Posts tonen met het label Groningen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Groningen. Alle posts tonen

donderdag 31 maart 2022

Column 4: Achterkamertjescoalitie

Voor de podcast Grote Markt 1 van OOG over politiek in de gemeente Groningen was ik zes keer columnist. Beluister de podcast op Spotify.


Ik moest laatst denken aan The Circle, een toekomstroman van de Amerikaanse schrijver Dave Eggers. Daarin schetst Eggers een angstaanjagend beeld van hoe de doorontwikkeling van tech giganten als Facebook en Google er mogelijk uit zou kunnen zien in de nabije toekomst.

In één van de verhaallijnen laat Eggers politici volledig transparant worden. Door een apparaat om te hangen, waarmee ze altijd online zijn, 24 uur per dag, 365 dagen per jaar. zou achterkamertjespolitiek en corruptie kunnen worden uitgebannen. Geen geheime deals meer! Het verdwenen vertrouwen in de politiek in één klap hersteld!

Waarom dacht ik aan dit - ook volgens Eggers - onzalige plan? 

Nou, het Centraal Planbureau bracht onlangs het nieuws naar buiten dat rijke Nederlanders veel minder belasting betalen dan arme Nederlanders. Percentueel gezien dan. De rijkste tien procent betaalt 36% van het riante bruto jaarinkomen aan de fiscus. De armste 50% betaalt maar liefst 55% van het bruto inkomen aan de staatskas. 20 procentpunten en een wereld van verschil.

Dat dit een stukje eerlijker kan, lijkt overduidelijk, zelfs als je erg vermogend bent.

Er bestaat een relatief eenvoudige oplossing: laten we meer vermogensbelasting heffen. Het is niet eerlijk dat we loon uit werk veel en veel zwaarder belasten dan inkomen uit vermogen. Een euro die je verdient uit werk, verdwijnt grotendeels in de belastingpot. Een euro verdient uit vermogen, wordt nauwelijks belast. Daar kan je weer meer vermogen mee opbouwen.

Rijke mensen worden zo slapend nog rijker. En arme mensen kunnen zich een slag in de rondte werken, maar zullen nauwelijks profiteren. 

In de huidige Haagse regeringscoalitie waren D66, ChristenUnie en CDA voor het zwaarder belasten van vermogen. Alleen de VVD had in haar verkiezingsprogramma twijfels over deze fiscale verschuiving, maar was ook niet mordicus tegen. Zo staat er in het verkiezingsprogramma van de liberalen: De vaak gehoorde roep om meer belasting op vermogen en minder op arbeid biedt geen volledige oplossing.

Nou, geen volledige oplossing dus die vermogensbelasting, maar ze hadden ook kunnen schrijven: biedt maar een deel van de oplossing.

Je zou denken dat een uitkomst van de onderhandelingen zou moeten zijn, dat deze coalitie vermogen zwaarder zou gaan belasten. Ze waren allemaal vóór of in ieder geval zoals de VVD een beetje voor. 

Draagvlak in de Kamer is er ook buiten de coalitie. Het was een breed gedragen eerlijkere manier van belasten geweest. Iedereen blij, toch?

Maar ergens tijdens de onderhandeling is belasting op vermogen gesneuveld. De oneerlijke situatie wordt niet eerlijker. En waarom?

Dat we weten het niet precies. De onderhandelaars hadden helaas geen apparaat omgehangen zoals Eggers beschrijft.

Nadat tijdens verkiezingen de ramen en deuren wijd openstaan, wordt de dag na de uitslag alles weer potdicht getimmerd. We mogen niet meekijken en - luisteren hoe de verschillende belangen worden afgewogen, welk belang waarvoor wordt ingeruild. Hoe onderhandeld wordt over inhoud en mensen - wie mag welke post waarom bekleden?

We gaan van transparante waarden tijdens de campagne, naar volledig opake, ondoorzichtige coaltieonderhandelingen.

Deze geslotenheid speelt ook op lokaal niveau. In Groningen zijn de onderhandelingen ook begonnen met grootste partij GroenLinks in de bestuurdersstoel.

Na de debatten, het flyeren, het aanbellen en de stortvloed aan Tweets, Facebookberichten en Instastories, is het nu stil geworden. En dan, na een draagtijd van een paar weken, wordt een coalitieakkoord geboren. Daarin zijn keuzes gemaakt, waarvan we mogelijk nooit zullen weten waarom ze zo gemaakt zijn. 

De coalitiepartijen zullen vooral wijzen, op wat zij elk uit de onderhandelingen hebben gesleept. Meer groen! Een tram naar Zernike! Een armoede-aanpak als een grondexploitatie! Een muziekcentrum met bovenregionale aantrekkingskracht! Duizenden woningen! Solide financiën! Basisbanen en verrijkte schooldagen!

Minder snel zullen ze toegeven waar ze hebben moeten toegeven; welke rondgetetterde politieke waarde gesneuveld is ten faveure van een akkoord, of een wethouderspost.

Wat zou het mooi zijn om daar inzicht in te krijgen.

Het omhangen van een apparaat dat zorgt voor 24/7 transparantie is wel heel extreem. Is er niet een andere oplossing? Een woordelijk verslag dat bijvoorbeeld pas jaren later openbaar wordt gemaakt? Dan is de politieke angel er wel uit en blijft imagoschade voor die arme, kwetsbare bestuurders beperkt. 

Een kijkje in dit soort afgesloten processen zou ons kunnen helpen te begrijpen hoe de wereld in elkaar steekt. Waarom een bepaalde koers gekozen is. Welke afwegingen zijn gemaakt die dan onze werkelijkheid bepalen.

Waarom vermogens niet belast worden bijvoorbeeld, terwijl iedereen dat wil.

vrijdag 19 november 2021

Column 2: Breek de macht

Voor de podcast Grote Markt 1 van OOG over politiek in de gemeente Groningen was ik zes keer columnist. Beluister de podcast van november 2021 op Spotify.

Democratie is bedoeld om de macht te breken. In het oude Griekenland was dat de macht van tirannen en oligarchen. In Nederland hapert die machtbrekende functie van democratie nu.

Kijk maar naar de toeslagenaffaire of de nationale crisis rond de gasbevingen, die maar geen nationale crisis wil worden. Een krasje op het Teflon van Mark Rutte lukt nog net, maar de koekenpan vervangen, ho maar. En het gevolg? Nog nooit was het vertrouwen in de politiek zo laag, aldus een peiling van Ipsos in september. 

De trias politica van Charles Louis de Secondat, baron de La Brède et de Montesquieu biedt een manier om de macht op te delen in drie gelijkwaardige delen: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Die driedeling van Montesquieu vormt nog steeds de kapstok van onze staatsinrichting. 

Op gemeentelijk niveau is de gemeenteraad de wetgevende macht, is het college van burgemeester en wethouders de uitvoerende macht en de rechter de rechtsprekende macht. 

Lokaal moet vooral de macht van wethouders gebroken worden. Vanouds waren wethouders in Groningen namelijk oppermachtig. Denk aan PvdA-dino’s als Ypke Gietema of Willem Smink, die samen bijna dertig jaar lang de stad Groningen maakten. 

Gemeenteraad en college waren in de tijden van Gietema en Smink te nauw met elkaar verweven. Zo hadden wethouders tot 2002 zitting in de gemeenteraad. De wetgevende en de uitvoerende macht waren één pot nat. De macht werd niet gebroken, maar gepamperd.

In 2002 werd daarom een nieuwe wet van kracht: de wet dualisering gemeentebestuur. De wet probeerde vooral de scheiding tussen de rol van de gemeenteraad en de rol van het college weer scherp te maken. De wet moest de macht van het college breken. 

Is dat gelukt? Nou, deels in ieder geval wel. Raadsleden, ook in Groningen, zijn veel beter geworden in hun controlerende rol. Er zijn echt momenten waarop wethouders in de raadszaal peentjes zweten, omdat het vuur ze aan de schenen gelegd wordt. 

Maar één raar fenomeen lijkt onverwoestbaar. Nu de nieuwe kieslijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen worden gepresenteerd, zien we daar weer veel wethouders op terug, vaak zelfs als lijsttrekker. Huh, wat? We kiezen toch nieuwe gemeenteraadsleden, voor de wetgevende macht, en geen nieuwe wethouders, voor de uitvoerende macht?

En ja, dit is echt een dingetje.

Naar schatting driekwart van de kiezers bepaalt de stem pas in de laatste 48 uur voor de verkiezingen. Even de krant spellen, de flyers bekijken die door de brievenbus zijn gedrukt en liefst ook nog even het verkiezingsdebat kijken natuurlijk, waar al die lijsttrekkers zo mooi hun idealen verkondigen. 

