donderdag 28 december 2017

Tachtig

Morgen wordt mijn moeder tachtig. Tachtig. Een getal met een magische klank. Als je dood ging op die leeftijd toen ik zelf nog kind was, zeiden mensen dat het minder erg was, dat het eigenlijk wel goed was zo, omdat de overledene toch al oud genoeg geworden was.

Familie en vrienden moesten überhaupt maar blij zijn met die behaalde leeftijd. Overdreven rouwen was misplaatst; het afscheid was niet vanwege een voortijdig verscheiden, maar juist ter ere van een vol én lang leven; hysterische tranen waren ongepast. Tachtig was eerder een berustende glimlach waard.

Tachtig is niet meer zo oud nu. Nederlandse vrouwen worden gemiddeld ruim drieëntachtig jaar oud. Gemiddeld. Daar zitten ook alle rokers, drinkers, spuiters, slikkers, bergbeklimmers en voor-de-trein-springers tussen. Erg veel zorgen hoef ik me over mijn moeder nog niet te maken. Zij past binnen geen van deze categorieën.

Marri loopt al sinds 1987 elk jaar de Vierdaagse Nijmegen. Mijn moeder beweegt veel, is sociaal erg actief, is een lieve oma voor haar kleinkinderen - mijn kinderen -, ze leest romans, Trouw én de Libelle en is gelukkig nog nooit gediagnosticeerd met een enge ziekte. Ze eet fruit, groente en - getver - bessola. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij het gemiddelde van drieëntachtig niet nog een stuk verder gaat oprekken.

Goed zo. Uiteraard wil ik niets liever.

Toch maak ik me zorgen. In juli 2013 postte ik een link naar een artikel over tachtig worden op Facebook van de Britse neuroloog en schrijver Oliver Sacks. Sacks was positief; zijn vader was vierennegentig geworden en beschreef zijn decennium als tachtiger achteraf als de misschien wel beste jaren van zijn leven.

Je hoeft je tenslotte dan nergens druk meer over te maken en niemand maakt zich nog druk over jou. Je bent als tachtiger volledig vrij.

Sacks had er dan ook wel zin in:

I do not think of old age as an ever grimmer time that one must somehow endure and make the best of, but as a time of leisure and freedom, freed from the factitious urgencies of earlier days, free to explore whatever I wish, and to bind the thoughts and feelings of a lifetime together.
I am looking forward to being 80.
Sacks stierf echter twee jaar later, toen hij 'pas' tweeëntachtig was. Kanker. Mijn heldin en tante Riet was zelf net tachtig geworden toen zijn ze mijn Facebook-post kroonde met een 'like'. Ook Riet is inmiddels overleden. En mijn vader stierf toen hij tachtig was.

Ik maak me zodoende wel een beetje zorgen.Tachtig worden is best een dingetje.

Ik ga mijn moeder morgen vertellen dat het beste van haar leven nog voor haar ligt. Dat ze vrij is van alle verwachtingen. Vrij van alle zelf opgelegde restricties. Ga ervoor. Proef die vrijheid. Nog wel twintig jaar wellicht. Een hele jeugd.

En ik ga haar een wat onhandige knuffel geven, onze familie eigen, puur omdat ik zo blij ben dat ze er nog is.

woensdag 22 november 2017

Bedtijd

Kinderen naar bed brengen betekent vaak de laatste restjes energie die je nog hebt als ouder uit de onderkant van je emmer schrapen. Je snakt naar het moment dat je eindelijk het licht uit kunt doen en de kinderen hun ogen sluiten en gaan slapen. Het is niet alleen vermoeidheid; als je kinderen slapen is dat ook een einde aan je rol die dag als ouder, als papa. Je hebt weer tijd voor jezelf. Je bent weer jezelf. Je pre-kinderen-zelf.

Toch is het ook het mooiste moment van je dag. De laatste luier omdoen en op hun buik blazen tot ze zo hard lachen dat ze niet meer kunnen. Als ze helemaal tegen je aan kruipen terwijl je een verhaaltje voorleest, duim of speen in de mond, en ze nog ruiken naar kindertandpasta en -shampoo. De laatste kus en knuffel van de dag en het besef dat je in het leven van niets zo zal houden als van je kinderen. Dat je pre-kinderen-leven leeg was.

