs voor de Vrede toe.

Het comité dat de Nobelprijzen toekent, leek zelf ook niet helemaal te weten waarom ze juist Obama hadden uitverkoren. Er werd wat gemompeld over de veranderde toonzetting van het Witte Huis en het gedeelde gedachtegoed met dynamietuitvinder Alfred Nobel, maar echt klip en klaar leek de uitverkiezing allerminst. Toch valt er wel wat voor te zeggen, want in amper negen maanden tijd heeft Barack Obama eigenlijk al heel wat bereikt.


- In april van dit jaar riep Obama op tot het wereldwijd uitbannen van kernwapens, die hij de 'meest gevaarlijke erfenis van de Koude Oorlog' noemde. Alhoewel hij eraan toevoegde dat dit streven waarschijnlijk niet tijdens zijn leven gerealiseerd zou kunnen worden, werd hij hiermee wel de eerste Amerikaanse president die zich zo openlijk uitsprak tegen kernwapens. Een loze belofte dus? Niet echt, want in juli sloten de Verenigde Staten en Rusland een verdrag, waarin afgesproken werd de kernwapenarsenalen van beide landen met een kwart te reduceren.

- In juni sprak de nieuwbakken president Moslims over de hele wereld verzoenend toe tijdens een toespraak in Caïro. Alhoewel zijn voorganger George Bush nooit de oorlog verklaard heeft aan de Islam, leken de geluiden die uit het Witte Huis kwamen veel op een verkapte oorlogsverklaring. Zo sprak Bush van een 'kruistocht tegen het terrorisme', wat in de Islamitische wereld geïnterpreteerd werd als een oproep tot Middeleeuwse bekeringsdrang. Obama besloot het roer om te gooien en reikte de hand. Terecht, want Moslims en Amerikanen willen eigenlijk hetzelfde; democratie, een betere baan en slechts een bescheiden rol voor het geloof in het openbare leven. Sorteerde de toespraak enig effect?

Een paar dagen na de zalvende woorden van Obama mochten de inwoners van Libanon naar de stembus. Peilingen hadden vooraf een overwinning van Hezbollah voorspeld, de door Iran gesponsorde terreurbeweging annex politieke partij. Hezbollah zou vooral profiteren van het anti-Westerse sentiment dat onder bevolking leefde na de oorlog tegen Israël, waarin de zuiderburen met Amerikaans materieel wijken in Beiroet in de as legden. Hezbollah won tot ieders verbazing niet; de pro-Westerse regeringscoalitie kreeg onverwacht het vertrouwen van de Libanese bevolking. En wat bewoog de Libanezen om af te zien van een motie van wantrouwen tegen het Westen? Volgens analisten was er één duidelijke oorzaak; de speech van Barack Obama in Caïro. Die toespraak had de anti-Amerikaanse wind uit de zeilen van Hezbollah genomen.

- Niet alleen de toespraak in Caïro sorteerde direct effect; de frisse wind die door het Witte Huis blaast heeft wereldwijd positieve gevolgen. Volgens een opiniepeiling van het PEW Research Center heeft de wereld veel meer fiducie in het leiderschap van Obama dan van Bush (zie grafiek). Vooral het groeiende vertrouwen in een groot aantal Islamitische landen is opmerkelijk, wat er mogelijk op duidt dat het ronselen van rekruten voor de Jihad een stukje lastiger is geworden met Obama aan het roer.

- Door de oorlog in Irak raakte Europa tot op het bot verdeeld. De tegenstanders van de oorlog, met name Duitsland en Frankrijk, werden door het Witte Huis bestempeld als het 'Oude Europa' en afgedaan als irrelevant. Ook hier heeft Obama wonden weten te helen; momenteel is Obama populairder in Duitsland en Frankrijk dan Angela Merkel en Nicolas Sarkozy. Een gezonde relatie tussen de twee grootste economieën ter wereld kan alleen maar bevorderlijk voor de wereldvrede zijn.

- Barack Obama heeft Israël openlijk opgeroepen te stoppen met het bouwen van nederzettingen op de Westoever van de Jordaan. Deze nederzettingen zijn het belangrijkste obstakel in het bereiken van een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen, maar werden door Bush nog gedoogd. Obama beloofde een hardere lijn tegen Israël en een veel actievere rol van de Verenigde Staten in het vredesproces. Alhoewel er weinig analisten rekening houden met Amerikaans succes, lijkt Obama zich desondanks te willen vastbijten in de kwestie. Ter illustratie; op het moment dat het Nobelprijscomité bekendmaakte dat Obama de vredesduif van het jaar was geworden, was de speciale gezant van de VS, George Mitchell, aan het onderhandelen met premier Bejamin Netanyahu. Mitchell wist eerder de strijdende partijen in Noord-Ierland ervan te overtuigen de strijdbijl te begraven, dus wie weet?

- Barack Obama heeft het omstreden raketschild in Polen en Tjechië afgeblazen. Alhoewel het schild bedoeld was om Europa en Amerikaanse belangen te beschermen tegen raketaanvallen van 'schurkenstaten', zagen vooral de Russen het als een nieuwe poging de macht van Moskou in te perken. Rusland had al gedreigd opnieuw te gaan investeren in een uitbreiding van het kernwapenarsenaal, maar die investering lijkt nu van de baan. Het schild was daarnaast buitengewoon impopulair in Polen en Tjechië, waar bijna negentig procent van de bevolking tegen de plaatsing was. De schurkenstaten kunnen allesbehalve opgelucht ademhalen, want de ontwikkeling van een alternatief raketschild gaat gewoon door. Moskou en Washington zijn in ieder geval naar buiten toe weer dikke vrienden.

- Barack Obama gaat de Amerikaanse troepen zo snel mogelijk terug trekken uit Irak. In 2011 moeten de gevechtstroepen al huiswaarts gekeerd zijn, al lijkt een kleine, meer permanente militaire aanwezigheid van Amerika onvermijdelijk om de prille democratie in Irak te beschermen. Het lijkt in ieder geval meer op vrede dan op oorlog.

- Barack Obama gaat een nieuwe strategie uitvouwen voor Afghanistan, een tweede oorlog die hij geërfd heeft van zijn voorganger. Hij beloofde eerder al een uitbreiding van het aantal Amerikaanse troepen, maar lijkt nu op voorspraak van de belangrijkste Amerikaanse generaal in de regio, David Petraeus, te willen gaan onderhandelen met de meer gematigde facties binnen de Taleban. Het heeft er alle schijn van dat die aanpak, die uiteindelijk ook wat rust bracht in Irak, voor meer vrede gaat zorgen, of in ieder geval een sneller einde van het conflict.

- En last but not least; met Barack Obama aan het roer hebben de Verenigde Staten eindelijk weer een leidende rol op zich genomen op het gebied van de klimaatverandering. De in potentie beschaving bedreigende global warming kan alleen een halt worden toegeroepen als het machtigste land ter wereld de regie in handen neemt. En als er één bedreiging is voor de wereldvrede, dan is dat de opwarming van de aarde.

Afijn, de Nobelprijs voor de Vrede kwam misschien wat te vroeg, want veel van de ambities van Obama op het gebied van de wereldvrede staan pas in de steigers, maar welke Chinese dissident, Ierse zanger of Iraanse blogger heeft het afgelopen jaar meer betekend voor de vrede? Ik kan er zo één, twee, drie niet één bedenken. Daarnaast won bondskanselier Willy Brandt dezelfde Nobelprijs in 1971 voor de door hem ontwikkelde Ostpolitik, waarmee hij toenadering tussen West- en Oost-Duitsland trachtte te bewerkstelligen. Dat klusje was ook pas in 1990 geklaard.

Mocht Obama ook nog eens slagen in het reduceren van kernwapens, het brengen van vrede in het Midden-Oosten en Afghanistan en het tegengaan van global warming, dan stel ik voor om hem de prijs gewoon nog een keer te geven!

woensdag 11 februari 2009

Irakonderzoek II: de stroomversnelling

Bloed en hoop

Ik kan het tweede deel van mijn Irakonderzoek vrijwel op dezelfde manier beginnen als het eerste deel, want afgelopen vrijdag blies een vrouw zich veertig kilometer ten zuiden van Bagdad op te midden van een groep Sjiitische pelgrims. Er vielen veertig doden en meer dan zestig gewonden, wederom voornamelijk vrouwen en kinderen. Een afgerukt been was alles wat er overbleef van de vrouw die de aanslag pleegde. Een veertigjarige inwoner van Bagdad, Sadiya Kadom, beschreef tegenover de Associated Press een afschuwelijk tafereel van 'doden en krijsende gewonden'. De aanslag werd niet opgeëist, maar de autoriteiten wezen al snel met een beschuldigende vinger naar terreurorganisatie al Qaïda. Het was de derde zelfmoordaanslag binnen één week tijd.