Maar een paar maanden na de verkiezingen begint de verwarring bij de kiezer al. Die jonge lijsttrekker die wel twintig keer riep dat de stad beter moet worden ingericht op fietsers, staat dan in de krant de aanleg van een snelweg voor auto’s door de stad te verdedigen. Hè, hoe kan dat nou? 

De lijsttrekker die zo’n vurig pleidooi hield voor groen in de stad, legt maanden later wat weifelend uit dat die honderden bomen langs het kanaal echt gekapt moesten worden, omdat vallende takken een groot gevaar vormden voor de passerende schepen. Wat, ho, wacht eens even? 

En die mevrouw die het zo opnam voor sportverenigingen bij het lijsttrekkersdebat, komt een tijdje later op televisie uitleggen dat sportverenigingen een fikse huurverhoging kunnen verwachten als gevolg van harmonisatie. Ja, dag, wat gebeurt hier?

Hier heb ik toch niet op gestemd? 

Het probleem is: de idealistische lijsttrekker is kleurloze wethouder geworden. Een bestuurder, gebonden en gekneveld in een college- of coalitieakkoord. Nooit mag de wethouder meer zijn partijnaam noemen, want ja, hij spreekt altijd namens het college. 

En wie verdedigt dan die idealen in de raad? De lijst is onthoofd, het kopstuk wethouder en dat betekent dat er iemand naar voren wordt geschoven die we tijdens de campagne nauwelijks hebben gezien of gehoord. In een worst case scenario wordt de partij waar je op gestemd hebt vertegenwoordigd door een brabbelende stoethaspel. 

Nee, zolang lijsttrekkers wethouders worden, wordt de macht niet gebroken. De verstrengeling tussen lijsttrekker-wethouders en raadsfracties zorgt voor coalitie-monisme; in beton gegoten afspraken tussen de coalitiepartijen, waarmee de rol van de raad verzwakt wordt en die van het college versterkt.

De democratie is de dupe.

Montesquieu draait zich om in zijn graf. En erger, de kiezer haakt meer en meer af.

De vraag die journalisten dan ook zouden moeten stellen aan al kandidaat raadsleden wannabe wethouders op kieslijsten is: hoe ga jij de macht breken?

donderdag 8 maart 2018

Wassenstein

A long time ago, in a galaxy far, far away, woonde ik in een studentenhuis met de naam Wassenstein aan de Wassenberghstraat in Groningen.

Een studentenhuis is helaas een misschien wel verdwijnend concept, nu iedere student zijn eigen keuken, douche en voordeur wil. Een studentenhuis is namelijk op zijn minst een goede leerschool voor samenleven en op zijn best een tweede familie - iets dat een studio of loft nooit iemand gaat bieden natuurlijk. Meer comfort, maar ook meer afstand.

Wassenstein werd onlangs gedestudentificeerd, gestript van zijn vuil en verleden, van een nieuwe bestemming voorzien en biedt nu een rozezachtgeelwit thuis voor een gezin met een nietsvermoedende pasgeborene.

In die transitie sneuvelde de muurtekening die ik maakte.

Mural from Arend Jan Wonink on Vimeo.

donderdag 2 maart 2017

Eekhoorntjes

Afgelopen Noorderzon legde natuurfilmer Hilco Jansma in het radioprogramma Glasnost uit waarom er geen eekhoorntjes zijn in het Noorderplantsoen. In het kort: er is te weinig voedsel voor die beestjes. Eekhoorntjes kunnen er niet overleven.

Nu kom ik vrijwel dagelijks in het Noorderplantsoen en de afwezigheid van deze knaagdiertjes is me al vaker opgevallen. Toch meen ik mij te herinneren dat ik regelmatig eekhoorntjes zag toen ik nog aan de kop van de Korreweg woonde, in het appartementencomplex dat d’Oude Bakkerij heet. Vanuit mijn raam dat uitkeek over de oostrand van het plantsoen zag ik ze regelmatig langs de boomstammen omhoog schieten.


Misschien heeft Hilco gelijk, want hij weet er ongetwijfeld meer van dan ik, en is er simpelweg niet genoeg te knagen voor de beestjes, maar ik heb een andere verklaring voor hun afwezigheid. Een geschiedenis die ik graag wil delen in de Buurtkrant Noorderplantsoen.

Het is denk ik zo’n tien jaar geleden dat mijn goede vriend Olivier mij belde en mij uitnodigde voor het avondeten. Olivier volgde destijds de opleiding tot camerajournalist bij RTV OOG. Hij had een tent zien staan in de bosschages aan de oostkant van het Noorderplantsoen. Het is een plek waar daklozen ‘s nachts wel vaker hun heil zoeken in de beschutting van de struiken. De eigenaar en bewoner van de tent was een Amerikaan. Olivier had hem aangesproken en hem, mij en onze gezamenlijke vriend Harmen uitgenodigd voor het avondeten.

Dain Perry heette de Amerikaan. Hij was een kop kleiner dan wij, zijn drie Nederlandse gastheren, en had een jong, zongebruind gezicht. Tijdens het eten, - gebakken aardappels, groenten en vlees én wijn, heel veel wijn -, vertelde hij over hoe hij in het Noorderplantsoen van Groningen was beland.

Dain was de zoon van een hoge Amerikaanse marineofficier en was ooit van plan geweest in zijn vaders voetsporen te treden. Hij meldde zich aan bij de marine en voer als matroos uit over de Grote Oceaan in één van de gigantische vloten die de Verenigde Staten daar bijna continu laten ronddobberen ter bescherming van de vrije wereld. Of zoiets.

Maar Dain haatte het aan boord van het marineschip. Het was er krap, benauwd en altijd rumoerig. Er was nauwelijks privacy en soms zag je wekenlang niets anders dan water tot aan de horizon. De enige manier voor Dain om het te kunnen bolwerken in de grijze ingewanden van de oorlogsbodem was drugs gebruiken, ontsnappen in de roes van wat er maar voorhanden was. ‘Er wordt ontzettend veel drugs gebruikt aan boord’, zei Dain.

Dat kon niet lang goed gaan. Dain werd betrapt en moest de marine verlaten, tot schande van zijn vader en zijn familie. Hij ging naar het andere einde van de wereld, Europa, en begon hier een zwervend bestaan. Hij had tot Olivier hem aansprak al een groot deel van ons continent gezien en doorkruist.

Dain had al vijf dagen gekampeerd in het park. Hoe had hij zich in leven gehouden? Dain zei geen geld te hebben, geen inkomen. Wat had hij dan gegeten? ‘Eekhoorntjes’, zei Dain, ’Ik heb wel twaalf eekhoorntjes gevangen en opgegeten’. Hij gebruikte een pindakaasval om de beestjes te vangen. ‘Maybe I ate them all’, grapte hij nog.

Sindsdien speur ik het Noorderplantsoen regelmatig af op eekhoorntjes. Maar sinds het diner met Dain Perry heb ik er nooit meer één gezien. Dankzij de zwervende zoon van een hoge Amerikaanse marineofficier zijn er geen eekhoorntjes meer in het Noorderplantsoen. Opgegeten.

Ook van Dain Perry hebben we na dat gedenkwaardige diner niets meer vernomen. Met de noorderzon vertrokken heet dat.

(Dit artikel verscheen in maart 2017 in de voorjaarseditie van de Buurtkrant Noorderplantsoen)

dinsdag 27 september 2016

Muurzoem

<David Attenborough> In onze achtertuin scheidt een oude muur onze grond van die van buurman Jan. We weten niet hoe oud de muur is. Mogelijk zo oud als ons huis, dat rond 1893 gebouwd is. Zo ziet de muur er in ieder geval wel uit; alsof hij er al een tijdje staat (klik op de foto's voor een grotere versie).

4

De naam van onze straat, de Verlengde Grachtstraat, doet nog denken aan de gracht die langs de stadswallen liep. Groningen was lange tijd een belangrijk verdedigingsbolwerk. Denk maar aan het beleg van Bommen Berend; wie het Noorden wilde veroveren moest eerst Groningen innemen. Daar kwam rond 1870 een einde aan.

Linies
Toen stortten de Fransen en de Duitsers zich in de zoveelste fatale burenruzie, een vernietigende oorlog die als een soort prelude voor de Eerste Wereldoorlog geldt, en met honderdduizenden doden aan beide zijden al bijna net zo dodelijk was. De Fransen brachten voor het eerst in het Europese strijdtoneel mitrailleurs mee, maar het was een Duitse innovatie, de lichtgewicht stalen artilleriestukken die Krupps produceerde, die de doorslag gaf.

Frankrijk moest in een eeuw dat Napoleon bijna de hele wereld veroverd had een vernederend verlies erkennen. In de Spiegelzaal van Versailles werd het Duitse Keizerrijk door Otto von Bismarck in het leven geroepen; de Duitse eenwording was een feit.