Bedtijd laveert zo -grof gezegd - heen en weer ergens tussen hemel en hel.

Van Gord Downie, de leadzanger van The Tragically Hip die vorige maand overleed, werd postuum een nieuwe plaat uitgebracht met liedjes die hij schreef en opnam toen hij al wist dat hij zou gaan sterven. Een laatste blik op het leven, een muzikaal vaarwel á la David Bowie en Leonard Cohen. Een testament.

Gord zingt en speelt op Introduce Yourself een liedje over kinderen naar bed brengen: Bedtime. Hij had zelf vier kinderen. De tekst is heel klinisch en beschrijvend eigenlijk; hoe je een kind in slaapt wiegt in een schommelstoel of heel voorzichtig de kamer uitloopt als ze eenmaal slapen, bang voor elke krak in de vloer.

Maar zo hartverscheurend mooi.




donderdag 19 oktober 2017

Gord is dood

Artiesten gaan dood. Prince, Lou Reed, Tom Petty en vandaag, niet heel erg onverwacht, Gordon 'Gord' Downie, de zanger en liedjesschrijver van de Canadese rockband The Tragically Hip. Ik zou een mooi verhaal over Downie kunnen neerpennen, over hoe hij Hengelo, de geboorteplaats van mijn moeder vereeuwigde in het liedje At The Hundredth Meridian, maar mooier dan dit artikel van Menno Pot voor de Volkskrant gaat het toch niet worden. Ik zou iets kunnen schrijven over wat voor fijne vent Gord was, maar de grote mannentranen van Justin Trudeau zijn veelzeggender dan welke woorden dan ook.





The Hip maakte in totaal dertien albums. Ik heb er maar vier in de kast staan. En live zag ik ze maar één keer, namelijk op Pinkpop in 1991. Een echte fan mag ik me dus niet eens noemen. 

Toch is de muziek van The Tragically Hip onlosmakelijk verbonden met één van de mooiste periodes uit mijn leven. In 1994 had ik na een mislukt avontuur aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en een diensttijd bij de Koninklijke Marechaussee nog een paar maanden de tijd om te kiezen voor een nieuwe studie. Die maanden bracht ik door aan de Franse westkust, werkend voor Eurocamp, een Brits bedrijf dat overal in Europa volledig ingerichte bungalowtenten verhuurt.

Toen ik eind maart uit Nederland vertrok, vers van de kazerne in Wezep, was het nog nat, grauw en guur. Maar in Les Sables-d'Olonne en later het Ile de Ré scheen de zon en was het vierentwintig graden. Het werd een zomer van zes maanden en Day for Night van The Tragically Hip werd de soundtrack van die zomer.

Ik had maar een paar cassettebandjes mee: Depeche Mode, Lou Reed, Underworld, Pearl Jam én The Tragically Hip. 's Ochtends maakte we de tenten schoon, zodat ze 's middags weer beschikbaar waren voor de nieuwe gasten. Dat was monotoon en soms ranzig werk - ik viste een keer een gebruikt condoom uit een vakje in het slaapcompartiment - maar met muziek uit mijn walkman, met Downie die zijn verzen dan weer boos gromde, dan weer wanhopig kweelde, werden de uren in de lavendeldampen van de allesreiniger dragelijk. Nog steeds kan ik de liedjes van Day for Night zonder moeite woord voor woord meezingen.

Die teksten vind ik, ruim twintig jaar later, nog steeds mooi. Gord was een dichter die ook muzikant was. Zoals in Nautical Disaster, een stevig rockende nachtmerrie over een schipbreuk waar duizenden mensen verdrinken. Meeslepend en melancholisch tegelijk, luister maar:



Voor een zomer waar we 's avonds bij vuurtjes op het strand dronken werden van de goedkope rode wijn uit jerrycans uit de onderste schappen van de supermarchée, waar we overdag na het schoonmaken het zweet afspoelden in de branding van de Atlantische Oceaan, waar ik met Zoe vrijde terwijl de regen tegen het tentdak roffelde, was de weinig zomerse muziek van een Canadese rockband wellicht niet de meest voor de hand liggende muziek, maar Day for Night kwam maandenlang uit het brakke koptelefoontje van mijn Sony Walkman.