Toch lijkt er hoop te gloren in Irak. Op eenendertig januari mochten de Irakezen naar de stembus voor hun versie van provinciale statenverkiezingen. En dat deden ze massaal. Vijfenzestig procent van de kiesgerechtigden bracht een stem uit, terwijl bij verkiezingen in 2005 het opkomstpercentage in sommige provincies nog slechts rond de twee procent had geschommeld. Op een aantal kleine incidenten na verliepen de verkiezingen geweldloos. Meer dan vierhonderd veelal nieuwe politieke partijen deden mee en de Irakezen hadden de keuze uit meer dan veertienduizend (!) kandidaten. Alleen in het semi-autonome Koerdische noorden en de potentiële brandhaard Kirkoek werd niet gestemd.

Wat daarnaast opmerkelijk was, is dat de kiezers massaal stemden voor nationale eenheid en veiligheid en dat de sektarische partijen, zoals die van Muqtada al-Sadr, gemarginaliseerd werden. De Irakezen stemden voor een toekomst als Irakees, niet een toekomst als Sjiiet of Soenniet. In het land van de Eufraat en de Tigris zijn de inwoners het sektarische geweld en de aanslagen klaarblijkelijk meer dan zat. Alle partijen die zich profileerden als Islamitisch of Arabisch kregen gevoelige klappen te verduren. Zou de neo-conservatieve droom van een seculiere democratie in het hart van het Midden-Oosten dan toch nog uitkomen? In december zijn er parlementsverkiezingen; dan weten we meer.



Dat de Irakezen de opgelegde democratie lijken te omarmen, zou eigenlijk niemand mogen verbazen. In maart 2008 publiceerde marktonderzoeksbureau Gallup de resultaten van een grootschalige opiniepeiling onder vijftigduizend Moslims in vijfendertig landen, waaronder Irak. Uit Who Speaks for Islam werd onder meer duidelijk dat de overgrote meerderheid van de Moslims wereldwijd snakt naar democratie en 'Westerse vrijheden', maar ze liever niet van buitenaf opgelegd ziet worden. Of de Islam als religieus dogma een gouden huwelijk kan aangaan met democratie blijft de vraag, maar dat Moslims en democratie samengaan lijkt evident - en dat laatste is wat telt.

Naast het positieve nieuws over de verkiezingen lijkt ook het geweld in Irak af te nemen. Sinds de Amerikaanse troepenuitbreiding - de zogenoemde surge - is het aantal burgerslachtoffers drastisch afgenomen. Volgens het Iraq Body Count project vielen er in 2008 nog 'maar' gemiddeld vijfentwintig burgerslachtoffers per dag. In 2006 waren dat er nog gemiddeld zesenzeventig en in 2007 zevenenzestig. Het blijft de vraag of de rust bewaard kan worden als de Amerikaanse troepen weer huiswaarts keren.

De nieuwbakken president van de Verenigde Staten, Barack Obama, stemde als senator tegen de surge en beloofde de kiezer de Amerikaanse troepen binnen zestien maanden weer naar huis te brengen. Inmiddels zouden zowel de hoogste generaal in de regio, David Petraeus, als de aangebleven minister van defensie, Robert Gates, er bij Obama op hebben aangedrongen zijn plannen te herzien. Het zou volgens Petraeus en Gates erg onverstandig zijn de politieke toekomst van Irak met een te overhaaste terugtrekking op het spel te zetten.

Volgens een gezaghebbende verslaggever van de Washington Post, Thomas Ricks, zou de huidige bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten in Irak, generaal Raymond T. Odierno, tot 2015 minimaal vijfendertigduizend manschappen in Irak willen houden om de stabiliteit van de olierijke staat te bestendigen. Ricks is een uitgesproken criticaster van de oorlog in Irak en doorgaans zeer goed geïnformeerd. 'De Irakoorlog van Obama zou wel eens langer kunnen duren dan de Irakoorlog van Bush,' zo vertelde Ricks in de Daily Show van tien februari (zie video). Het zal moeilijk worden voor Barack Obama de roep om een langer verblijf in Irak te weerstaan, helemaal als blijkt dat voor de pacificatie van Afghanistan minder troepen nodig zijn, dan tot nu toe gedacht werd.



Half overstag

Niet alleen in Irak gebeurde er een democratisch wonder; ook in Nederland heeft minister-president Jan Peter Balkenende zijn jarenlange verzet tegen een onderzoek naar de Nederlandse besluitvorming omtrent de Irakoorlog moeten staken. Na een reeks van onthullingen van onder andere NRC Handelsblad, RTL Nieuws en de persdienst GDP besloot de eerste minister eigenhandig een commissie in te stellen die het wel en wee van de Nederlandse politieke steun voor de invasie moet gaan blootleggen. Voormalig president van de Hoge Raad Willibrord Davids (zie foto) heeft zich bereid verklaard de commissie te gaan leiden.



Het instellen van een commissie door de regering om het handelen van diezelfde regering te onderzoeken, is een op zijn minst merkwaardige stap. Het controleren van de regering is een taak en zelfs een grondrecht van het parlement en dus niet van de regering zelf. Tijdens de formatiebesprekingen is dit grondrecht wat betreft de Nederlandse rol in de Irakoorlog in het 'Pact van Beetsterzwaag' door de regeringspartijen verkwanseld. De PvdA sprak in 2004 nog bij monde van Bert Koenders over het 'neerlaten van een ijzeren gordijn' met betrekking tot de weigering van Balkenende de besluitvorming rond Irak te laten onderzoeken. Het ijzeren gordijn mocht drie jaar later van diezelfde partij gewoon blijven hangen.

Met de instelling van de Commissie Davids is het alsof de verdachte in het beklaagdenbankje aankondigde zelf het onderzoek naar zijn schuldvraag ter hand te zullen nemen. Toch stemde het parlement, dat in feite buitenspel wordt gezet, enigszins morrend in met de instelling van de commissie. Dat iemand met de statuur van Willibrord Davids zich voor het wiebelende karretje van Balkenende laat spannen, is een weer een ander verhaal.

Waar in Irak de democratie lijkt te floreren, daar krijgen de Nederlanders een regentesk doekje voor het bloeden aangeboden. De Commissie Davids zal namelijk niemand kunnen verplichten aan het onderzoek mee te werken. Zo heeft bijvoorbeeld Hilbrand Nawijn (zie foto), die ten tijde van de besluitvorming nog minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in het demissionaire eerste kabinet Balkenende was, al aangegeven geen medewerking te zullen verlenen aan het onderzoek. Of dat een ramp van epische proporties vormt, valt te bezien, maar Nawijn was wel aanwezig bij de ministerraadsvergaderingen en zou dus een kijkje achter de schermen kunnen bieden.


Ook zal de commissie getuigen niet onder ede kunnen verhoren, wat de betrouwbaarheid van getuigenissen niet ten goede komt. De burger moet er maar op vertrouwen dat de gehoorden de waarheid vertellen en aan dat vertrouwen in de politiek ontbreekt het structureel al jaren. Volgens Allard de Rooi, de oprichter van de burgerbeweging Openheid over Irak, leidde het ontbreken van een opkomstplicht en niet onder ede kunnen verhoren van getuigen al tot het 'falen' van soortgelijke commissies in Groot-Brittannië en het Europees Parlement. Het blijft zodoende de vraag of de Commissie Davids wel de juiste middelen tot haar beschikking heeft om de onderste steen boven te krijgen. De veelgenoemde kloof tussen politiek en burger wordt er in ieder geval niet mee gedicht, eerder verwijdt. Een regent stelt een regent aan om het beleid van een regent te onderzoeken. Tja...

De hele kwestie is inmiddels een schrijnend voorbeeld geworden van het volstrekte gebrek aan dualisme in ons staatsbestel. De fracties van de regeringspartijen in zowel de Eerste als Tweede Kamer stemden braaf volgens de partijlijn. De oppositie deed verwoede beroepen op het eergevoel en het geweten van de individuele volksvertegenwoordigers, maar die pogingen liepen stuk op de opgetrokken muren van betonnen partijdiscipline.

Vooral de rol van de Partij van de Arbeid is hierin bijzonder wrang. De PvdA had haar kiezers tenslotte tijdens de verkiezingscampagne een Irakonderzoek beloofd, maar die belofte werd tijdens de formatiebesprekingen in Beetsterzwaag al geloochend. Ook nu, in de herkansing, werd de kiezer de wacht aangezegd, ook al had Balkenende de Commissie Davids zonder raadpleging van zijn belangrijkste bondgenoot in de coalitie, minister van Financiën Wouter Bos, uit de hoge hoed getoverd. De PvdA werd voor een fait accompli gesteld en slikte het als zoete koek.