Wereldwijd werd als gevolg van de Frans-Duitse Oorlog ingezien dat je landen niet meer kon verdedigen met tal van losse vestingsteden, maar dat je in linies moest denken. In 1874 werd in Nederland daarom de Vestingwet aangenomen. Groningen speelde in de nieuwe opzet geen rol meer in de defensie.

Noorderplantsoen
In 1878 kon de stad daarom zijn poorten, wallen en dwingers afbreken en, vooral, voor het eerst sinds de zeventiende eeuw, uitbreiden; het schootsveld voor de artillerie op de katten hoefde niet langer vrijgehouden te worden en bood ruimte voor nieuwe wijken. Zo werd het Noorderplantsoen, wellicht het mooiste park van Nederland, gesticht op wat ooit die stadswallen waren. Hannah en Otis spelen er haast elke dag. En de Plantsoenbuurt, waar de Verlengde Grachtstraat historisch deel van uitmaakt, verrees in de twee decennia die volgden.

Afijn, voordat zo'n muur in je tuin gebouwd kan worden, moet eerst een bloedbad zich voltrekken en een keizerrijk gesticht worden, zo blijkt. Maar de muur zit vol met leven, is eigenlijk een kleine biotoop an sich.

Zoem
Bijen, overal zoemen bijen.

Bij

En niet alleen bijen, maar ook vlinders. De atalanta vanessa, maar dan keer twintig.

Vlinders

Samen zoemen.

3

Even zoomen.

Atalanta

Onze dappere Mississippi voelde zich niet op haar gemak bij al dat gezoem, een verstoring van haar territoir. Ze was dusdanig van slag door al dat gezoem en gefladder, dat ze zelfs even haar 22-uur durende dagelijkse slaapje ervoor onderbrak.

Mississippi

Dichtbij.

Bij

Eén erbij.

Bij

En toch wacht een aantal bijen een wreed lot; gevangen door een dodelijk roofdier.

Gevangen

Zo zoem je nog wat rond van bloem naar bloem en zo word je bijna als middageten leeggeslobberd door een webdeveloper.

Eat, sleep, prey, repeat.

Ons eigen roofdier kijkt bewonderend toe. Mississippi heeft geen web nodig. Op magische wijze verschijnt er elke dag een laag brokjes in haar bakje. Ze vangt af en toe een muis, dat wel.

Mississippi

</David Attenborough>

donderdag 6 november 2014

Volharding

(Dit artikel over politiek activisme in Groningen schreef ik voor Idee, het magazine van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66.) 

De Groningers zijn boos. Aardbevingen zorgen voor een daling in bodems, huizen en huizenprijzen. Hoe activistisch zijn de Groningers eigenlijk? D66-gemeenteraadslid Arend Jan Wonink vertelt. 

Het bekendste gezicht van activisme in Groningen is dat van Mevrouw Kiki. Mevrouw Kiki – een schuilnaam –is al jaren de luis in de pels van het stadsbestuur. Ze geniet lokale bekendheid als de bomenbeschermvrouwe, door haar tomeloze inzet voor het behoud van kastanjes en andere hoogstammigen in de stad. Als de gemeente dreigt te kappen dan procedeert Mevrouw Kiki tot ze niet verder kan procederen. En met succes. De rare bocht in de weg tussen de V&D en de Grote Markt is het regelrechte resultaat van de dendrofilie (liefde voor bomen, red.) en het doorzettingsvermogen van Mevrouw Kiki. De gerechtelijk afgedwongen lus zorgde ervoor dat een boom kon blijven staan. De wethouders die vanuit het statige stadhuis nu naar buiten turen over de Grote Markt, zien zo altijd hoe politieke ambities zich moeten krullen rond de protesten en wensen van inwoners. 

Toch is politiek activisme onder Groningers niet enkel het domein van eenzame strijders zoals Mevrouw Kiki. Geen stad in Nederland kende in het verleden zo’n rijk en divers verenigingsleven. Ooit had elke wijk en elke buurt zijn eigen voetbalvereniging, zodat Groningen lange tijd meer voetbalclubs kende dan Amsterdam. Maar ook op het vlak van toneel, muziek of filatelie zochten de Groningers elkaar op. Zo bestond de participatiesamenleving al in Groningen, lang voordat die opnieuw werd uitgevonden in Den Haag. 

Er zijn talloze voorbeelden van Groningers die zich verenigden in een politieke strijd tegen de macht. Zo vochten de inwoners van de Hortusbuurt decennialang tegen de ambities van de Rijksuniversiteit Groningen; die dreigde hun eeuwenoude wijk in de jaren zestig van de vorige eeuw letterlijk op te slokken en plat te walsen. De buurt won. De universiteit zocht haar heil aan de rand van de stad, maar zocht nog twee keer de confrontatie met de buurtbewoners op. En steeds trokken de buurtbewoners aan het langste eind. De universiteit mocht uitbreiden, maar de Hortusbuurt, met al zijn stille hofjes en monumentale pracht, bleef behouden. 

Een ander fraai voorbeeld van Groningers die participeren vanaf de buitenkant van de politieke orde, is een verhaal dat zich laat lezen als een schelmroman. Zo duidde Adriaan van Dis althans het relaas A War is Born[1] over de acties van het Woonschepen Comité Groningen (WCG) tegen een door de gemeente in 1994 aangekondigde verdubbeling van het liggeld. Chroniqueur en actievoerder Klaas Koetje beschrijft hoe bewoners van de vele woonschepen twee jaar lang actie voerden tegen het voornemen van het college om een procent van de bezuinigingstaakstelling van 20 miljoen gulden te realiseren op het liggeld. Hun liggeld. Negentig procent van de waterbewoners, van dobberende yup tot lekkende punker, verenigde zich in het gezamenlijk verzet. 

Koetje schrijft met de humor en de melancholie van een winnaar hoe de bewoners van de drijvende huizen met tal van ludieke acties en de gloed van burgerlijke ongehoorzaamheid niet alleen veel sympathie in de rest van de stad wisten te kweken, maar ook een college aan het wankelen bracht, of ten minste aan het weifelen. De episode culmineerde in een concessie aan het WCG. Hoogtepunt van de acties tegen de belastingverhoging was het plaatsen van een woonark recht tegenover het stadhuis op de Grote Markt. De gemeente wilde twee ton? Ze kreeg vijftien ton voor de kiezen! Recht voor het bordes. In your face! Woonark De Volharding bleef liggen tot de ME de opdracht kreeg het vaartuig te verwijderen. Burgemeester Hans Ouwekerk vreesde dat de stukken Volharding door de ruiten van het stadhuis zouden vliegen als de raadsvergadering, met ‘de publieke tribune gevuld met studenten overheidscommunicatie [2]’, ongunstig zou uitvallen voor de beurzen van de leden van het woonschepencomité. 

De Slag om Groningen liet in 1945 de stad verminkt achter, zowel emotioneel als fysiek. Sindsdien proberen politieke bestuurders de binnenstad wat van zijn oude luister te laten hervinden. Het meest ambitieuze plan strandde in 2001 op de rotsen van burgerlijk verzet, wat wederom dient als een mooi voorbeeld van politiek activisme, hier in de ongekroonde hoofdstad van het Noorden. College en raad hadden al akkoord bereikt over een extreme makeover van de noordzijde van de Grote Markt. De wederwederopbouw van dat stukje Groningen zou een kleine 300 miljoen euro gaan kosten. Aanjagend wethouder Willem Smink (PvdA) zag een plan dat ‘de Grote Markt weer zijn oorspronkelijke kwaliteit zou teruggeven [3]’. Europese allure, aldus Smink. 

De tegenstanders wisten uiteindelijk een referendum af te dwingen over het project. Veel van de steun die ze verwierven onder inwoners was gebaseerd op de angst dat de Martinitoren, die totem van Groninger identiteit, zou omkukelen als er onder de Grote Markt, zoals beoogd in de plannen, een parkeergarage zou worden gerealiseerd. De laatmiddeleeuwse toren, volgens sommige bronnen ooit de hoogste van Europa, zou weleens het slachtoffer kunnen worden van de maakbaarheidsdriften op het stadhuis. Niet de kosten of ontwerpen waren de voornaamste bron van onvrede, maar onbewezen dreigingen voor de fundamenten van de kerkelijke fallus van de stad. 

Die angst werd verbeeld op een poster waarop d’Olle Grieze (een bijnaam voor de Maritinitoren, red) als een opgeblazen schoorsteen ter aarde stortte op een bed van geparkeerde auto’s. Dat beeld raakte de Groningers meer dan het door het college geboden blik op een glorieus herrezen Noordwand van de Grote Markt. Ruim tachtig procent van de Groningers keerde zich tegen het gat in de markt in 2001. 

