Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen

donderdag 9 februari 2012

De Polen en de vrijheid

Polen en vrijheid; het is een bijzondere relatie. Tot wel vier keer toe hebben de Polen de vrijheid die wij kennen en koesteren beschermd en verdedigd en zo de Westerse wereld gered van een mogelijke ondergang. En nu wil uitgerekend de Partij voor de Vrijheid een hetze ontketenen tegen deze vrijheidsstrijders pur sang. Daarom een blog over vrijheid, oorlog en Poolse snorren.

Beleg van Wenen
Tot aan 1683 dreigde een 'tsunami van moslims'- om in het PVV-frame te blijven - Europa te overspoelen; door verovering moest de Dar al-islam uitgebreid worden tot aan de oevers van de Noordzee. Vooral het Ottomaanse Rijk, in die tijd samen met China het machtigste rijk op aarde, deed verwoede pogingen het christelijke Europa te onderwerpen.

In 1684 keerde het tij bij het Beleg van Wenen en dat was grotendeels de verdienste van een Pool, namelijk koning Jan Sobieski. Hij verscheen op de ochtend van 12 september 1683 voor de poorten van de Oostenrijkse stad en verjoeg het leger van de Ottomaanse grootvizier Kara Mustafa, 138.000 man sterk, dat tot dan toe aan de winnende hand leek te zijn tegen een schamele 16.000 verdedigers.

Sobieski (check die snor) leidde de tegenaanval in en wist met een uitgekookte strategie de Turken binnen dertien bloedige uren te verslaan. Het Ottomaanse Rijk zou daarna nooit meer een bedreiging vormen voor Europa, met dank aan de nu relatief onbekende Poolse vorst. Paus Innocentius XI noemde Sobieski om die daad de 'redder van Wenen en de Westerse beschaving'.

Volgens sommige bronnen zou Osama bin Laden driehonderd jaar later 11 september als datum hebben gekozen, om die nederlaag te memoreren en de aanval op het Westen te hervatten, met New York en Washington als doelwit in plaats van Wenen.

Wonder aan de Wisla

Met Polen zelf verging het minder goed. Het land werd al snel in drie grote happen opgedeeld en opgeslokt door de Europese grootmachten Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Pruisen. Pas na de Eerste Wereldoorlog werd het de Polen weer toegestaan een eigen staat te hebben. Vrijwel meteen moesten ze weer aan de bak; vechten voor de vrijheid van Europa.

In Warsaw 1920 - Lenin's failed conquest of Europe beschrijft de Brits-Poolse historicus Adam Zamoyski hoe Lenin in de nadagen van de Russische burgeroorlog zijn zinnen had gezet op de verovering en onderwerping van Europa. De weg naar het hart van Europa, Berlijn, liep door het pas wedergeboren Polen, dat amper uit de luiers de divisies van het Rode Leger vlak achter de oostgrens zag samentrekken, klaar voor de aanval.

Met Duitsland verzwakt na de Eerste Wereldoorlog en ontwapend door het Verdrag van Versailles wist Lenin dat hij Europa onder de rode voet kon lopen. Alleen de vermaledijde Polen stonden tussen hem en de absolute wereldmacht en het einde van de Europese vrijheid.

De Polen, zoals wellicht weinigen weten, wisten het Rode Leger tegen te houden en zelfs te verslaan in een veldslag bij Warschau, die de geschiedenis in zou gaan als 'het wonder aan de Wisla' en die qua belang niet onderdeed voor die van Waterloo of Marathon.

Veelal op blote voeten vernederden de Polen door een briljante tactische manoeuvre van bevelhebber Józef Piłsudski (check die snor) daar hun Russische tegenstanders. Eén van de generaals van het Rode Leger, een zekere Jozef Stalin, zou die schande nooit vergeten en haalde jaren later zijn wraak bij Katyn, waar hij in 1940 naar schatting 22.000 Poolse officieren en intellectuelen liet vermoorden door de Russische geheime dienst.

303 Fighter Squadron
Binnen twee decennia na die vergeten slag werd Polen opnieuw opgedeeld en opgeslokt door twee Europese grootmachten, dit keer Duitsland en de Sovjet Unie, die in de geheime protocollen van het Molotov-Ribbentroppact het startsein voor de Tweede Wereldoorlog vastlegden. Ook nu weer weigerden de Polen zich over te geven. Het verzet tegen de bezetting was nergens zo fel en goed georganiseerd als in Polen, ondanks de gruwelijke represailles van zowel nazi's als sovjets. Eén op de vijf Polen liet het leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Nederland was dat ongeveer één op de vijftig.