Dat Wouter Bos überhaupt een ministerspost bekleedt is al een gotspe, aangezien hij de kiezer beloofd had onder het mom van het herstel van het dualisme de fractie in de kamer te zullen blijven aanvoeren. Ook die belofte verdampte toen de macht daagde. Verstokte sociaal-democraten zullen toch met weemoed terugdenken aan de dagen van Joop den Uyl, toen de partij tenminste nog ergens voor stond en de geharde ruggengraat van een havenarbeider had, in plaats van de huidige wervelkolom van smurfensnot. De huidige fractieleider Mariëtte Hamer beloofde bij haar aantreden in september nog een 'reanimatieprogramma' om kiezers terug te brengen bij de partij. Hartmassage vereist echter wel de aanwezigheid van minimaal een hart, niet slechts een berekenend brein.

Hans van Mierlo (D66) wist de kromheid van de nu ontstane situatie nog het beste onder woorden te brengen tijdens een uitzending van Pauw en Witteman (zie video). Volgens de Minister van Staat had de PvdA 'iets weggegeven, wat niet van hen is'. Ook partijgenoot Alexander Pechthold betichtte de PvdA van 'de uitholling van het parlementaire systeem'. Hans van Baalen (VVD) noemde de commissie een 'jaren vijftig-oplossing' waarmee het kabinet het parlement 'schoffeert'. Harry van Bommel (SP) sprak zelfs over 'Operatie Doofpot'; Balkenende zou gewoonweg het woord 'Irak' een jaar lang niet meer willen horen.



Zelfs de recente, nogal belastende uitspraken van voormalig topambtenaar Hans Siepel in re.Public konden gisteren Willibrord Davids niet meer werkloos maken:
‘Dat was in 2003, aan de vooravond van de Irak-oorlog. Ik was voorzitter van de strategiegroep-Irak en werkte voor het kabinet aan de communicatie rond de naderende strijd. Ik vond dat het kabinet in haar standpuntbepaling rekening moest houden met de weerstand in de samenleving. Maar de regering bewandelde alleen de institutionele kaders. En dat was Amerika steunen. Dat deden we altijd, dus dit keer ook. De vraag was niet óf we de VS in Irak zouden steunen, de vraag was welke argumentatie we daarbij zouden verzinnen.'
In het door Agnes Kant (SP) maar weer eens aangevraagde spoeddebat maakte Balkenende duidelijk wat hij van plan is in de komende maanden. Negen maanden lang zal de Commissie Davids broeden op alle vragen en dan een rapport baren wat aan alle onduidelijkheden een einde moet maken. Tot die bevalling is Irak door de regering verklaard tot een 'no go zone'; de regering zal de kaken stijf op elkaar houden en daarmee het parlementaire grondrecht op informatie simpelweg opschorten. Dat op dezelfde dag het correctief referendum, wat de bevolking de mogelijkheid zou geven een besluit van de overheid tegen te houden of terug te draaien, zoals bijvoorbeeld een steunverlening aan een oorlog, in de Tweede Kamer sneuvelt, door onder andere weerstand van het CDA, is tekenend voor het gebrek aan vertrouwen in democratische waarden binnen de 'normen en waarden'-partij.

Jan Peter Balkenende beloofde klaarheid, maar krijgt vooralsnog voornamelijk tijdswinst. De Commissie Davids zal pas in november van dit jaar de beloofde klaarheid verschaffen en mocht die klaarheid dan toch nog te troebel blijken, dán zal pas een parlementair onderzoek de onderste steen boven mogen gaan halen. Tegen de tijd dat een parlementair onderzoek is afgerond, zitten we waarschijnlijk al ver in het jaar 2010, misschien ontluiken de eerste bloesems van 2011 al.

En in 2011 zijn er weer Tweede Kamerverkiezingen. Gezien de huidige, positieve ontwikkelingen in Irak, die mogelijk en hopelijk doorzetten, kan de premier tegen die tijd met een gerust hart zijn kabinet laten vallen en iets beweren in de trant van: 'Ik heb het misschien niet helemaal zuiver gespeeld, maar kijk toch ook eens naar het resultaat; een dictator verdreven en een bevolking de vrijheid geschonken - is dat niet het allerbelangrijkste?' Van de tienduizenden slachtoffers, miljoenen ontheemden en de onvindbare massavernietigingswapens rest dan slechts een zwarte bladzijde in de recente wereldgeschiedenis.

Wellicht is een herboren, vrij Irak inderdaad het allerbelangrijkste, maar belangrijk is ook hoe het spelletje gespeeld werd. We leven tenslotte niet in een bananenrepubliek. Naar aanleiding van de diverse onthullingen van de afgelopen maand valt eigenlijk al te concluderen dat het spel niet zuiver gespeeld is. In eerste instantie was ik van plan om de volkenrechtelijke basis van de politieke steun aan de invasie onder de loep te nemen, aangezien dat volgens mij de kern van de kwestie omvat, maar gezien de versheid van de onthullingen, zal ik eerste aandacht besteden aan een schijnbare randzaak: waarom werd er eigenlijk wel politieke maar geen militaire steun aan de invasie verleend?

Geen militaire steun?

Het is ten eerste überhaupt nog de vraag of de Nederlandse regering wel alleen politieke steun verleend heeft. Het Nederlands Dagblad publiceerde op 30 januari een interview met de voormalige Amerikaanse onderminister van Defensie Douglas Feith. Feith had op pagina 396 van zijn boek War and Decision geschreven dat Nederland 'combat support' of 'combat service support' heeft geleverd en dat gaat wel wat verder dan alleen politieke steun.

Feith beweerde ook dat veel landen in het geheim hadden meegeholpen aan de invasie van Irak. Toen het Nederlands Dagblad hem telefonisch om een toelichting vroeg, bleek Feith zich ineens niet meer te kunnen herinneren wat Nederland nou precies had bijgedragen: 'Dat is allemaal detaillistische informatie en lang geleden.’ Voor zover nu bekend is, waren de Patriotraketten die in Turkije waren gestationeerd de enige officiële militaire bijdrage van Nederland aan de Irakoorlog.

Vooral het VPRO-radioprogramma Argos wist in de afgelopen jaren veel op te rakelen met betrekking tot vermeende Nederlandse militaire steun aan de invasie. Helaas zijn veel van de openbaringen gebaseerd op anonieme bronnen, vluchtige inzagen in rapporten en inmiddels weer van websites verdwenen informatie, waardoor er moeilijk te spreken valt van harde bewijzen. Toch weet Argos mijns inziens gefundeerde twijfel te zaaien over het officiële standpunt van de Nederlandse regering dat er geen militaire steun is verleend.

De Groene Amsterdammer zette in een artikel van negen januari jongstleden de belangrijkste vindingen nog even op een rij. Zo zouden de Nederlandse strijdkrachten onder andere actief hebben meegeholpen met het inzamelen van inlichtingen ter voorbereiding van de invasie in Irak. Nederlandse F-16's voerden verkenningsvluchten uit boven Irak - één moest er zelfs een noodlanding maken - en Nederlandse en Deense special forces voerden in Irak geheime missies uit om inlichtingen te vergaren, aldus een gelekt Deens rapport.

Nederlandse commandotroepen zouden ook na de invasie actief betrokken zijn geweest bij oorlogshandelingen. In Noord-Irak zouden volgens een bron binnen de Britse special forces Nederlandse commandotroepen de Amerikanen geholpen hebben bij het openen van een tweede front:
‘Daartoe moest bij Harir, in Koerdisch gebied, een landingsbaan op een vervallen vliegveld worden klaargemaakt. Voor deze operatie waren veel special forces nodig en daarbij kregen de Amerikanen hulp van special forces van verschillende bondgenoten, waaronder de Britten, maar ook de Nederlanders’
Onder andere de legendarische BBC-journalist John Simpson zou dit verhaal tegenover Argos hebben bevestigd. Simpson was ten tijde van de invasie zeker in Noord-Irak; hij overleefde er ternauwernood een bombardement van de Amerikaanse luchtmacht.

Ook 'versprak' de toenmalige staatssecretaris van Defensie Cees van der Knaap zich tegenover RTL Nieuws, toen hij een paar maanden voor de invasie meldde dat een Nederlandse onderzeeër betrokken was bij de voorbereidingen voor de oorlogshandelingen:
'De Amerikanen zijn heel druk bezig om te kijken van: hoe is dit gebied. Het ligt vlak bij Irak. Het is de toegangsweg tot Irak, dus het is heel duidelijk dat ze zo goed mogelijk kennis willen nemen van alle activiteiten in dit gebied, dat ze daar een scenario over willen maken, en in dit kader moet u ook deze activiteiten van deze onderzeeboot zien.’
De onderzeeboot in kwestie, de Walrus, werd gefilmd in Dubai, waar hij net was aangemeerd na een geheime missie in de Golfregio. Saillant detail was de aanwezigheid aan boord van vier Amerikaanse 'afluisteraars', die 'elk Arabisch dialect zouden kunnen verstaan'. De Hr.Ms. Walrus (zie foto)is een bijzonder geavanceerde spionageduikboot, waarover de Amerikanen zelf niet beschikken, aldus De Groene Amsterdammer.