Welnu, resumerend kan wellicht al gesteld worden dat het met de bereidheid tot politieke vereniging en mobilisatie wel goed zit in Groningen. Er zijn eenlingen als Mevrouw Kiki, die vaak aanleiding geven tot smalen en hoofdschudden, maar ook wel eens de plank raak slaan, en spontaan opborrelende haarden van verzet tegen politieke maakbaarheidsillusies, aantasting van de cultureel-historische identiteit of de toondove willekeur van begrotingsdiscipline. De betrokkenheid met de buren, straat, buurt, wijk en stad lijkt in Groningen, zoals van oudsher, in ieder geval gewaarborgd. 

De grond beeft onder onze voeten. Muren scheuren. Huizen zijn geen bastions van geborgenheid meer, maar op z’n ergst potentiële grafkelders en in het minst schadelijke scenario hypothecaire uitdagingen. En dat terwijl die bevingen veroorzaakt worden door geld dat uit onze grond gezogen wordt en met kracht geïnjecteerd in de rest van de Nederland. Groninger geld toch? Groninger gas? Er is geen Nostradamus of Ray Kurzweil voor nodig om te voorspellen dat mensen die in opstand komen om bomen, liggeld of de structurele integriteit van een eeuwenoude toren geen moeite zullen ondervinden zich te organiseren om de veiligheid van haard en huis te waarborgen. Verwacht daarom volharding op het Malieveld, omvallende Martinitorens in uw dagelijkse beeldvorming en veel bomenknuffelarij van Kiki-eske proporties. 

U bent gewaarschuwd. 

Artikel in Idee (2014), jaargang 35, nr. 4: 24-27.
[1] Dirk van Driel en Klaas Koetje: A War is Born; een demonstratief spektakel in vier episoden, Stichting Uitgeverij Woonbootpublikaties Utrecht (2010). 

[2] Ibidem, pagina 63. 

[3] Interview met Groninger Internet Courant (GIC); Smink: ‘Nieuwe Noordwand moet Grote Markt Europese allure teruggeven’, 25 oktober 2000.

donderdag 19 augustus 2010

Rumspringa

Steeds als de overlast van jongeren en met name studenten ter sprake komt, moet ik denken aan de Amish, de protestantse gemeenschap in Amerika die halsstarrig de ‘duivelse’ moderniteit afzweert. De Amish zijn vrijwillig blijven steken in de eerste helft van de negentiende eeuw en doen het zonder verbrandingsmotor, krant, internet, televisie, radio en scheermesjes.

Waar de Amish juist erg vooruitstrevend in zijn, of eerder bijzonder realistisch, is het ruim baan geven aan de gierende hormonen van hun kroost. Terwijl de hele gemeenschap in een soort historische puberteit is blijven steken, een beetje dwars afzetten tegen de gevestigde orde, hebben ze een opmerkelijke oplossing bedacht voor hun puberende jeugd.

Want je zult maar opgroeien als Amish en de hele dag met een truttig mutsje, futloze bretels, knellende drollenvanger, mal hoedje of jeukende geitenwollen sokken getooid moeten gaan, terwijl een verstikkende religieuze deken elk sprankje ontluikende seksualiteit zorgvuldig smoort. ‘s Nachts de handjes netjes boven de dekens en de enige pornografie is duizenden jaren oud. Van buuten brommers kieken is al helemaal geen sprake door een chronisch tekort aan brommers. Koetsjes kieken dan misschien?

De Amish-jeugd is in ieder geval vanaf hun zestiende levensjaar een borrelende vulkaan van opgekropte frustraties. Het mooie is dat de puberende Amish alle kans krijgen die vulkaan te laten uitbarsten. Gedurende een aantal maanden tot een paar jaar mogen ze volledig uit de ban springen in de ‘speeltuin van de duivel’, zoals de Amish de grote, boze buitenwereld noemen. Rumspringa heet het ritueel, wat in het Pennsylvania-Duits zoveel betekent als rondspringen.

Na een periode van sex, drank en drugs keren negen op de tien Amish-jongeren opmerkelijk genoeg vrijwillig terug in de gemeenschap. Ze hebben mogen proeven aan een ander leven, maar verkiezen de normen en waarden van hun ouders en grootouders boven de geneugten van de Devil’s Playground.

Rumspringa in Groningen

In de Nederlandse samenleving is het rumspringa der jeugd minder efficiënt geïnstitutionaliseerd. Als er al een equivalent voor het Amish-ritueel is, dan valt het bij ons onder de noemer studententijd. Helemaal carte blanche om de einders van de moraliteit te verkennen krijgen de jongeren niet, want er moeten studiepunten gehaald worden en het huidige niveau van studiefinanciering dwingt ze naast de collegebanken ook een deel van hun tijd in call centers of achter de bar in één van de vele kroegen die de stad rijk is door te brengen. Erg veel ruimte voor een beetje rumspringa blijft er zodoende niet over.

Naar schatting 50.000 studenten volgen een opleiding in Groningen en een kleine 32.000 daarvan wonen hier op kamers of in containers. Allemaal hebben ze onvoltooide puberbreinen en een wellicht biologische drang de bloemetjes eens flink buiten te zetten, dan wel de bloemetjes door (meerdere) bijtjes te laten bestuiven. Volgens de Australische psycholoog Darryl Cross duurt de puberteit zelfs van het tiende tot het achtentwintigste levensjaar, dus zelfs de ‘eeuwige’ studenten ontkomen niet aan de drang tot rumspringa.

Groningen profileert zichzelf graag als City of Talent, getuige de bordjes die je daarop wijzen als je de stad binnenrijdt. Er is mij verteld dat dat zoveel betekent als ‘stad van talent’ of ‘stad vol talent’ en dat talent zou vermoedelijk moeten schuilen in de bloemkoolvormige grijze massa in de hoofden van die 50.000 studenten. Daar komen straks de ideeën uitkruipen die de toekomst van onze stad en samenleving moeten gaan vormgeven.

Een kunstenaar die de geëffende paden niet verlaat, zal nooit origineel zijn en dus hooguit een ambachtsman blijven. Een ondernemer die niet out-of-the box denkt, zal nooit kunnen innoveren en verliest de slag om de klant van een concurrent die wel verder kijkt dan zijn neus lang is. En een voetballer die altijd dezelfde passeerbeweging maakt, komt op een gegeven moment zijn man niet meer voorbij. Het is dus van belang om uit de ban te kunnen springen, om te durven je eigen grenzen te verleggen, om überhaupt vooruit te kunnen komen.

Zo’n beetje de hele Westerse samenleving deed in de jaren zestig en zeventig aan rumspringa en dat leverde naast een herijking van normen en waarden een breed scala aan persoonlijk vrijheden op. Je zou haast kunnen beweren dat een samenleving die het rumspringa niet faciliteert, gedoemd is vast te roesten in oude gewoonten en uiteindelijk te versloppen tot stilstand en verval.

In Groningen zouden we het talent dan ook het best kunnen laten floreren door het te laten rumspringa, door studenten de grenzen die ze van hun ouders hebben meegekregen te laten verkennen. Naast alle studie- en werkdruk moet er ruimte zijn voor het feest der zelfontplooiing. En die queeste krijgt niet alleen gestalte in de collegebanken of achter de kassa bij de Jumbo, maar ook in de vroege uurtjes op de dansvloer van de Shadrak of de Blauwe Engel.

Uiteraard zijn er grenzen – comazuipen, jezelf in de fik laten steken, of je buren stelselmatig terroriseren met snoeiharde techno bijvoorbeeld – maar zonder een gezonde portie feest en vrijheid zal al dat talent in Groningen zich minder goed ontplooien. Als je als stad nadenkt over studentenhuisvesting en kwalitatief hoogstand onderwijs, dan zou dat idealiter hand in hand moeten gaan met een frisse visie op rumspringa-faciliteiten.

De volgende keer dat je ‘s ochtends vroeg onderweg naar je werk, met de bruine boterhammen met ham en pindakaas in de broodbak en plastic beker met schroefdop gevuld met karnemelk onder de snelbinders, een corpsbal zijn nachtelijke dieet van bier en shoarma ziet uitkotsen op de gele steentjes van de binnenstad, denk dan niet ‘gatderrie, kutstudent’ maar ‘ah wat mooi, daar is iemand zijn normen- en waardenpatroon aan het innoveren!’

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

zaterdag 24 juli 2010

Fleur Gräper-Van Koolwijk: een resultaatgerichte wereldburger vol idealen

Wie nog niet bekend is met het uitstekende leefklimaat in Noord-Nederland, zou eens op een mooie meidag door de wijk Helpman in het zuiden van de stad Groningen moeten fietsen. Lommerrijk lijkt een woord uitgevonden om de omgeving daar te beschrijven. In een twee-onder-een-kapwoning woont de nummer achttien op de lijst van D66 voor de komende Tweede Kamerverkiezingen: Fleur Gräper-Van Koolwijk. Onder haar deurbel prijkt een sticker van de kinderpostzegelactie.