Gord is dood, maar zoals je kunt lezen, toch niet helemaal.

donderdag 29 juni 2017

Plafondstaren

Om kwart voor vier 's nachts niet kunnen slapen en dan staren naar het plafond en je leven overdenken; daar gaat het liedje Ceiling Gazing van Mark Kozelek over.

Het hypnotiserende, Philip Glass-achtige orgeltje en de mooie samenzang en sferische synths in de refreins zouden je misschien op een dwaalspoor kunnen zetten. Dat doet de tekst van de eerste strofen namelijk ook, met zinnen die over vervreemding, dood en echtscheiding gaan. Maar Ceiling Gazing is geen nachtelijke afdaling in de krochten van een getormenteerde singer-songwriter, het is een onverwachts sterke ode aan het leven.

Luister maar.

En de tekst?

Ceiling Gazing

Laying in my bed ceiling gazing
Wide awake with jet lag from Australia
Got a stack of mail, a wedding invitation
From a new, young relative, I’ve never even met

Got me thinking about my Grandpa for some reason
Met him half a dozen times in the nursing home
Last time I saw him he was in a box
They were lowering him into the ground

St. Mary’s Church stood so high
It was the first and the last time I saw my Dad cry
The ground had a thin coat of snow
And I wandered off in the cold

It’s 3:47 am, June 13th
It’s my sister’s birthday today, I think
I wanna give her a call, see how she’s doing
She had a rough divorce, I hope she’s improved

I want to reach out and give her my love
Put a smile on her face like when we were young
Listening to records from the library
Hermit of Mink Hollow and Dreamboat Annie

She lives with her daughters all alone
Across the street from a cornfield in Ohio
One's 4, one's 7 and I love them so
I want to live a long time and see them grow

Outside my window tonight, Sausalito’s twinkling lights
My love’s beside me deep asleep
The dog is laying between my feet
Outside my window tonight

The cargo ships are cruising
And I’m so happy to be alive
To have these people in my life
Laying in my bed ceiling gazing

Don’t know to make my mind stop from racing
It’s not good or bad, it’s just how God made me
To lay awake at night ceiling gazing
To lay awake night ceiling gazing

Mooi toch.

donderdag 2 maart 2017

Eekhoorntjes

Afgelopen Noorderzon legde natuurfilmer Hilco Jansma in het radioprogramma Glasnost uit waarom er geen eekhoorntjes zijn in het Noorderplantsoen. In het kort: er is te weinig voedsel voor die beestjes. Eekhoorntjes kunnen er niet overleven.

Nu kom ik vrijwel dagelijks in het Noorderplantsoen en de afwezigheid van deze knaagdiertjes is me al vaker opgevallen. Toch meen ik mij te herinneren dat ik regelmatig eekhoorntjes zag toen ik nog aan de kop van de Korreweg woonde, in het appartementencomplex dat d’Oude Bakkerij heet. Vanuit mijn raam dat uitkeek over de oostrand van het plantsoen zag ik ze regelmatig langs de boomstammen omhoog schieten.


Misschien heeft Hilco gelijk, want hij weet er ongetwijfeld meer van dan ik, en is er simpelweg niet genoeg te knagen voor de beestjes, maar ik heb een andere verklaring voor hun afwezigheid. Een geschiedenis die ik graag wil delen in de Buurtkrant Noorderplantsoen.

Het is denk ik zo’n tien jaar geleden dat mijn goede vriend Olivier mij belde en mij uitnodigde voor het avondeten. Olivier volgde destijds de opleiding tot camerajournalist bij RTV OOG. Hij had een tent zien staan in de bosschages aan de oostkant van het Noorderplantsoen. Het is een plek waar daklozen ‘s nachts wel vaker hun heil zoeken in de beschutting van de struiken. De eigenaar en bewoner van de tent was een Amerikaan. Olivier had hem aangesproken en hem, mij en onze gezamenlijke vriend Harmen uitgenodigd voor het avondeten.

Dain Perry heette de Amerikaan. Hij was een kop kleiner dan wij, zijn drie Nederlandse gastheren, en had een jong, zongebruind gezicht. Tijdens het eten, - gebakken aardappels, groenten en vlees én wijn, heel veel wijn -, vertelde hij over hoe hij in het Noorderplantsoen van Groningen was beland.