De onthullingen van Argos lieten ook de oppositie in de Tweede Kamer niet onberoerd. Op 4 april 2007 werd minister van Defensie Eimert van Middelkoop (ChristenUnie) acht uur lang doorgezaagd over de vindingen van het VPRO-radioprogramma, maar de regering ontkende alle aantijgingen stelselmatig. Het kabinet had alleen politieke steun verleend en meer niet.

Begin vorig jaar lagen Argos en Van Middelkoop opnieuw met elkaar in de clinch; toen betrof het Nederlandse special forces die in 2001 en 2002 buiten hun mandaat om in Afghanistan actief waren geweest. Volgens Argos zouden de commandotroepen onder de naam Task Force Quebar vanuit Kandahar hebben deelgenomen aan gevechtshandelingen tegen de Taliban en al Qaïda, terwijl hun mandaat ophield bij de stadsgrenzen van Kabul. Van Middelkoop bleef stelselmatig de aantijgingen ontkennen. De minister betichtte Argos zelfs van 'UFO-journalistiek' - de Raad voor de Journalistiek besliste echter in het voordeel van de journalisten.

Daarnaast verscheen overste Jan Blom (uiterst rechts op de foto) in gevechtstenue op de eerste persconferentie van generaal Tommy Franks drie dagen na de start van de invasie. Blom was op dat moment werkzaam als verbindingsofficier voor de in Turkije gestationeerde Patriotraketten, maar werd door Franks voorgesteld als vertegenwoordiger van de 'Coalition of the Willing' - de term die de Amerikanen bezigden om de coalitie van landen aan te duiden die de invasie militair steunden.

De aanwezigheid van luitenant-kolonel Blom bij de persconferentie leidde tot consternatie in Nederland, maar het bleek om een 'vergissing' te gaan. Volgens wederom Argos was de aanwezigheid van Blom echter geen vergissing, maar een beloning:
Waarom denkt u dat bij de eerste grote persconferentie door de hoogste Amerikaanse generaal Tommy Franks in Qatar een Nederlandse officier op het podium stond? Dat was echt niet alleen wegens de verbale steun die Nederland heeft gegeven’
Aldus een anonieme inlichtingenofficier ‘uit een Westers land’.



Er bestaat, kortom, toch wel enige aanleiding om te vermoeden dat Nederland actieve militaire steun verleend heeft aan de invasie van Irak, maar helemaal klip en klaar is de situatie allerminst; het zaakje stinkt zogezegd. Er zijn een aantal vragen die de Commissie Davids beantwoord zou moeten krijgen om de stank weer te verdrijven. Waar waren de Nederlandse onderzeeërs - of overige marineschepen - ten tijde van de invasie? Welke vluchten hebben Nederlandse F-16's in die periode uitgevoerd? Waar waren de Nederlandse commandotroepen en special forces voor, tijdens en na de invasie? Heeft de Nederlandse regering kortom geheime steun toegezegd en gegeven aan de invasie? Hoeveel 'Jan Bloms' werkten er op het moment van de invasie samen met de Amerikanen en de Britten? Welke werkzaamheden verrichtten zij precies en zijn ze betrokken geweest bij oorlogshandelingen? Heeft het kabinet overwogen deze manschappen terug te trekken om elke schijn van militaire steun te vermijden? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?

De kip en het ei

Maar zolang een Nederlandse militaire deelname niet bewezen is, moeten we er van uitgaan dat de regering alleen politieke steun heeft verleend. De Eerste Kamerfracties van de PvdA, SP, D66, Partij voor de Dieren en Groenlinks, die vorig jaar meer dan honderd vragen stelden aan de regering, waren benieuwd waarom het eigenlijk alleen bij politieke steun is gebleven. Indien de casus belli inderdaad zo onomstotelijk vaststond, wat belette de regering onze krijgsmacht in te zetten om de wereld te ontdoen van de 'imminente dreiging' die van Saddam Hoessein uitging? Waarom de Amerikanen en Britten de hete kastanjes uit het vuur laten halen als je zelf ook een militair steentje kunt bijdragen? In de de antwoorden die de regering gaf wordt de volgende verklaring gegeven:
De Verenigde Staten hebben geen formeel verzoek gedaan aan de Nederlandse regering om deel te nemen aan de daadwerkelijke militaire inval in Irak. De VS hebben Nederland gevraagd politieke steun te bieden, mocht het komen tot militair optreden. De Nederlandse regering heeft haar uiteindelijke, eigenstandige (sic) afweging om een inval in Irak niet militair doch wel politiek te steunen gemaakt op 18 maart 2003.
Dit standpunt is door de regering ad nauseum herhaald. De Amerikanen vroegen niet om militaire steun en daarom heeft Nederland deze dan ook niet gegeven. De Volkskrant en RTL Nieuws wisten echter beslag te leggen op vertrouwelijke ambtelijke stukken, waaruit bleek dat de regering Bush wel degelijk Nederland had verzocht een militaire bijdrage te leveren aan de invasie van Irak. In één van de ambtelijke stukken (pdf) die openbaar werden gemaakt door RTL Nieuws wordt overduidelijk gerefereerd aan een Amerikaans verzoek voor een militaire bijdrage:
Het oorspronkelijke verzoek van de VS om militaire bijdragen is gevoegd als bijlage 3
Helaas ontbreekt de betreffende bijlage. Het is aan de Commissie Davids om die bijlage alsnog boven water te krijgen.

Heeft Jan Peter Balkenende gelogen tegen beide kamers van onze volksvertegenwoordiging? Het zou schrijnend zijn voor een politicus die doorgaans de mond vol heeft van normen en waarden als blijkt dat zijn eigen normen en waarden te wensen overlaten. Maar het antwoord is niet eenvoudig te geven. De crux van de hele zaak zit hem in het woord 'formeel'. De regering heeft steeds ontkend dat er een formeel of concreet verzoek is gedaan door Washington. Dat er oriënterende gesprekken zijn geweest met Amerikaanse diplomaten en er diverse scenario's zijn doorgenomen, waaronder die van actieve militaire ondersteuning, wordt niet ontkend.

Maar dat er een enigszins formeel verzoek is gedaan werd op 29 januari in een interview met journalisten van De Stentor bevestigd door Richard L. Armitage (zie foto), die van 2001 tot 2005 de onderminister van Buitenlandse Zaken was onder president Bush:
"We hebben officiële documenten gezonden en diplomaten naar Nederland gestuurd. Ik noem dat een verzoek. Hoe iemand anders dat noemt, moet hij weten." (vertaling NRC Handelsblad)


Een paar dagen later verklaarde Armitage tegenover het NOS-journaal dat zijn woorden verkeerd geïnterpreteerd waren en dat hij zich 'ongelukkig had uitgedrukt'. Het verzoek om steun zou gedaan zijn na de invasie en zou betrekking hebben gehad op de wederopbouw van Irak, niet de invasie. Het oorspronkelijke geluidsfragment, dat pas een dag later opdook, laat er echter geen twijfel over bestaan; Armitage sprak over een steunverzoek voor de invasie en niet de wederopbouw:
"We vertelden onze bondgenoten dat de Iraakse bevolking er positief tegenover zou staan... Dus wat wilden we? We wilden militaire hulp. De onderliggende implicatie was dat de Irakezen het zouden overnemen. Ze hadden olie. Dus ze hebben inkomsten... Dus waarom zouden we om politieke, medische en dat soort steun vragen als we militaire steun nodig hadden om erin en eruit te gaan?... We vroegen nooit om iets anders." (vertaling Parool)
Richard Armitage lijkt aan hetzelfde plotselinge geheugenverlies te leiden als zijn voormalige collega Douglas Feith.

De uitspraken van Armitage en de onthullingen van RTL Nieuws en De Volkskrant kwamen bovenop eerdere onthullingen van KRO Reporter en het VPRO-radioprogramma Argos. KRO Reporter (bekijk hier de uitzending) en Argos wisten in april 2007 al beslag te leggen op een vertrouwelijk memorandum, waaruit zou blijken dat er wel degelijk een Amerikaans verzoek om een Nederlandse militaire bijdrage was gedaan. De Verenigde Staten zouden blijkens dat memorandum Nederland op 21 november 2002 verzocht hebben om de inzet van de Luchtmobiele Brigade, fregatten, mijnenjagers, F-16's, Apache-gevechtshelikopters, precisiewapens en onderzeeërs.

Naar aanleiding van de uitzending van KRO Reporter schreven de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie een brief aan de Tweede Kamer met tekst en uitleg; het zou slechts gegaan zijn om een 'brainstormsessie onder leiding van de minister van Buitenlandse Zaken', waarin mogelijke scenario's werden behandeld. Echter, zowel kamerlid Bert Bakker (D66) als Harry van Bommel (SP) en Hans van Baalen (VVD), destijds beiden lid van de vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken en Defensie, bevestigden dat het een verzoek om militaire steun betrof.