Het kandideren voor de Tweede Kamer was geen makkelijke beslissing, al speelde het al langer door haar hoofd. Een week na de val van Balkenende IV en na gesprekken met haar familie en haar landelijke netwerk hakte ze de knoop door.

Vorig jaar rond deze tijd was achttien op de lijst bijna een zekere zetel in het parlement, maar de peilingen laten zien dat die kans aanzienlijk kleiner is geworden. Wordt ze niet moedeloos van de peilingen? Gräper: ‘Nee, eigenlijk niet. Ik ga graag de Kamer in, maar ik doe het niet voor mezelf. Ik heb al zoveel gedaan voor de partij; die inzet mag niet verloren gaan. Ik zie het als het leveren van een bijdrage aan een groter doel.’ Bij veel politici zou je na dat antwoord enig cynisme niet kunnen onderdrukken, maar Gräper zegt het zonder blikken of blozen; ze lijkt het echt te menen.

Wie haar politieke voorbeelden zijn? ‘Hans van Mierlo natuurlijk,’ zegt ze zonder enige twijfel. Gräper hoorde hem vlak voor zijn politieke afscheid een zaal toespreken en werd getroffen door zijn rust, maar vooral door zijn talent de vele aspecten van een onderwerp te belichten en daarna een gewogen oordeel te vellen. ‘Je kon het eigenlijk niet meer met hem oneens zijn,’ aldus Gräper. Roger van Boxtel staat bij haar op nummer twee en de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, op drie. Die laatste vindt ze een krachtige vrouw die vooral zichzelf gebleven is. En dat laatste is belangrijk: ‘Er wordt me wel eens verweten dat ik naïef ben en het politieke spel niet goed speel, maar kijk eens wat ik op mijn 35ste al bereikt heb! Het resultaat is belangrijker dan het spel.’

Van Leiden, via Brussel, naar Riga

Toen ze veertien jaar oud was bezocht Fleur Gräper met haar schoolklas het Europees Parlement in Straatsburg. ‘Wow, wat gaaf,’ dat was de indruk die de Europese volksvertegenwoordiging op haar maakte. Vanaf dat moment wist Gräper dat ze de politiek in wilde.

Ze werd een paar jaar later lid van de Jonge Democraten en vervolgens in haar studententijd lid van D66. Waarom koos ze voor D66? ‘Er zijn geen zwart-witoplossingen,’ vertelt Gräper en dat vond ze het beste terug bij de Democraten, die met de blik vooruit de genuanceerde middenweg bewandelen tussen links en rechts.

Het ging daarna snel met haar carrière. Tussen 1999 en 2005 was ze lid van Provinciale Staten in Groningen, van 2003 tot 2005 als fractievoorzitter. In die hoedanigheid stond ze aan de basis van beleid, waardoor de huidige burgemeester Peter Rehwinkel nog steeds regelmatig op reis moet naar steden als Helsinki en Riga: de Noordelijke Ontwikkelingsas (NOA). Die as verbindt de Randstad met Hamburg, Bremen, de Sontregio, de Baltische Staten en Sint Petersburg in Rusland.

Er was nauwelijks sprake van een oriëntatie op het oosten in Groningen. Bij het bordje Zoll stopte de wereld, terwijl daarachter gigantisch veel mogelijkheden tot samenwerking en ontwikkeling lagen. Die visie vormde de basis voor de NOA en de handreiking naar het oosten en die kwam niet zomaar tot stand.

Gräper voerde in haar tijd als statenlid veel gesprekken met een groep van dertig mensen, waaronder ondernemers, leraren en medewerkers van de jeugdzorg en uit die gesprekken kristalliseerde langzaam het idee voor een meer internationale oriëntatie. ‘Waarom geen Letse studenten in Groningen laten studeren? Dat worden uiteindelijk de beste ambassadeurs voor Groningen die je kunt wensen,’ zo vertelt Gräper.

Of de NOA zin heeft? Inmiddels is één op de tien studenten in Groningen Duits, terwijl er tien jaar geleden amper een oosterbuur de weg naar Zernike of het Broerplein wist te vinden. En met grote projecten als Healthy Aging is er vaak eerst sprake van politiek contact, maar als snel volgen bedrijven de politiek op de voet. De NOA telt mee in Europa, zowel op het gebied van economie en innovatie als onderwijs.

Van Charleston naar Brussel en weer terug naar Amerika

Gräper studeerde een jaar aan de universiteit van Charleston, in South Carolina, in het conservatieve zuidoosten van de Verenigde Staten. Die ervaring vormde mede haar beeld over mens en nationaliteit: ‘Overal op de wereld zijn mensen eigenlijk hetzelfde; iedereen is bezig zich te voorzien in basisbehoeften. Gezondheid, een warme maaltijd, een dak boven je hoofd, een kans op onderwijs en een betere toekomst, dat beweegt een Amerikaan net zoveel als een Nederlander of een Est.’

Dat beeld werd bevestigd toen ze in 2006 terugkeerde in Brussel, nu als politiek-strategisch medewerker van de D66-delegatie in het Europees Parlement. Niet nationaliteit is daar het belangrijkste bindmiddel, maar ideologie. Zo had ze veel meer contact met Spaanse liberalen, dan met Nederlandse afgevaardigden uit andere fracties.

Europa is van levensbelang voor Nederland en de andere lidstaten, want de problemen en uitdagingen die we tegenkomen hebben een transnationaal karakter en zijn niet door individuele lidstaten afzonderlijk op te lossen of aan te pakken. ‘De klimaatproblematiek, het energievraagstuk en de economische crisis, ‘ noemt Gräper als voorbeelden van grenzeloze problemen.

Van 2007 tot 2009 was de campagneleider voor de Europese Verkiezingen van D66. Ze verzon de slogan ‘Europa? Ja!’ en de sociaalliberalen boekten één van de grootste verkiezingswinsten sinds 1966.

Het ging Gräper vooral om het uitdragen van een positieve boodschap, één van kansen en mogelijkheden. Niet dat D66 blindelings achter Europa aanloopt, maar binnen de heldere boodschap is er ruimte genoeg voor nuance.

Is dat optimisme het gevolg van naïviteit? ‘Nee,’ zegt Gräper stellig, ‘idealisme.’ Ze citeert Winston Churchill: ‘It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried. Hetzelfde geldt voor Europa; het is niet perfect, maar alle andere opties zijn simpelweg slechter. Nederland is ook niet groot geworden zonder fouten te maken.

Ze vergelijkt het idealisme van D66 met het realisme van de VVD tijdens de Europese campagne: ‘Kies je ervoor om van je idealen realiteit te maken, of van de realiteit je idealen?’ Gräper kiest duidelijk voor het eerste.

Die idealen werden in 2008 geprikkeld door de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Er gebeurde iets aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en Gräper werd met een groep D66-leden geïnspireerd een steentje bij te dragen aan de verandering in het Amerikaanse politieke landschap. Ze voerde campagne voor Barack Obama en belde aan bij Amerikaanse kiezers om ze te overtuigen van het belang van een toekomst onder zijn leiderschap.

Twee keer zag en hoorde ze Obama spreken en vooral zijn authenticiteit, energie en boodschap van hoop troffen haar. Wat haar ook opviel, was het vertrouwen dat de campagnestaf had in de eigen medewerkers; die werden vrij gelaten om de campagne zelf vorm te geven. ‘Obama gelooft in de kracht van zijn eigen mensen,’ zegt Gräper glimlachend, verwijzend naar één van de vijf richtwijzers van D66.

Het Noorden en naar de toekomst

Maar wat heeft ze in petto voor het Noorden? Ze presenteert zich namelijk nadrukkelijk als de kandidaat die zich voor de drie noordelijke provincies wil inzetten. Gräper: ‘Je neemt je eigen omgeving mee de Kamer in. Het Noorden is onderdeel van mijn identiteit geworden.’ Vooral het leefklimaat in Noord-Nederland vindt ze bijzonder. Vrienden uit de Randstad waren zelfs jaloers toen ze weer terug verhuisde naar Groningen.

Maar het Noorden heeft veel meer te bieden dan rust, ruimte, cultuur en gezelligheid. Gräper: ‘De wereld kijkt naar Drenthe als het gaat om moderne sensortechnologie. Daar wordt ook de LOFAR, een revolutionaire radiotelescoop gebouwd. En in Groningen hebben we baanbrekende projecten als Energy Valley en Healthy Ageing. Uniek in de wereld!’ Het is volgens Gräper haar taak straks om deze projecten te benadrukken en dan volgt de rest vanzelf. Bij Healthy Ageing, het grote onderzoek naar hoe we in een tijd van vergrijzing de gezondheidszorg betaalbaar kunnen houden én optimaliseren, werkt de universiteit samen met het hbo en het mbo en is het bedrijfsleven inmiddels enthousiast aangehaakt. ‘De wereld zal naar Groningen kijken,’ aldus Gräper.