Sterker nog, de Poolse piloten die uitgeweken waren naar Groot-Brittannië speelden daar een cruciale rol in de Slag om Engeland. Geen squadron aan de kant van de geallieerden wist zoveel Duitse vliegtuigen neer te halen als het Poolse 303 Fighter Squadron. Vijf procent van de geallieerde vliegeniers was een Pool en zij waren verantwoordelijk voor twaalf procent van de 'kills'.



De Battle of Britain werd bijna, op een haar na, gewonnen door de Duitsers, die vervolgens graag het karwei hadden willen afmaken met Operatie Seelöwe, de invasie van Groot-Brittannië. Indien Hitler het machtige Albion had kunnen bezetten, dan was er geen springplank voor een operatie á la D-Day geweest en was de bevrijding van Europa een bijna onmogelijke klus geworden.

De Poolse bijdrage aan de luchtoorlog is essentieel geweest in het afwenden van die invasie. Hitler (hier met zijn typerende on-Poolse snor weergegeven op een Poolse Spitfire) wendde zich na het verlies teleurgesteld af van het front in het Westen en mikte zijn pijlen op het Oosten, waar hij militaire zelfmoord pleegde door de Sovjet Unie aan te vallen.

In het luchtruim boven Engeland werd de koers van de oorlog gewijzigd en de Polen zijn aannemelijk de steen in de rivier geweest die de stroom van de geschiedenis verlegd heeft.

Als 'dank' voor hun heldenmoed, zie ook de Slag om Monte Casino, werden de Polen na de oorlog uitgeleverd aan Jozef Stalin en zijn geheime dienst. Honderdduizenden Polen die gevochten hadden tegen de nazi's werden gedeporteerd naar de Goelag Archipel, de concentratiekampen van het totalitaire regime in Moskou, waar ze een anonieme dood stierven in de Siberische kou.

Solidarność
De vierde keer dat de Polen de vrijheid een ongekend grote dienst bewezen, was in de jaren zeventig en jaren tachtig van de vorige eeuw, toen één havenarbeider het opnam tegen een supermacht en een systeem van onderdrukking dat honderden miljoenen gevangen hield, van binnenuit uitholde en uiteindelijk kapot maakte. Uiteraard waren er meerdere factoren die de Sovjet Unie uiteen deden vallen, maar het geweldloze verzet van Lech Wałęsa (check die snor) was een kracht waar de machthebbers zich geen raad mee wisten.


Wałęsa wist in 1980 erkenning af te dwingen voor de eerste onafhankelijke vakbond in het Oostblok: Solidarność. In een systeem waar alles van de staat was en niets buiten de staat bestond, betekende een onafhankelijke vakbond een eerste barst in de muur, die vrij letterlijk in de vorm van de Berlijnse Muur enkele jaren later zou afbrokkelen.

De dreiging van een nucleaire holocaust werd zo mede door een dappere Poolse vakbondsman grotendeels weggenomen.

Vrijheid
De Polen mogen er dus met recht prat op gaan dat zij de vrijheidsstrijders pur sang van Europa zijn. Ze gaven tenslotte de Ottomanen, de nazi's en tot twee keer toe de communisten van jetje.

Hoe wrang is het dan, dat uitgerekend de Partij voor de Vrijheid een hetze is begonnen tegen deze Polen, aldus journalist Bas Paternotte.

Vrijheid voor de PVV betekent tenslotte vooral het inperken van de vrijheid van godsdienst voor moslims. Daarnaast hebben de 'vrijheidsstrijders' van Geert Wilders (hier afgebeeld met Poolse snor) in de Tweede Kamer gemiddeld meer op hun kerfstok dan de Poolse immigrant.

PVV'ers zouden juist elke Pool, crimineel of niet, dankbaar aan de borst moeten drukken en zachtjes 'dziękuję bardzo' in het oor moeten fluisteren voor hun bewezen diensten voor de vrijheid.

Dat er veel Midden- en Oost-Europese immigranten crimineel gedrag vertonen, zou PVV'ers aan het denken moeten zetten. Deze immigranten met hun joods-christelijke cultuur vertonen geen radicaal ander gedrag dan bijvoorbeeld immigranten met een niet-westerse, islamitische achtergrond.

Blijkbaar dicteert het culturele erfgoed niet het handelen van mensen, maar eerder hun sociaaleconomische omstandigheden. Investeren in onderwijs en het bieden van economische kansen levert zodoende veel meer op dan Korans verscheuren en bevolkingsgroepen discrimineren.

De PVV rest na het oprichten van dit meldpunt derhalve eigenlijk niets anders meer dan het opheffen van de eigen partij.