Hans van Baalen (zie foto) deed in zijn commentaar op het document echter een uitspraak die, volgens mij, cruciaal is in de kwestie van de steunverlening. Van Balen zegt ten eerste dat het geen formeel verzoek betrof. Dus hierin lijkt hij het standpunt van de regering te staven. Hij vervolgt echter met te zeggen dat formele verzoeken tussen staten alleen gedaan worden, als men zeker weet dat het verzoek ingewilligd zal worden. Staten willen namelijk onder geen beding 'een blauwtje lopen', want dat zou gezichtsverlies betekenen.



Indien Van Baalen gelijk heeft - en ik heb geen reden aan zijn expertise op het gebied van buitenlandse zaken te twijfelen - dan rest de vraag waarom de Amerikanen geen formeel verzoek ingediend hebben. Is dat omdat ze geen 'blauwtje wilden lopen', aangezien ze al wisten dat Nederland het verzoek niet zou inwilligen? In dat geval is het antwoord van de regering op de vragen van de Eerste Kamerfracties op zijn minst onvolledig. Het besluit om geen militaire steun te verlenen is in dat geval niet gebaseerd geweest op het uitblijven van een formeel verzoek, maar is dan in een eerdere fase van het besluitvormingsproces genomen en op andere gronden. Op welke gronden precies zal de Commissie Davids moeten zien te achterhalen.

Of hebben de Verenigde Staten, zoals Armitage later beweerde, geen verzoek gedaan omdat ze 'zo arrogant' waren, omdat ze dachten de klus zonder Nederlandse steun te kunnen klaren? Maar waar komen de 'informele' steunverzoeken dan vandaan? Bijvoorbeeld de lijst met de straaljagers, de onderzeeboten en de gevechtshelikopters? Het is niet erg aannemelijk dat de Verenigde Staten in eerste instantie dachten Nederlandse militaire steun wél nodig te hebben, om daar een paar maanden later weer op terug te komen.

Het lijkt sterk op de aloude kip en het ei-discussie. Wat was er eerder: de kip? - Oftewel het niet indienen van een formeel steunverzoek door Washington? Of het ei? - De weigering van Nederland om bij voorbaat aan een formeel steunverzoek gehoor te geven?

Dat de Verenigde Staten geen Nederlandse militaire steun nodig hadden voor de invasie in Irak is vanuit puur operationeel oogpunt realistisch. Het is geen arrogantie, maar werkelijkheid; het Amerikaanse leger is veruit het sterkste leger ter wereld en had de steun van onze Jannen en Klazen zeker niet nodig om het Irakese leger op de knieën te dwingen. Een formeel steunverzoek lijkt vanuit die optiek overbodig. Washington had wel een ander probleem. Door het gebrek aan een mandaat van de VN Veiligheidsraad was de regering Bush naarstig op zoek naar legitimatie voor de inval. En die legitimatie zou alleen maar verschaft kunnen worden door een zo groot mogelijke coalitie van staten die de invasie zouden steunen. Washington was, kortom, blij met alle militaire steun die het kon krijgen.

President Bush refereerde in al zijn toespraken over Iraqi Freedom constant aan 'coalition forces' en de 'Coalition of the Willing', schijnbaar om het internationale karakter van de operatie maar te benadrukken. In dat licht moet ook de persconferentie van Tommy Franks worden gezien, waarin hij zich liet flankeren door leden van die coalitie, overste Blom incluis. De invasie moest met het tonen van een schijnbare internationale consensus de ontbeerde legitimiteit verkrijgen. De Amerikaanse diplomaten, waar Armitage over sprak en die volgens de Franse ambassadrice de deur van het Torentje in Den Haag platliepen, waren echt niet alleen naar Nederland gekomen voor het verkrijgen van politieke steun. Op een gegeven moment heeft de regering 'nee' gezegd tegen de Amerikanen, en niet andersom. En in het ergste geval heeft de regering publiekelijk 'nee' gezegd, maar heimelijk 'ja'.

Het formele verzoek is er, kortom, nooit gekomen, omdat ergens in het traject de regering besloten heeft, dat (openlijke) militaire steun geen optie was. Wellicht vond de regering de rechtsbasis te wankel. Misschien was men bang voor aanslagen. Er zijn tal van redenen te verzinnen, maar de door de regering gegeven reden lijkt het in ieder geval niet te zijn.

Het is aan de Commissie Davids om de waarheid boven tafel te krijgen, maar gezien de middelen die de commissie ter beschikking staan, lijkt dat een vrijwel onmogelijke opgave. Getuigen binnen Defensie, diplomaten uit Washington en (top-) ambtenaren in Den Haag zullen alleen uit vrije wil gehoord kunnen worden. Het lijkt me erg onwaarschijnlijk dat de hoofdrolspelers zullen staan te trappelen om tegenover de voormalige president van de Hoge Raad open kaart te spelen. Over negen maanden weten we meer.

In deel drie van mijn Irakonderzoek zal ik ingaan op de volkenrechtelijke basis van de politieke steunverlening van Nederland aan de Irakoorlog. Heeft de Nederlandse regering bijvoorbeeld de eigen grondwet buitenspel gezet om de belangrijkste bondgenoot maar niet te isoleren?

Wordt vervolgd...

zondag 4 januari 2009

Irakonderzoek; inleiding

Vorige week zondag wist één vrouw met een bomgordel in Bagdad bijna net zoveel dood en verderf te zaaien als het vierde sterkste leger ter wereld diezelfde dag in de Gazastrook. Ze verborg de explosieven onder haar abaya, een traditioneel islamitisch gewaad, en wachtte tot ze omringd werd door voornamelijk vrouwelijke sjiitische pelgrims en hun kinderen. Vervolgens blies ze zichzelf op. Er vielen veertig doden en meer dan zeventig gewonden. In de korte reportage die CNN over de aanslag uitzond, zag ik een jongen met een bezem schijnbaar stoïcijns de bloedplas naar een putje vegen. Alles went.

Rond de tijd dat de vrouw de bomgordel omgespte, afscheid nam van haar dierbaren, haar laatste gebeden zei, of wat je ook doet voordat je een aanslag pleegt, was Jan Peter Balkenende te gast in het programma Buitenhof (zie foto). Presentator Rob Trip mocht de minister-president een uur lang aan de tand voelen over een keur aan onderwerpen. Het werd een wat gezapig gesprek, waarin het de eerste minister nooit echt moeilijk werd gemaakt. Misschien was het de zaterdag ervoor laat geworden.

Ook de oorlog in Irak kwam aan bod. Het demissionaire, eerste kabinet Balkenende verleende in 2003 politieke steun aan de aanval op Irak. De rechtvaardiging van die politieke steun komt kortweg neer op het volgende: Saddam Hoessein lapte al twaalf jaar lang de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VRVN) aan zijn laars en in 2003 was het welletjes: wie niet horen wil, die moet maar voelen. En dat deed met name het Irakese volk dan ook.


De steun van Nederland aan de oorlog was en blijft omstreden. Al tien keer werden door de oppositie in de Tweede Kamer moties ingediend voor een onderzoek naar die steunverlening, maar die werden stuk voor stuk door een Kamermeerderheid weggestemd. Balkenende bevestigde in Buitenhof nog maar eens dat een onderzoek wat hem betreft onnodig is. Het is juist die aanhoudende weigering die de nieuwsgierigheid alleen maar aanwakkert. Als de redenen voor de Nederlandse passieve steun inderdaad zo klip en klaar waren en zijn, dan zal een eventueel onderzoek toch alleen maar de juistheid van die beslissing onderstrepen?

Het heeft er alle schijn van dat er toch een onderzoek gaat komen. De Eerste Kamerfracties van de SP, GroenLinks, D66 en de Partij voor de Dieren stelden in mei vorig jaar een honderdtal schriftelijke vragen aan de regering met betrekking tot de Irakoorlog. In december, zeven maanden later, kregen de fracties de antwoorden, maar die stemden niet tot tevredenheid. Zelfs de Senaatsfractie van de VVD wil nu de 'politieke mist' die ontstaan is laten verdwijnen. In februari zal opnieuw een pakket aanvullende vragen verstuurd worden. Mochten de antwoorden wederom te wensen overlaten, dan zal de Eerste Kamer voor het eerst in haar 194-jarige bestaan een parlementaire enquête instellen naar de Nederlandse rol in de Irakoorlog.

Opmerkelijk genoeg kon ik nergens een analyse vinden van de gestelde vragen en de gegeven antwoorden. Aangezien ik niet zo van schaatsen houd, heb ik daarom besloten maar mijn eigen onderzoek te doen naar de kwestie. Gisteravond heb ik me door de 58 pagina's vragen en antwoorden heen geworsteld. Zowel de vragen als de antwoorden stelden me wat teleur; het lijkt net of de essentie van wat er zich heeft afgespeeld ontweken wordt. Die essentie, zoals ik hem zie, zal ik hier trachten weer te geven.