‘Het gaat om keuzes maken,’ vervolgt Gräper. Zo ziet ze niets in gemeenschapsgeld steken in het krampachtig overeind houden van scheepswerven, maar vindt ze investeren in onderzoek bij Healthy Ageing zeker verantwoord.

Ze ergert zich wel eens aan het negativisme als het om het Noorden gaat, alsof het Noorden onrecht wordt aangedaan. Die negativiteit wil ze graag doorbreken.

En haar rol als politicus, hoe ziet ze die? ‘Wat ik graag wil is contact houden met kiezers. Blijven canvassen, ook na de verkiezingen. Benaderbaar zijn. Je e-mail beantwoorden. Open staan,’ zegt ze. Gräper gelooft niet zo in de kloof tussen burger en politiek. Wel ziet ze dat het contact nu vooral negatief is, dat kiezers pas de politicus opzoeken als er wat mis is of te klagen valt. Gräper hoopt dat ze ook bij haar gaan aankloppen met goede ideeën.

‘Je moet creativiteit bezitten en belangen goed kunnen afwegen en organiseren. De dialoog is ontzettend belangrijk.’

De politieke dialoog in Nederland wordt momenteel gedomineerd door kwesties als immigratie en integratie. Toen Gräper als studente in Charleston woonde, schrok ze van de segregatie daar – een cultuurshock noemt ze het. Blank en zwart leidden strikt gescheiden levens en sloten elkaar wederzijds uit. Is dat een toekomst waar we in Nederland bang voor moeten zijn, waarin bevolkingsgroepen volledig gescheiden van elkaar leven? ‘Als we niet uitkijken misschien wel, zeker als we mensen gaan beoordelen op hun geloof, hun huidskleur of het feit dat ze een dubbel paspoort hebben. Het valt simpel te voorkomen; door mensen te beoordelen op hun gedrag en niets anders’.

Dit artikel verscheen eerder op de websites van D66 Groningen en D66 Oldenzaal.

donderdag 22 juli 2010

De natuurlijke habitat van Robert Prummel

Vorige week maandag zag ik Robert Prummel, de flamboyante lijsttrekker van de Stadspartij, in de mooie oude raadszaal van het stadhuis een saucijzenbroodje eten. Hap, hap, hap en weg was het broodje.

Ik moest meteen denken aan de schitterende natuurdocumentaires waar de BBC de kijker op zondagavond dikwijls op trakteert. Sir David Attenborough is dan even het geweten van de gehele mensheid, als hij je meeneemt naar alle uithoeken van de aarde en met duizelingwekkend camerawerk de wonderbaarlijke diversiteit van het leven op onze planeet toont.

Zet er wat Sigur Rós onder en het is om te janken zo mooi.



Bij de kauwende Robert Prummel werd ik meegenomen naar de lente in Alaska, waar de sneeuw net gesmolten is en de rivieren uitpuilen met vis. Op een rots bij het water zit een oude grizzlybeer. Hij mist een paar nagels aan zijn klauwen, verloren in gevechten met andere beren en de bast van een weerbarstige berk. Tevreden smakt de beer op het karkas van een zalm. Hij is heer en meester binnen zijn eigen territoir.

Zo zat Robert Prummel in de raadszaal. Met de punt van een servetje ontdeed hij zijn mondhoeken van de restjes bladerdeeg en zakte onderuit in zijn zetel. Getooid met de zelfvoldane glimlach van een overwinnaar staarde hij de zaal rond.

Een week daarvoor was Robert Prummel nog uitgejouwd en weggehoond tijdens een televisiedebat in een volgepakt Huize Maas. Debatleider Hans Harbers had de lijsttrekker van de Stadspartij geadviseerd de naam van zijn partij maar om te dopen in ‘de Dorpspartij’ en de zaal joelde en klapte de handen stuk.

Twee dagen later haalde Prummel zijn wraak; hij werd de grote winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen. De Stadspartij warmt vijf in plaats van twee zetels de komende vier jaar.

In de oude raadszaal werd openbare achterkamertjespolitiek bedreven. Onder leiding van PvdA-formateur Frank de Vries mochten de onderhandelaars van alle fracties hun voorkeuren voor een nieuwe coalitie uitspreken. Alle partijen, zelfs de allerkleinsten, werden vertegenwoordigd door twee personen. Alleen Robert Prummel zat er alleen, eenzaam als de beer op rots bij de rivier in Alaska.

Geen van de partijen sprak zijn voorkeur uit voor een coalitie met de Stadspartij. Prummel werd zelfs beticht van ‘afbraakpolitiek’ door de fractie van Student en Stad. Hij hoorde het met een glimlach aan.

Prummel is wel wat gewend. Hij is al jaren verwikkeld in een gevecht met de gevestigde orde, met de politieke krachten die zijn stad willen vormgeven, met de wolven die zijn jachtgebied bedreigen. Hij schuwt geen middel zijn territorium te verdedigen. Hij wil overleven.

Zo stelde hij vlak voor kerst zoveel vragen aan het college over het Groninger Forum, dat wethouder Karin Dekker wat overwerkt tijdens het kerstdiner de linzensoep koud opdiende en de tofukerstboompjes liet aanbranden. En afgelopen week deed het college aangifte vanwege een gelekt ambtelijk stuk over de regiotram, dat Robert Prummel in handen had gekregen en vlak voor de verkiezingen had doorgespeeld aan het Dagblad van het Noorden.

Prummel fungeert zo als de luis in de pels van de Groningse gemeentepolitiek; cynisch over de betrouwbaarheid van beleidsmakers en optimaal profiterend van de angst voor verandering onder een deel van de stadjers. Prummel zweeft ergens tussen populisme en conservatieve rebellie tegen al te grootstedelijke oplossingen.

Is hij, zoals de beer, alleen maar bezorgd over hoe hij zijn volgende maaltje kan binnenhalen, of maakt hij zich daadwerkelijk zorgen over het natuurlijk evenwicht in zijn territorium? Zit hij er kortom voor zichzelf of de stad? In ieder geval is het net zo moeilijk Alaska zonder beren voor te stellen, als de gemeenteraad zonder Robert Prummel. Het is zijn natuurlijke habitat.

En kijk, vanachter de rots komen vier welpjes gekropen. Ik ben benieuwd of ze volgende lente halen. Prummel overleeft het wel, daar ben ik zeker van.

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

maandag 21 september 2009

Kopenhagen

Vanochtend was ik aanwezig bij een zogenaamde flash mob op de Grote Markt hier in Groningen. De ongeveer vijftig aanwezigen wilden een Groningse 'wake up call' geven aan de wereldleiders die morgen bijeenkomen voor een belangrijke klimaatconferentie in New York. Om vijf voor twaalf lieten ze hun mobiele telefoons rinkelen, piepen en jengelen om aandacht vragen voor de noodzaak maatregelen te nemen om het proces van global warming te beteugelen. Het gebeurde allemaal in de gloed van een bijzonder aangename en opvallend warme septemberzon.

Of het zal helpen? Waarschijnlijk niet, al heeft Noam Chomsky ooit beweerd dat elk protest, hoe klein ook, effect heeft, als een zandkorreltje in het raderwerk. En wie ben ik om hem tegen te spreken?

Erg goed nieuws komt er vooralsnog niet uit The Big Apple. De voorzitter van de Europese Commissie waarschuwde vandaag dat de onderhandelingen voor een nieuw klimaatakkoord 'gevaarlijk dicht bij een impasse zitten'. In december moeten 190 landen in Kopenhagen hun handtekening onder de opvolger van het Kyoto-protocol zetten, maar vooralsnog ziet het er somber uit.

Ik moet bekennen dat ik mij tot voor kort nooit zoveel zorgen maakte over global warming. Gewoon de dijken wat ophogen en elke lente eerder Rokjesdag; het leek na- en voordelen te hebben. Misschien komt het door het 'warming'-gedeelte. Warmte associeer je toch sneller met zomer, liefde, gefriemel onder de dekens en vakantie, dan met honger, dood, droogte of overstromingen.

Voor wie nog niet genezen is van de 'het zal wel loslopen'-mentaliteit raad ik van harte het boek Zes Graden van Mark Lynas aan. Lynas is geen klimatoloog, maar een Engelse journalist met een graad in de politicologie, wat hem misschien een wat onwaarschijnlijke pleitbezorger van de gevaren van global warming maakt. Overspoeld door een stortvloed aan tegenstrijdige mediaberichten besloot hij zijn eigen onderzoek in te stellen. Mark Lynas worstelde zich vervolgens door honderden wetenschappelijke studies heen. Het resultaat was volgens de Royal Society het beste wetenschapsboek van 2008.