Dain was de zoon van een hoge Amerikaanse marineofficier en was ooit van plan geweest in zijn vaders voetsporen te treden. Hij meldde zich aan bij de marine en voer als matroos uit over de Grote Oceaan in één van de gigantische vloten die de Verenigde Staten daar bijna continu laten ronddobberen ter bescherming van de vrije wereld. Of zoiets.

Maar Dain haatte het aan boord van het marineschip. Het was er krap, benauwd en altijd rumoerig. Er was nauwelijks privacy en soms zag je wekenlang niets anders dan water tot aan de horizon. De enige manier voor Dain om het te kunnen bolwerken in de grijze ingewanden van de oorlogsbodem was drugs gebruiken, ontsnappen in de roes van wat er maar voorhanden was. ‘Er wordt ontzettend veel drugs gebruikt aan boord’, zei Dain.

Dat kon niet lang goed gaan. Dain werd betrapt en moest de marine verlaten, tot schande van zijn vader en zijn familie. Hij ging naar het andere einde van de wereld, Europa, en begon hier een zwervend bestaan. Hij had tot Olivier hem aansprak al een groot deel van ons continent gezien en doorkruist.

Dain had al vijf dagen gekampeerd in het park. Hoe had hij zich in leven gehouden? Dain zei geen geld te hebben, geen inkomen. Wat had hij dan gegeten? ‘Eekhoorntjes’, zei Dain, ’Ik heb wel twaalf eekhoorntjes gevangen en opgegeten’. Hij gebruikte een pindakaasval om de beestjes te vangen. ‘Maybe I ate them all’, grapte hij nog.

Sindsdien speur ik het Noorderplantsoen regelmatig af op eekhoorntjes. Maar sinds het diner met Dain Perry heb ik er nooit meer één gezien. Dankzij de zwervende zoon van een hoge Amerikaanse marineofficier zijn er geen eekhoorntjes meer in het Noorderplantsoen. Opgegeten.

Ook van Dain Perry hebben we na dat gedenkwaardige diner niets meer vernomen. Met de noorderzon vertrokken heet dat.

(Dit artikel verscheen in maart 2017 in de voorjaarseditie van de Buurtkrant Noorderplantsoen)

woensdag 4 januari 2017

Aurora - Kim Stanley Robinson

2016 zal niet zozeer de geschiedenis ingaan als het jaar waarin Amerika voor Donald Trump koos, maar vooral als het jaar waarin het aandeel koolstofdioxide in de atmosfeer de cruciale grens van 400 deeltjes per miljoen (ppm) doorbrak én Amerika een klimaatontkenner in het Witte Huis stemde. De laatste keer dat de atmosfeer zoveel CO2 bevatte, tussen de vijftien en twintig miljoen jaar geleden, was de gemiddelde temperatuur op aarde namelijk zes graden hoger en lag de zeespiegel als gevolg van smeltende ijskappen tot wel 40 meter hoger dan vandaag.

Volgens Kim Stanley Robinson, door de New Yorker bestempeld als 'generally acknowledged as one of the greatest living science-fiction writers', zal het hierbij niet blijven. In zijn fabuleuze toekomstroman Aurora laat Robinson het aandeel CO2 de komende eeuwen doorstijgen naar 1000 ppm. Geen wonder dat miljoenen mensen zich aanmelden voor de eerste interstellaire kolonisatiepoging van een planeet buiten ons zonnestelsel. Robinsons belicht zelf in onderstaande, leuk geïllustreerde video het uitgangspunt voor Aurora:


Dat uitgangspunt wordt ook mooi omschreven in slechts één zin in de meest lyrische recensie die ik online kon vinden, die van Cory Doctorow op BoingBoing.net: 'Aurora is an exciting novel on its own merits: the story of a generation ship finally decelerating at the Tau Ceti system after 150 years of travel at 10 percent of lightspeed, its many arcologies each a miniature Terran biome, ready to terraform a wet moon of a superjovian planet 12 light-years from Sol'.