De reden waarom ik dit doe is eigenlijk vrij eenvoudig; ik heb de inval in Irak destijds gesteund. Het sanctiebeleid had in mijn ogen gefaald; Saddam Hoessein besteedde de inkomsten die hij verkreeg uit de beperkte hoeveelheid olie die hij mocht uitvoeren niet aan het voeden en verzorgen van zijn eigen bevolking, maar bouwde er onder andere paleizen van. Het gevolg was dat naar schatting een half miljoen Irakese kinderen om het leven zijn gekomen door ondervoeding en gebrek aan medicatie. Daarnaast vertrouwde ik op de rapporten van de Britse en Amerikaanse veiligheidsdiensten, die met stelligheid beweerden dat de dictator daarnaast ook was verder gegaan met het ontwikkelen en produceren van massavernietigingswapens. Met het verwijderen van Saddam Hoessein zou de wereld alleen maar gebaat zijn.

Inmiddels zijn we vijfenhalf jaar verder en is mede door onderzoeken in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië duidelijk geworden dat met de analyses van de veiligheidsdiensten veel mis was. Ook is de pacificatie en wederopbouw van Irak uitgelopen op een debacle, zowel politiek als humanitair. Alhoewel de schattingen nogal uiteenlopen, zou de inval in het ergste geval aan 600.000 Irakezen het leven hebben gekost. Daarnaast is de toekomst van Irak bijzonder onzeker; nu Barack Obama beloofd heeft de troepen te zullen terugtrekken, blijft het de vraag of het land op eigen benen kan staan, of misschien wel de hele regio mee zal trekken in de door John McCain voorspelde geweldsexplosie en daaropvolgende genocide. Was het kortom wel zo'n goed idee?

De verschillende aspecten van de Irakoorlog en de Nederlandse steunverlening zal ik in een aantal afzonderlijke blogs toelichten. Allereerst wil ik mijn aandacht richten op de juridische aspecten van die steunverlening. Wat was de volkenrechtelijke basis voor het besluit? Bood resolutie 1441 inderdaad de ruimte voor militair handelen? Kan een oorlog legaal zijn zonder toestemming van de Veiligheidsraad? En heeft Nederland steun verleend aan een preëmptieve oorlog of een preventieve oorlog?

Vervolgens zal ik aandacht besteden aan de rapportages van de UNMOVIC en de IAEA aan de VN. De regering geeft in de antwoorden aan de Eerste Kamerfracties aan dat die doorslaggevend zijn geweest in het toekennen van de steun aan de Brits-Amerikaanse invasie. De regering bevestigt voortdurend dat ze zich niet heeft laten leiden door de rapporten van de Britse, Amerikaanse of zelfs Nederlandse veiligheidsdiensten. De rapportages van Hans Blix, het hoofd van UNMOVIC, en Mohamed ElBaradei, directeur-generaal van de IAEA, zal ik daarvoor onder de loep leggen, want die worden keer op keer aangevoerd als casus belli.

De oorlog was een grotendeels Amerikaans initiatief. Ik wil daarom nagaan wat de Verenigde Staten bewogen hebben om zoveel vaart te zetten achter de 'regime change' in Irak. Wat waren de zogenaamde neo-conservatieve overwegingen? En niet onbelangrijk: welke rol speelden de gigantische Irakese olievoorraden in het proces? Tenslotte wil ik een aantal vragen formuleren die ik niet ben tegengekomen in de vragenlijst van de Eerste Kamerfracties. Op welke wijze is er bijvoorbeeld druk uitgeoefend op de Nederlandse regering? Heeft de politieke steun nog wat opgeleverd voor Nederland naast een Saddam-vrije wereld? Het is nogal een flinke dot hooi die ik op de vork neem, maar het is dan ook een belangrijke kwestie, misschien wel de belangrijkste van het eerste decennium van deze nieuwe eeuw.

Wordt vervolgd...

woensdag 6 juni 2007

3.500, 655.000, 2.000.000.000.000 & 6

Even wat cijfers over de oorlog in Irak.

3.500

Het aantal Amerikaanse militairen dat is omgekomen in Irak is sinds vorige week opgelopen tot 3.500. Het nieuws haalde nauwelijks de media, of werd van de voorpagina's verdrongen door de perikelen rond Paris Hilton. Ook Amerika is blijkbaar erg Irakmoe. Het dodental zal de komende maanden hoogstwaarschijnlijk fors oplopen. De Amerikaanse troepenmacht wordt namelijk momenteel uitgebreid met 21.500 extra soldaten. Deze troepen moeten de gebieden waar de Soenitische opstandelingen en de terroristen van al Qaïda momenteel nog de dienst uitmaken gaan veiligstellen. Het lijkt een laatste alles of niets poging te zijn van de regering Bush om Irak voor de volgende verkiezingen te pacificeren. De gevechten hebben in mei al geleid tot het hoogste sterftecijfer onder Amerikanen sinds de inval in 2003.

Naast de 3.500 doden zijn er ook meer dan 25.000 gewonde Amerikaanse soldaten. Hiervan heeft 20% ernstig hersen- of ruggemergletsel. 30% van de teruggekeerde soldaten krijgt binnen drie tot vier maanden last van ernstige psychische problemen.

Het aantal aanvallen op coalitietroepen is gestegen van gemiddeld 14 per dag in februari 2004 naar gemiddeld 185 per dag in december 2006.


Soldaat eerste klas Katie M. Soenksen kwam op 2 mei 2007 om het leven toen een bermbom naast haar voertuig ontplofde. Ze was 19 jaar oud. (bron)

655.000?

Over de doden aan Irakese zijde zijn minder betrouwbare cijfers voorhanden. Het Witte Huis houdt het op ongeveer 30.000 burgerdoden. Waar ze dit getal vandaan halen is onduidelijk, aangezien het Pentagon zelf geen onderzoek doet naar het aantal burgerslachtoffers.

Het Iraq Body Count Project meldt op zijn website een maximum van 71.000 Irakese slachtoffers. Deze onafhankelijke, Britse onderzoeksgroep baseert zich op berichten in de internationale media. Als na een aanslag of een vuurgevecht de BBC 13 slachtoffers meldt, Al Jazeera 27 en Fox News 20, dan berekent het Iraq Body Count project hiervan het gemiddelde en telt dit op bij het totaal aantal doden. Het is natuurlijk de vraag hoe betrouwbaar deze methode van onderzoek is.

Het Britse medische tijdschrift The Lancet publiceerde in 2004 al een rapport waarin het aantal Irakese doden werd geschat op 100.000. De methodologie van het onderzoek was echter omstreden - iets wat The Lancet zelf erkende in een redactioneel commentaar - waardoor de cijfers makkelijk konden worden afgedaan als onbetrouwbaar.

Het onderzoek werd uitgevoerd door een groep Irakese artsen en stond onder supervisie van epidemiologen van de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health. Er werd gebruik gemaakt van cluster sampling, een wetenschappelijke methode waarbij onderzoek naar een kleine, zorgvuldig geselecteerde groep een beeld moet geven van de totale populatie. 998 Irakese gezinnen in 33 wijken verspreid over Irak werden gevraagd een ellelange vragenlijst in te vullen en onder meer aan te geven hoeveel familieleden, vrienden en kennissen ze verloren hadden sinds de invasie in 2003. De ondervraagden werd echter vrijwel nooit verzocht een overlijdensakte te overleggen, waardoor de uitkomsten nauwelijks geverifiëerd konden worden. De foutmarge van het onderzoek werd daardoor onacceptabel hoog: de 100.000 was een gemiddelde van minimaal 8.000 en maximaal 194.000 slachtoffers.

Het onderzoek werd bewust vier dagen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004 gepubliceerd, in de hoop dat de uitkomsten de politieke keuze van de Amerikanen zou kunnen beïnvloeden. Doordat de resultaten zo direct voor politieke doeleinden gebruikt werden, ontstond er alleen maar meer (terechte) twijfel over de kwaliteit van het gedane onderzoek.

Maar in oktober 2006 publiceerde The Lancet een nieuw onderzoek van dezelfde groep Irakese artsen, wederom opererend onder de supervisie van de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health. Dit onderzoek meldde een dodental van 655,000. Hiervan waren 601.000 het directe gevolg van geweld. Zo'n 31% was het gevolg van bombardementen en oorlogshandelingen door de coalitietroepen en de overige 69% het gevolg van het aanhoudende sektarische geweld in Irak. Het ging in ieder geval om slachtoffers die niet gevallen zouden zijn als de Amerikanen gewoon waren thuisgebleven.

De onderzoekers bevestigden de onderzoeksresultaten uit 2004 met een nieuwe cluster sample en claimden dat hun onderzoeksmethode wel degelijk betrouwbaar was. Nu werden 1.849 gezinnen ondervraagd in 44 wijken. Ook werd 87% van de ondervraagden verzocht een overlijdensakte te overleggen, wat in 90% van de gevallen daadwerkelijk gebeurde.