In Zes Graden kiest Lynas voor een erg goede invalshoek. Hij beschrijft op basis van de door hem bestudeerde wetenschappelijke artikelen wat er zal gebeuren als de temperatuur gemiddeld met één, twee, drie, vier, vijf of zes graden zal stijgen. Bij elke graad geeft hij weer hoe de wereld zal veranderen en welke regio's het meest getroffen zullen worden. Bij één graad valt het allemaal nog wel mee; bij zes graden betreden we de hel volgens Lynas, en zal de menselijke beschaving in zijn voorbestaan bedreigd worden.

Het nieuwe akkoord dat in Kopenhagen zal moeten worden gesloten wil de opwarming van de aarde beperken tot twee graden. Sinds het begin van het Industrieel Tijdperk is het gemiddeld al 0,8 graden Celsius warmer geworden. Als Kopenhagen slaagt, en daar heeft het zeker niet alle schijn van, dan krijgen we er dus nog 1,2 graden bij.

Een gemiddelde stijging van de temperatuur met twee graden, of zoals Lynas het beschrijft de twee-gradenwereld, levert al genoeg ellende op. 125.000 jaar geleden was de ijskap van Groenland volledig gesmolten. Het was destijds gemiddeld één á twee graden warmer dan nu. Die ijskap zal als Kopenhagen een succes wordt, mogelijk weer smelten, met als gevolg een uiteindelijke stijging van de zeespiegel met zeven meter. Nederland zal derhalve fors moeten investeren in een nieuw Deltaplan, anders houden we als land simpelweg op te bestaan. En dat is het vooruitzicht als Kopenhagen slaagt...

In de twee-gradenwereld worden onze oceanen woestijnen. De koolstof in de atmosfeer wordt geabsorbeerd door het zeewater, waardoor de oceanen langzaam zullen verzuren. In het verzuurde water kunnen plankton en schelpdieren niet leven, waardoor de basis van de voedselketen verdwijnt en alle grotere organismen zullen uitsterven. De koraalriffen zijn in de twee-gradenwereld ten dode opgeschreven.

De Europese zomers zullen gemiddeld net zo warm zijn als die van 2003, toen 30.000 Europeanen door de hitte bezweken. In de toekomst zullen de extreme zomers nog veel warmer zijn en mogelijk honderdduizenden doden claimen. De bosbranden die nu het Middellandse Zeegebied al teisteren, zullen in grootte en frequentie gaan toenemen. In de Verenigde Staten zal de eeuwige sneeuw op de toppen van de Rocky Mountains smelten en staten als Californië met enorme droogte te kampen krijgen. De Amerikaanse Midwest, nu nog de graanschuur van Amerika, is dan allang veranderd in een zandvlakte. Lynas voorspelt hongersnoden, migratiestromen en massale sterfte; als Kopenhagen een succes wordt...

Mocht Kopenhagen geen succes worden, zoals het Kyoto-protocol ook mislukt is, dan wacht ons en in ieder geval onze kinderen en kleinkinderen een donkere toekomst. Bij drie graden treden er allerlei feedbackmechanismen in werking, waardoor het proces van global warming definitief oncontroleerbaar wordt en vooral zichzelf zal gaan versterken. In de drie-gradenwereld droogt het Amazonegebied uit en zal het in 'epische bosbranden' verdwijnen. Alle koolstof die daarbij vrijkomt, zal zich in de atmosfeer ophopen en het broeikaseffect versterken. In de toendra's van Siberië zal daarnaast een duizelingwekkende hoeveelheid methaan dat nu nog vastgevroren in de permafrost ligt, bubbelend aan de grond ontsnappen. Methaan is 21 keer beter in het vasthouden van warmte dan koolstof; de temperatuurstijging zal de pan uit escaleren.

Afijn, de twee-gradenwereld waar we nu voor gaan kiezen, is tenminste nog een leefbare wereld. Boven de drie graden is de ramp niet meer te overzien. Bij het hoofdstuk over de zes-gradenwereld citeert Lynas een passage uit Dante's Inferno. De wereld die hij beschrijft lijkt in niets meer op onze huidige planeet.

Zes Graden is geen fijn boek om voor het slapengaan open te slaan. Het leest als het scenario van een absurde rampenfilm. Jammer genoeg spelen we zelf de hoofdrol en zijn de begintitels allang van het scherm verdwenen; global warming vergt nu al 300.000 slachtoffers per jaar en dat zullen er alleen maar meer worden.

We mogen blij zijn als de heren en dames wereldleiders het in december eens worden in Kopenhagen. Maar er zal zelfs in het meest positieve geval geen reden voor feest zijn.

dinsdag 4 augustus 2009

Kelderjazz

De Kelder Het is misschien wel het best bewaarde geheim van Groningen; in letterlijk de krochten van een statig pand aan de Haddingestraat spelen buitenlandse studenten van het conservatorium elke zaterdagavond jazz. Alleen een klein uithangbordje met gietijzeren krullen met de tekst 'Atelier il Sole' verraadt dat er binnen meer te zien valt dan het interieur van een kelderwoning. Er valt vooral veel moois te beluisteren.

Het moet ergens begin 2007 zijn geweest toen ik voor het eerst het trapje afliep en aanklopte op de deur, die ook op zaterdagavond op slot zit. Die deur wordt steevast opengedaan door één van de twee Italianen die achter de bar staan. Ze zijn allebei de veertig al gepasseerd, staren je wat wazig aan met bloeddoorlopen ogen, hebben lang en golvend hippiehaar en een stoppelbaard en er bungelt altijd wel een wietjoint in hun mondhoek. Aan de piepkleine bar verkopen ze wijn, bier en cola. De wijn en de cola krijg je geserveerd in een wit geribbeld plastic bekertje. Het bier is van het huismerk van de Albert Heijn en iedereen drinkt gewoon uit het flesje. Aan de bar is amper plaats voor drie barkrukken. De ruimte waar de muziek gespeeld wordt, ligt wat verder in de kelder.

Op de vloer liggen versleten Perzische tapijten. De muren zijn in een grijs verleden wel eens gestukadoord geweest, maar overal zie je de mooie onregelmatige stenen waar de rest van het pand op rust. Aan de muren hangen in simpele houten lijsten abstracte schilderijen. Het diffuse licht komt van halogeenlampen met kleurenfilters en de schermen van de laptops op de grond. De bezoekers kunnen zitten op een oud bankje en een paar krakkemikkige stoelen. Meer dan een dozijn jazzliefhebbers past er niet in. Overal staan asbakken en de vloer ligt bezaaid met pedalen, snoeren en elektronica.

Groter dan een gemiddelde huiskamer in een rijtjeshuis is het 'podium' van de jazzkelder niet. De instrumenten nemen ook nog eens de meeste ruimte in beslag. Naast een bijna in de hoek weggemoffeld drumstel staat een joekel van een versterker van het merk London City; antiek en mooi vormgegeven, met de grootte, het design en het mintgroen van een ijskast uit de jaren vijftig. Voller wordt het nog met een keyboard, elektrische gitaar, tuba, contrabas en stoelen voor de muzikanten en zangers.

Je waant je door de nabijheid van de musici als toeschouwer onderdeel van de muziek, want als je je hand uitsteekt, raak je bijna een instrument of muzikant aan. Het geluid is overal en vol, weerkaatst tegen de muren en doordrenkt je van top tot teen; de jazzkelder heeft de akoestiek van een badkamer.

De Jazz
Die eerste keer viel ik met mijn neus in de boter. Owen Hart Jr. (zie foto) zou die avond zijn opwachting maken, zo wist Arnoud, zelf ook geen onverdienstelijk jazzdrummer, mij te verzekeren. Owen Hart Jr. speelde de jazzkelder volkomen aan gruzelementen met een swingend optreden, waarbij het onmogelijk was niet met je voet te tappen. Ik wist eigenlijk niet dat er zoveel muziek in een drumstel zat.


En dan de studenten. In steeds wisselende settings zag ik ze de afgelopen twee jaar optreden. Soms speelde alleen Leo, een Italiaanse gitarist, die met slechts een elektrische gitaar en een halve maan aan pedalen en versterkers het geluid van een orkest wist op te roepen. Dan weer stroomde de jazzkelder over met muzikanten, waarbij vooral de Sloveense drummer Kristijan indruk maakte; roffelend met stokjes of kwasten, soms zelfs met alleen zijn handen, was geen maat hetzelfde en volgde de ritmewisselingen elkaar bijna onvolgbaar snel op.

De mooiste muziek hoorde ik er vorig jaar oktober; toen zong een Turkse jazzzangeres mee met een ensemble van drums, tuba, piano en elektrische gitaar. De Turkse zang boven een smakelijke soep van stuiterende jazz was het schitterend; de soundtrack van een nieuw, divers en bruisend Europa.

Ook pianiste Kaja wist regelmatig te imponeren met haar gelaagde, hoekige composities, waarin stevige gitaarakkoorden soepel overliepen in piepkleine pianogevoeligheden. De minste sessie was eigenlijk nog een ode aan het repertoire van Herbie Hancock, die de studenten technisch perfect brachten, maar die de frisheid en het experiment van de overige zaterdagavonden ontbeerde.