***

(Met dank aan Rutger Jan voor de Poolse snor op de tronie van Geert)

zaterdag 24 juli 2010

Fleur Gräper-Van Koolwijk: een resultaatgerichte wereldburger vol idealen

Wie nog niet bekend is met het uitstekende leefklimaat in Noord-Nederland, zou eens op een mooie meidag door de wijk Helpman in het zuiden van de stad Groningen moeten fietsen. Lommerrijk lijkt een woord uitgevonden om de omgeving daar te beschrijven. In een twee-onder-een-kapwoning woont de nummer achttien op de lijst van D66 voor de komende Tweede Kamerverkiezingen: Fleur Gräper-Van Koolwijk. Onder haar deurbel prijkt een sticker van de kinderpostzegelactie.

Het kandideren voor de Tweede Kamer was geen makkelijke beslissing, al speelde het al langer door haar hoofd. Een week na de val van Balkenende IV en na gesprekken met haar familie en haar landelijke netwerk hakte ze de knoop door.

Vorig jaar rond deze tijd was achttien op de lijst bijna een zekere zetel in het parlement, maar de peilingen laten zien dat die kans aanzienlijk kleiner is geworden. Wordt ze niet moedeloos van de peilingen? Gräper: ‘Nee, eigenlijk niet. Ik ga graag de Kamer in, maar ik doe het niet voor mezelf. Ik heb al zoveel gedaan voor de partij; die inzet mag niet verloren gaan. Ik zie het als het leveren van een bijdrage aan een groter doel.’ Bij veel politici zou je na dat antwoord enig cynisme niet kunnen onderdrukken, maar Gräper zegt het zonder blikken of blozen; ze lijkt het echt te menen.

Wie haar politieke voorbeelden zijn? ‘Hans van Mierlo natuurlijk,’ zegt ze zonder enige twijfel. Gräper hoorde hem vlak voor zijn politieke afscheid een zaal toespreken en werd getroffen door zijn rust, maar vooral door zijn talent de vele aspecten van een onderwerp te belichten en daarna een gewogen oordeel te vellen. ‘Je kon het eigenlijk niet meer met hem oneens zijn,’ aldus Gräper. Roger van Boxtel staat bij haar op nummer twee en de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, op drie. Die laatste vindt ze een krachtige vrouw die vooral zichzelf gebleven is. En dat laatste is belangrijk: ‘Er wordt me wel eens verweten dat ik naïef ben en het politieke spel niet goed speel, maar kijk eens wat ik op mijn 35ste al bereikt heb! Het resultaat is belangrijker dan het spel.’

Van Leiden, via Brussel, naar Riga

Toen ze veertien jaar oud was bezocht Fleur Gräper met haar schoolklas het Europees Parlement in Straatsburg. ‘Wow, wat gaaf,’ dat was de indruk die de Europese volksvertegenwoordiging op haar maakte. Vanaf dat moment wist Gräper dat ze de politiek in wilde.

Ze werd een paar jaar later lid van de Jonge Democraten en vervolgens in haar studententijd lid van D66. Waarom koos ze voor D66? ‘Er zijn geen zwart-witoplossingen,’ vertelt Gräper en dat vond ze het beste terug bij de Democraten, die met de blik vooruit de genuanceerde middenweg bewandelen tussen links en rechts.

Het ging daarna snel met haar carrière. Tussen 1999 en 2005 was ze lid van Provinciale Staten in Groningen, van 2003 tot 2005 als fractievoorzitter. In die hoedanigheid stond ze aan de basis van beleid, waardoor de huidige burgemeester Peter Rehwinkel nog steeds regelmatig op reis moet naar steden als Helsinki en Riga: de Noordelijke Ontwikkelingsas (NOA). Die as verbindt de Randstad met Hamburg, Bremen, de Sontregio, de Baltische Staten en Sint Petersburg in Rusland.

Er was nauwelijks sprake van een oriëntatie op het oosten in Groningen. Bij het bordje Zoll stopte de wereld, terwijl daarachter gigantisch veel mogelijkheden tot samenwerking en ontwikkeling lagen. Die visie vormde de basis voor de NOA en de handreiking naar het oosten en die kwam niet zomaar tot stand.

Gräper voerde in haar tijd als statenlid veel gesprekken met een groep van dertig mensen, waaronder ondernemers, leraren en medewerkers van de jeugdzorg en uit die gesprekken kristalliseerde langzaam het idee voor een meer internationale oriëntatie. ‘Waarom geen Letse studenten in Groningen laten studeren? Dat worden uiteindelijk de beste ambassadeurs voor Groningen die je kunt wensen,’ zo vertelt Gräper.

Of de NOA zin heeft? Inmiddels is één op de tien studenten in Groningen Duits, terwijl er tien jaar geleden amper een oosterbuur de weg naar Zernike of het Broerplein wist te vinden. En met grote projecten als Healthy Aging is er vaak eerst sprake van politiek contact, maar als snel volgen bedrijven de politiek op de voet. De NOA telt mee in Europa, zowel op het gebied van economie en innovatie als onderwijs.