Desondanks noemde president Bush de resultaten 'ongeloofwaardig'. Hopelijk heeft hij hierin gelijk. Het laatste woord is er in ieder geval nog niet over gezegd. Of het precieze aantal slachtoffers ooit bekend zal worden is twijfelachtig.


In een moskee in Bagdad wordt het lichaam van de zes jaar oude Lamiamh Ali schoongemaakt voor haar begrafenis. Ze was aan het buitenspelen toen een Amerikaanse clusterbom een einde maakte aan haar leven en aan dat van twee van haar broertjes en zusjes. (bron)

Naast de doden zijn er ook de vluchtelingen; minimaal 1,3 miljoen Irakezen zijn uitgeweken naar Jordanië en Syrië. In Irak zelf hebben 1,9 miljoen mensen huis en haard verlaten om het geweld te ontvluchten. Een kwart van de Irakese kinderen lijdt aan chronische ondervoeding.

2.000.000.000.000

En dan de materiële kosten. Volgens een onderzoek van Nobelprijswinnaar Joseph E. Stiglitz en Linda Bilmes van de universiteit van Harvard zullen de totale kosten van de oorlog in Irak uitkomen op twee biljoen dollar. Dat is een twee met twaalf nullen. Voor de oorlog beweerde het Witte Huis dat de hele operatie maximaal 200 miljard dollar zou gaan kosten, maar het blijkt het tienvoudige te gaan worden. Stiglitz en Bilmes gingen er in hun onderzoek van uit dat de Amerikanen in 2010 Irak weer zouden verlaten, maar dit is zeer twijfelachtig. Onlangs vergeleek president Bush de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in Irak nog met die in Zuid-Korea. In Zuid-Korea zitten de Amerikanen al vijftig jaar. De bouw van de grootste ambassade ter wereld in Bagdad en een aantal grote Amerikaanse legerbasissen doet vermoeden dat er geen plannen zijn om snel weer te vertrekken. De twee biljoen dollar mag dan ook gerust een voorzichtige schatting genoemd worden. Gelukkig blijken de olievoorraden in Irak misschien wel twee keer zo groot te zijn als voorheen gedacht werd.

10 miljard dollar is intussen verkwanseld in Irak door mismanagement, zo concludeerde een onderzoek van het Amerikaanse Congres in februari 2007. 9 miljard dollar is simpelweg foetsie; er zijn geen bonnetjes bewaard en niemand weet wat er met het geld gebeurd is. Daarnaast verweet het Pentagon Halliburton 1,5 miljard dollar teveel in rekening te hebben gebracht voor geleverde diensten.

De inflatie in Irak ligt rond de 40% (2005). De werkloosheid is enorm en variëert per gebied van 27% tot 60% van de beroepsbevolking; dat resulteert in allemaal jonge mannen die gefrustreerd thuiszitten. De olieproductie ligt nog steeds onder het niveau van voor de invasie, mede doordat opstandelingen en terroristen regelmatig de olieinfrastructuur aanvallen en de opbouwwerkzaamheden zo saboteren.

Inmiddels zal het Amerikaanse defensiebudget in 2008 een kleine 647 miljard dollar gaan bedragen. Hiermee spenderen de Amerikanen meer aan defensie dan de volgende vijftien landen samen. Maar die 647 miljard is slechts 4,4% van het BNP, dus voorlopig hoeft Washington zich nog geen zorgen te maken over Imperial Overstretch. Amerika besteedt nu bijvoorbeeld relatief minder aan defensie dan tijdens de Koude Oorlog.


(Klik op de foto voor de grote versie) Het nieuwste vliegdekschip van de Amerikaanse marine heet de USS George H.W. Bush en is vernoemd naar de 41ste president van de VS, de vader van de huidige president. Het schip werd in oktober 2006 gedoopt en zal vanaf 2008 in de vaart genomen worden. De USS George H.W. Bush kan twintig jaar lang zonder bijtanken rondvaren en zal 6.000 man personeel en rond de 80 straaljagers wereldwijd inzetbaar maken. Kosten: 6,35 miljard dollar.(bron)

6

Maar goed, al die doden en dollars, waar was het ook alweer voor? Iets met massavernietigingswapens toch? Na 11 september 2001 verkondigden de regering Bush en een buslading neoconservatieve denkers en commentatoren zonder te blikken of te blozen dat het absoluut noodzakelijk was om Irak te 'regime changen'. Saddam Hoessein had banden met al Qaïda, was waarschijnlijk zelfs op de hoogte geweest van de plannen voor de aanslagen, en hij was actief bezig massavernietigingswapens te ontwikkelen. Eén plus één is twee; Saddam zou zo maar een kernbom of een chemisch wapen aan het clubje van Osama bin Laden kunnen geven. Dit moest koste wat kost voorkomen worden.



Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell bungelt tijdens een speciale sessie van de VN Veiligheidsraad een buisje heen en weer. De inhoud van het buisje komt overeen met de hoeveelheid anthrax die in een envelop zat die in de herfst van 2001 naar de Amerikaanse Senaat gestuurd werd. Twee medewerkers van de post die met de substantie in aanraking kwamen, lieten daarbij het leven. Irak zou op het moment dat Powell zijn presentatie gaf nog 8.500 liter anthrax verborgen houden voor de inspecteurs van UNSCOM. De 8.500 liter anthrax is nooit gevonden. Ook is er nooit een verband tussen al Qaïda en de vestuurde envelop aangetoond. (bron )

De bewijzen die werden aangevoerd ter onderbouwing van deze beweringen waren op zijn zachtst gezegd nogal flinterdun. Binnen het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Energy Department waren er ook genoeg experts die de regering Bush daarop wezen. De bewijslast en de twijfels werden in een document aan het Amerikaanse Congres aangeboden. Het Congres moest tenslotte goedkeuring geven voor de oorlog. Dit document heette het National Intelligence Estimate (NIE). In het NIE stond duidelijk te lezen dat het allemaal niet zo zeker was als de Bush regering beweerde. De banden tussen al Qaïda en Saddam Hoessein waren nauwelijks aantoonbaar. Met de aluminium buizen die Saddam tot zijn beschikking had, kon hij hoogstwaarschijnlijk geen centrifuges bouwen om uranium te bewerken voor kernwapens. Ook was het helemaal niet zeker dat Irak wel over productiecapaciteiten voor chemische en biologische wapens beschikte, al sprak het NIE over een 'hoge waarschijnlijkheid'.

Helaas stonden deze twijfels niet vermeld in de 5 pagina's dunne samenvatting van het NIE, alleen in het 92 pagina's dikke NIE zelf. De samenvatting liet kortom een nogal vertekend beeld zien. Na al deze cijfers vind ik de volgende eigenlijk het meest schokkende cijfer; van de honderd senatoren in de Amerikaanse Senaat namen er maar welgeteld zes (6!) senatoren de moeite om het hele NIE te lezen. De rest baseerde zijn stem op de twijfelloze samenvatting. Als die 94 andere senatoren even de moeite hadden genomen het belangrijkste document van dit decennium te lezen, dan had dat misschien wel 3.500 Amerikaanse en tussen de 30.000 en 655.000 Irakese doden, talloze gewonden, en niet te vergeten 2 biljoen dollar kunnen schelen.

maandag 23 april 2007

De Patriot en de Beerput

Toen Patrick Tillman vijf jaar oud was, sloop hij tijdens een storm zijn ouderlijk huis in Californië uit en klom hij op het dak van de veranda. Daar klampte hij zich vast aan een zwiepende boomstam en hij bleef zich vasthouden terwijl de storm voortraasde. Patrick was niet bang voor het natuurgeweld. Hij wilde juist de kracht van de wind voelen en trotseren.

Op de middelbare school bleek Patrick een uitstekende American Footballspeler te zijn. Hij leidde zijn team naar het kampioenschap in de Central Coast Section Division I en hij werd tot speler van het jaar gekozen. Maar hij bestond niet alleen maar uit spierballen en loopvermogen, ook qua denkvermogen blonk hij uit.

Sportief talent en intelligentie voorkwamen echter niet dat hij op zijn zeventiende een maand in een jeugdgevangenis moest doorbrengen; toen een vriend van hem bedreigd werd, sloegen zijn stoppen door en sloeg hij de man het ziekenhuis in. Hij zou dit later zien als een keerpunt in zijn leven.

Het geluk lachte hem al snel weer toe. Patrick ging studeren en football spelen aan de Arizona State University. Ondanks zijn gebrek aan lengte imponeerde hij zijn coaches met een niet aflatende inzet. In 1996 leidde hij het universiteitsteam na een ongeslagen seizoen naar de Rose Bowl, de grote finale van het Amerikaanse college football.



In drie en een half jaar tijd rondde hij zijn studie marketing af en slaagde summa cum laude. Om te ontspannen klom hij wel eens in de zestig meter hoge lichtmast van het universiteitsstadion. Hij liep op de campus rond op zijn slippers, reed in een roestige pick-uptruck en had lang haar. Tillman ging zo zijn eigen gangetje.