Wat opviel en opvalt, is dat er maar bar weinig Groningers de weg naar de jazzkelder weten te vinden. Doorgaans bestaat het publiek alleen maar uit buitenlandse studenten. De voertaal is er Engels, Italiaans, Sloveens of Spaans, maar zelden Nederlands. Dat is raar, want nergens in Groningen valt er betere live-muziek op de zaterdagavond te genieten dan in deze jazzkelder.

De Sloveense drummer Kristijan en pianiste Kaja studeerden onlangs cum laude af aan het conservatorium; beiden kregen ze een tien voor hun composities en spel. De kans is groot dat ze Groningen weer de rug toekeren en meer jazzvriendelijke oorden opzoeken. Afgelopen zaterdag was de jazzkelder gesloten.

Hopelijk valt er in het nieuwe jaar weer een nieuwe groep talenten te bewonderen. Naast alle draaibarrotzooi en ingedutte coverbandjes in de stad is de jazzkelder een verademing, alsof je even een andere wereld in stapt, een oude nieuwe wereld.

*** 

  Deze opnamen maakte ik er met mijn mobiele telefoon; met mijn excuses voor de gebrekkige beeld- en geluidskwaliteit.

dinsdag 16 juni 2009

Een regent voor Groningen

De kogel is door de kerk. Gisteravond werd bekendgemaakt wie de nieuwe burgemeester van Groningen wordt. Peter Rehwinkel zal het stokje van burgervader Jacques Wallage gaan overnemen. De Kroon moet de kandidatuur van de 44-jarige PvdA-er nog wel goedkeuren, maar dat lijkt slechts een formaliteit te gaan worden.

Wie de overige kandidaten waren en waarom Rehwinkel de voorkeur genoot boven zijn medekandidaten zullen we misschien wel nooit te weten komen. De hele procedure speelde zich namelijk achter gesloten deuren af. Een 'vertrouwenscommissie' onder leiding van de fractievoorzitter van de PvdA in de stad, Arjan de Rooij, was verantwoordelijk voor de selectieprocedure. De Groningers zelf moesten er inderdaad maar op vertrouwen dat deze commissie capabel en doortastend genoeg was om een geschikte kandidaat te filteren uit het aanbod.

Dat de invulling van het burgemeestersambt in het - tja - geniep besloten wordt, is natuurlijk ronduit belachelijk in een democratische rechtstaat als Nederland. De termen openbaar bestuur en publieke functie worden nogal holle frasen, als er geen openbaarheid wordt betracht over de selectieprocedure en enige medezeggenschap het publiek onthouden wordt. In een beetje bedrijf hebben aandeelhouders meer zeggenschap over wie hun directeur wordt, dan Groningers stem hebben in wie er onze burgemeester wordt.

Het sierde de gemeente dat er tenminste nog een zweem van democratie rond de sollicitatieprocedure werd gecreëerd. De Groningers mochten van 2 tot 15 februari via een website laten weten aan welke voorwaarden hun ideale kandidaat zou moeten voldoen. De vertrouwenscommissie heeft vervolgens het door de Groningers geschetste profiel 'meegenomen' in de besluitvorming. 2.600 Groningers vulden de enquête in op de website. Anderhalf procent van de Groningse bevolking heeft zodoende indirect een volledig onmeetbare invloed gehad op de uitverkiezing van Rehwinkel. Tja...


Fractievoorzitter van de VVD in de stad, Betty de Boer, maakte net als andere raadsleden korte videofilmpjes, waarin ze Stadjers heel proactief hun mening vroegen over de nieuw te benoemen burgemeester. Een leuk en nogal leeg initiatief, wat de schijn van democratie toch vooral moest hooghouden. Een mooi staaltje pappen en nathouden, wat in het beste geval nog wat onbedoelde Jiskefet opleverde.

De laatst overgebleven tegenkandidaat van Rehwinkel moet overigens wel bar slecht zijn geweest, want het meest gehoorde woord in de reacties van gemeenteraadsleden op de uitverkiezing van Rehwinkel was 'unaniem'. De hele raad had zich, van links naar iets minder links, zonder uitzondering achter de huidige burgemeester van Naarden geschaard. De onbekende tegenkandidaat werd door het gehele Groningse politieke spectrum blijkbaar als bijzonder incompetent beoordeeld. Wie was deze loser? We mogen het niet weten.

(Johan Remkes werd overigens vlak voor de bekendmaking in zijn beste pak bij het stadhuis gesignaleerd door Twitteraars. Misschien dat hij met de staart tussen de benen is afgedropen naar de Wolthoorn voor een zalvende borrel.)

In totaal hadden zeventien kandidaten gesolliciteerd op de functie van burgervader. Althans, dat zijn de zeventien sollicitanten die door de eerste schifting van de Commissaris der Koningin Max van den Berg heen zijn gekomen; hij mag bepalen welke kandidaten er 'in beginsel' geschikt zijn voor het burgemeestersambt. Wat daarmee precies bedoeld wordt, dat in beginsel geschikt zijn, is mij niet duidelijk. Een PvdA-lidmaatschap wellicht? Nee, dat zal het niet zijn, want 'slechts' acht sollicitanten kwamen uit de hoek van de sociaal-democraten.

Leg maar eens uit aan een Serviër, Afghaan of Irakees, of aan welke nationaliteit dan ook die we getrakteerd hebben op wat democratiserend geweervuur, hoe een Nederlandse burgemeestersbenoeming in zijn werk gaat en ze zullen wat schamper lachen om zoveel schijnheiligheid. Waarom organiseren we niet gewoon verkiezingen in Nederland voor onze burgemeesters, zoals de rest van de beschaafde wereld al jaar en dag doet? Waarom kennen we de burger wel als het gaat om architectuur (Groninger Forum) en stedenbouw (Noordwand Grote Markt), maar niet als het gaat om het aanstellen van een nieuwe burgervader of - moeder? Het is mij een raadsel.

De Groninger Internet Courant vermeldde in haar berichtgeving het volgende:
Het stond bij voorbaat al een beetje vast dat Groningen een PvdA-er als burgemeester zou krijgen. De stad is het grootste PvdA bolwerk van Nederland en sinds jaar en dag is het gebruik dat in Groningen de burgemeester afkomstig is uit de gelederen van deze partij.
Inderdaad heeft de Martinistad sinds 1951 onafgebroken een PvdA-burgemeester gehad, maar het bolwerk is momenteel aan aardig wat slijtage onderhevig, getuige de uitslag van de recente Europese verkiezingen. Daarnaast stemt Groningen ook al jaar en dag in meerderheid niet op de PvdA en daar wordt al een halve eeuw gewoon aan voorbijgegaan.

Het zou allemaal geen probleem zijn als het burgemeestersambt alleen maar een ceremoniële functie is - linten knippen en droge worst voeren aan hoogwaardigheidsbekleders - maar dat is het niet. Een burgemeester in Nederland heeft wel degelijk invloed op het beleid en kan zelf voorstellen doen en agendapunten toevoegen in collegevergaderingen. Hij of zij is niet slechts uitvoerder, maar ook vormgever, en de burger wordt buitenspel gezet in het bepalen van welke koers er mag worden gevaren.

Ik vermoed dat Peter Rehwinkel een heel bekwaam bestuurder zal zijn. Hij straalt fatsoen uit en komt integer op me over. Wellicht had ik zelfs op hem gestemd, als ik de kans maar had gekregen. Zeker weten doe ik het echter niet. Hij staat bekend als een 'royalty watcher' en een kenner van het koningshuis, wat op mij allemaal nogal truttig overkomt. Tja, maakt dat Albert Verlinde ook geschikt voor het burgemeestersambt?

Rehwinkel werd in 2002 op een onverkiesbare plaats gezet door de Tweede Kamerfractie van zijn eigen partij. Hoe zat dat precies? En de gemeente waar hij nu burgemeester van is, houdt zelfs bestuurlijk op te bestaan! Blijkbaar ziet hij wel wat in het samenvoegen van bestuurlijke regio's, maar welke invloed zal dat hebben op zijn beleid? Ik weet het niet, want ik heb hem nooit tijdens het campagnevoeren zijn standpunten uiteen horen zetten. En dat democratisch tekort is niet alleen jammer, het is zelfs een schande.

Waar komt toch die kloof tussen politiek en burger vandaan? Het was één van de meest gestelde vragen de afgelopen jaren in niet alleen Den Haag, maar ook op provinciehuizen en stadhuizen in het hele land. Ook volgend jaar zal de kwestie weer gaan spelen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. De politiek zou mijns inziens eens kunnen beginnen met het serieus nemen van de burger. Democratie is namelijk niet iets om bang voor te zijn.