De 2000 kolonisten zijn aan het begin van het verhaal al ruim anderhalve eeuw onderweg. Alle personages zijn zodoende nazaten van de vrijwilligers die zich ooit voor de reis aanmeldden; ze kennen geen andere omgeving dan het ruimteschip. Daar zijn ze geboren en opgegroeid. Daar hebben ze hun ouders en grootouders begraven. Het is hun kleine wereld, maar toch groot genoeg om een gletsjer te herbergen, of met een zeilboot op een meer te varen.

Sterke vrouwen

Net als in veel sciencefictionverhalen zijn de echte helden van Aurora vrouwen. Eerst maken we kennis met Devi, de hoofdingenieur van het ruimteschip, die bijna bezwijkt onder de lading technische mankementen en biochemische uitdagingen waarmee ze wordt opgezadeld. Haar dochter Freya mag vervolgens het grootste deel van het verhaal dragen; haar levensverhaal geldt als de rode draad in een ongemeen spannend verhaal, waarbinnen grote afstanden door zowel ruimte als tijd worden afgelegd.

Een verhaal dat Robinson bovendien grotendeels laat vertellen door het ruimteschip zelf; de kunstmatige intelligentie die de processen op het schip bestiert en Devi als een soort lerares ziet. De laatste die haar programmering nog aanvult. Het levert een fascinerende verteller op, kortweg aangeduid als ship (zonder hoofdletter), die regelmatig zijstraatjes kiest met bespiegelingen over taal en de beperkingen van taal, metafoor en analogie, maar juist ook met de afstand van een cultureel antropoloog de mens als een soort beziet. En zonder al te veel te verklappen, zelf ook een rol opeist in het verhaal dat ze vertelt.

Mundane Manifesto

Aurora sluit naadloos aan bij het Mundane Manifesto uit 2004, dat ijverde voor meer realistische sciencefiction, dat wil zeggen, verhalen zonder bijvoorbeeld interstellaire reizen die sneller dan het licht gaan, of contact met andere intelligente beschavingen. Elementen die volgens onze huidige kennis van het heelal buitengewoon onwaarschijnlijk zijn.

Auteurs dienden zich volgens dit manifest te houden aan de grenzen die de wetenschap nu biedt. Geen handige wormgaten of warpaandrijving dus voor de kolonisten; Robinson roeit met de riemen die hij heeft, niet die er mogelijk ooit zullen zijn.

Intieme punt

Maar juist die realistische aanpak maakt Aurora een boek vol fascinerende verhandelingen over prionen, de rol van broom in cellen, zwaartekrachtslingers, eilandbiogeografie, het ontstaan van (zelf)bewustzijn en wat al niet meer. Zo is de zonsverduistering die Robinson de kolonisten laat ervaren als ze hun doel bereikt hebben ronduit magisch. Dat Robinson deze technische onderwerpen naadloos laat inbedden in een goed leesbaar verhaal, zegt iets over de kwaliteit van zijn pen.

Maar de kracht van Aurora ligt bovenal in de geloofwaardige personages, de politieke turbulentie in een kleine samenleving onder druk en het doordenderende plot; Aurora is simpelweg unputdownable. Het beste sciencefictionverhaal dat ik in tijden las en één van de beste boeken die ik in 2016 las.

Toch lijkt Robinson vlak voor het einde van het verhaal zelf even zoekende; de spanningsboog zakt in en je vraagt je af waar dit nog kan eindigen. Het strandt gelukkig allemaal, vrij letterlijk, in een ontroerende slotscène, die een grootse maar intieme punt zet achter een fantastisch verhaal. Verplichte kost voor iedereen die wel eens gefantaseerd heeft over hoe het zou zijn om naar een andere planeet te reizen.

Breakthrough Starshot

En over dat fantaseren gesproken; 2016 was ook het jaar waarin we ontdekten dat rond onze dichtstbijzijnde ster, Alpha Centauri, een planeet draait die erg op de aarde lijkt. De Britse natuurkundige Stephen Hawking kondigde daarom al in april aan (zie onderstaande video) waarom hij een vloot sondes zo klein als mobiele telefoons naar Alpha Centauri wil sturen. Die queeste, Breakthrough Starshot gedoopt, werd in augustus extra relevant toen bleek dat de aardachtige planeet, Proxima B, waarschijnlijk een vloeibare oceaan heeft. 


We gaan het misschien nog wel meemaken ook. Maar tot die tijd biedt Kim Stanley Robinson het beste alternatief.