In 1998 werd hij door de Arizona Cardinals gedraft en bleef het hem voor de wind gaan. Hij scherpte in 2000 het record in de NFL aan voor het grootste aantal tackles in één seizoen; 224 keer wist hij een tegenstander te vloeren. Mede daardoor begon Patrick Tillman langzamerhand een nationale beroemdheid te worden.

Naast zijn sportieve prestaties bleef hij ook zijn geest aanscherpen; gefascineerd door politieke en sociale systemen stortte hij zich op een masters degree in de geschiedenis. Tussen de colleges en wedstrijden door liep hij een marathon en een jaar later de Ironman triathlon.

De St. Louis Rams wilden hem in 2001 inlijven en boden Patrick een contract aan. Hij kon negen miljoen dollar gaan verdienen door vijf jaar voor de Rams te tekenen. Tillman weigerde; hij bleef liever voor de Cardinals spelen, ook al verdiende hij daar 'maar' $450.000 per jaar. Het was een zeldzame uiting van clubliefde, wat hem bij de fans uiteraard onsterfelijk maakte.

Toen lieten negentien terroristen op 11 september 2001 passagiersvliegtuigen inslaan in het World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington DC. Tillman was net als heel Amerika en de rest van de wereld geschokt. In een interview een dag na de aanslagen verwoordde hij het als volgt: "My great-grandfather was at Pearl Harbor and a lot of my family has gone and fought in wars," zei hij. "And I really haven't done a damn thing." En dat bleef aan hem knagen.

In 2002, een week nadat hij met zijn highschool sweetheart was getrouwd, meldden Patrick en zijn jongere broer Kevin zich aan bij de Army Rangers, een elite-eenheid van het Amerikaanse leger. In datzelfde jaar had hij kunnen bijtekenen bij de Arizona Cardinals. Tillman had in drie jaar tijd 3,6 miljoen dollar kunnen gaan verdienen, maar hij koos voor de 18.000 dollar die het leger hem jaarlijks zou gaan betalen, en de ontberingen van de keiharde 28 weken durende opleiding van de Army Rangers; één van de zwaarste in het Amerikaanse leger.

Deze keuze maakte hem tot een held voor veel Amerikanen. In alle grote tijdschriften, kranten en op de nationale televisiezenders werd Patrick geroemd om zijn vaderlandsliefde en moed. In Hollywood wreven de filmproducenten zich al genoegzaam in de handen. Politici van zowel de Democraten als de Republikeinen wezen naar de Tillmanbroers als voorbeelden voor de Amerikaanse jeugd. Het Pentagon zag in hem een machtig wapen in de strijd om het recruteren van nieuwe manschappen. Het was een tijd lang Patrick Tillman voor en Patrick Tillman na. Hij was de all American hero, de belichaming van een gedroomde nationale identiteit.



Patrick en Kevin dienden samen in Irak in 2003. Daarna keerden ze terug naar de Verenigde Staten, om vervolgens opnieuw uitgezonden te worden naar Afghanistan, in het kader van operatie Mountain Storm. Deze operatie had specifiek als doel om de infrastructuur van de Taliban en al Qaida te vernietigen en uiteindelijk Osama bin Laden te vangen of te doden.

Op 22 april 2004 liep Patrick Tillman met zijn eenheid in een hinderlaag vlakbij de Pakistaanse grens. Twintig minuten lang volgde er een intens vuurgevecht. Mede door het leiderschap van Tillman kon een gedeelte van zijn eenheid aan de hinderlaag ontsnappen. Patrick zelf ontsnapte niet; hij werd gedood door vijandige kogels.

Amerika dompelde zich in rouw. Ruim 3.500 mensen waren aanwezig op zijn begrafenis, inclusief hoogwaardigheidsbekleders uit het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de NFL.

Daarmee was het verhaal van Patrick Tillman echter nog niet afgedaan. Vijf weken na zijn begrafenis kwamen er geruchten naar buiten dat het geen vijandelijke kogels waren geweest die een einde aan zijn leven hadden gemaakt. Patrick was gedood door zogenaamd friendly fire; gedood door zijn eigen leger. Niet alleen de familie van Tillman, maar het hele land reageerde geschokt. Hoe had dit kunnen gebeuren? En waarom had het Pentagon eerst wat anders beweerd?

Patrick Tillman was te beroemd om de omstandigheden van zijn dood geheim te kunnen houden. De familie, leden van de Amerikaanse Senaat en eigenlijk de hele samenleving eisten opheldering. Diverse onderzoeken werden opgestart, door het leger zelf, maar ook door het Amerikaanse Congres, die daarvoor zelfs zittingen organiseerden, de zogenaamde Congressional Hearings; een machtig instrument in de Amerikaanse politiek. Uiteindelijk werd in april 2007 een rapport van 1.100 pagina's openbaar gemaakt.

Die hinderlaag is er nooit geweest. Door de paniek die was ontstaan na het ontploffen van een landmijn, ontstond er een vuurgevecht tussen Amerikaanse eenheden onderling, die daarbij geassisteerd werden door soldaten van het nieuwe Aghaanse leger. De drie kogels die Tillman in het hoofd hadden getroffen, waren afkomstig uit de loop van een mede-Ranger. Nadat de rook was opgetrokken en de Rangers doorhadden wie ze gedood hadden, meldden ze het trieste nieuws via de radio aan hun commandanten.

Onmiddelijk werd al het radio- en internetverkeer van en naar de basis platgelegd. Toen de eenheid van Tillman met zijn levenloze lichaam terugkeerde, werd hen bevolen het uniform en het kogelvrije vest van Patrick te verbranden, om alle mogelijke sporen uit te wissen. Een andere Ranger die tijdens hetzelfde vuurgevecht ook door friendly fire gewond was geraakt, Jade Lane, ontwaakte een dag later in een Afghaans ziekenhuis, en ontdekte tot zijn schrik dat zijn bed geflankeerd werd door twee bewakers. Koste wat kost moest voorkomen worden dat de ware toedracht van Tillman's dood in de openbaarheid zou komen. Lane werd duidelijk gemaakt dat hij moest zwijgen.

Russell Baer had als Ranger het vuurgevecht gezien. Hij wist dat Patrick Tillman gedood was door Amerikaanse kogels, maar ook hem werd het zwijgen opgelegd. Hij werd samen met Kevin Tillman overgeplaatst naar Amerika, maar mocht zelfs Kevin niets vertellen over de ware toedracht van de dood van zijn broer. Baer kon met deze wetenschap niet leven, zijn geweten begon te knagen en hij kwam niet opdagen toen hij zich weer voor dienst moest melden. Hij werd voor straf gedegradeerd.

Het nieuws van Tillman's dood bereikte binnen een paar dagen de hele legertop, inclusief generaal John Abizaid, de toenmalige opperbevelhebber van alle Amerikaanse troepen in het Midden-Oosten en Afghanistan. Ondanks dat het al snel duidelijk was dat Tillman niet omgekomen was door vijandelijk vuur, werd er een verhaal verzonnen over een hinderlaag en een heroïsche reactie van Tillman. Posthuum ontving hij een Silver Star en een Purple Heart en werd Patrick bevorderd tot korporaal. Tegen de familie, nabestaanden en de Amerikaanse bevolking werd simpelweg gelogen.

Het Pentagon zat in zijn maag met de dood van Tillman. Patrick was hun poster-boy geweest in de War on Terror. Het was al erg genoeg dat hij was gesneuveld, maar dat dit ook nog eens het resultaat was van friendly fire, was simpelweg onacceptabel. Het bracht het imago van het Amerikaanse leger te veel schade toe. Daarom werd er gekozen voor een doofpotstrategie.

De reacties van de familie van Patrick liegen er niet om. Zo zei een verbitterde vader Tillman tegen de Washington Post: "After it happened, all the people in positions of authority went out of their way to script this. They purposely interfered with the investigation; they covered it up. I think they thought they could control it, and they realized that their recruiting efforts were going to go to hell in a handbasket if the truth about his death got out. They blew up their poster boy."

Patrick Tillman vertegenwoordigde dat wat Amerika graag wil zijn; heldhaftig en vaderlandslievend. De reactie van het Pentagon laat zien dat die droom ten koste van de waarheid in stand gehouden moet worden. Ondanks alle getuigenverklaringen en onderzoeken blijft de officiële lezing van het Amerikaanse leger dat ze de ware toedracht van Patrick Tillman's dood niet kenden; dat ze altijd open en eerlijk naar de familie en nabestaanden zijn geweest. Tja, zo krijgt de dood van een patriot een wel heel ranzig luchtje.


(bron -- met dank aan Mariska)

Patrick is inmiddels posthuum overladen met eerbewijzen. Zo is hij nu erelid van de New Yorkse brandweer. Een in aanbouw zijnde brug nabij de Hooverdam zal naar hem vernoemd worden. En bij de Arizona Cardinals zal nooit meer een speler met het nummer 40 op zijn rug lopen.

Pat Tillman Foundation