Van Charleston naar Brussel en weer terug naar Amerika

Gräper studeerde een jaar aan de universiteit van Charleston, in South Carolina, in het conservatieve zuidoosten van de Verenigde Staten. Die ervaring vormde mede haar beeld over mens en nationaliteit: ‘Overal op de wereld zijn mensen eigenlijk hetzelfde; iedereen is bezig zich te voorzien in basisbehoeften. Gezondheid, een warme maaltijd, een dak boven je hoofd, een kans op onderwijs en een betere toekomst, dat beweegt een Amerikaan net zoveel als een Nederlander of een Est.’

Dat beeld werd bevestigd toen ze in 2006 terugkeerde in Brussel, nu als politiek-strategisch medewerker van de D66-delegatie in het Europees Parlement. Niet nationaliteit is daar het belangrijkste bindmiddel, maar ideologie. Zo had ze veel meer contact met Spaanse liberalen, dan met Nederlandse afgevaardigden uit andere fracties.

Europa is van levensbelang voor Nederland en de andere lidstaten, want de problemen en uitdagingen die we tegenkomen hebben een transnationaal karakter en zijn niet door individuele lidstaten afzonderlijk op te lossen of aan te pakken. ‘De klimaatproblematiek, het energievraagstuk en de economische crisis, ‘ noemt Gräper als voorbeelden van grenzeloze problemen.

Van 2007 tot 2009 was de campagneleider voor de Europese Verkiezingen van D66. Ze verzon de slogan ‘Europa? Ja!’ en de sociaalliberalen boekten één van de grootste verkiezingswinsten sinds 1966.

Het ging Gräper vooral om het uitdragen van een positieve boodschap, één van kansen en mogelijkheden. Niet dat D66 blindelings achter Europa aanloopt, maar binnen de heldere boodschap is er ruimte genoeg voor nuance.

Is dat optimisme het gevolg van naïviteit? ‘Nee,’ zegt Gräper stellig, ‘idealisme.’ Ze citeert Winston Churchill: ‘It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried. Hetzelfde geldt voor Europa; het is niet perfect, maar alle andere opties zijn simpelweg slechter. Nederland is ook niet groot geworden zonder fouten te maken.

Ze vergelijkt het idealisme van D66 met het realisme van de VVD tijdens de Europese campagne: ‘Kies je ervoor om van je idealen realiteit te maken, of van de realiteit je idealen?’ Gräper kiest duidelijk voor het eerste.

Die idealen werden in 2008 geprikkeld door de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Er gebeurde iets aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en Gräper werd met een groep D66-leden geïnspireerd een steentje bij te dragen aan de verandering in het Amerikaanse politieke landschap. Ze voerde campagne voor Barack Obama en belde aan bij Amerikaanse kiezers om ze te overtuigen van het belang van een toekomst onder zijn leiderschap.

Twee keer zag en hoorde ze Obama spreken en vooral zijn authenticiteit, energie en boodschap van hoop troffen haar. Wat haar ook opviel, was het vertrouwen dat de campagnestaf had in de eigen medewerkers; die werden vrij gelaten om de campagne zelf vorm te geven. ‘Obama gelooft in de kracht van zijn eigen mensen,’ zegt Gräper glimlachend, verwijzend naar één van de vijf richtwijzers van D66.

Het Noorden en naar de toekomst

Maar wat heeft ze in petto voor het Noorden? Ze presenteert zich namelijk nadrukkelijk als de kandidaat die zich voor de drie noordelijke provincies wil inzetten. Gräper: ‘Je neemt je eigen omgeving mee de Kamer in. Het Noorden is onderdeel van mijn identiteit geworden.’ Vooral het leefklimaat in Noord-Nederland vindt ze bijzonder. Vrienden uit de Randstad waren zelfs jaloers toen ze weer terug verhuisde naar Groningen.

Maar het Noorden heeft veel meer te bieden dan rust, ruimte, cultuur en gezelligheid. Gräper: ‘De wereld kijkt naar Drenthe als het gaat om moderne sensortechnologie. Daar wordt ook de LOFAR, een revolutionaire radiotelescoop gebouwd. En in Groningen hebben we baanbrekende projecten als Energy Valley en Healthy Ageing. Uniek in de wereld!’ Het is volgens Gräper haar taak straks om deze projecten te benadrukken en dan volgt de rest vanzelf. Bij Healthy Ageing, het grote onderzoek naar hoe we in een tijd van vergrijzing de gezondheidszorg betaalbaar kunnen houden én optimaliseren, werkt de universiteit samen met het hbo en het mbo en is het bedrijfsleven inmiddels enthousiast aangehaakt. ‘De wereld zal naar Groningen kijken,’ aldus Gräper.

‘Het gaat om keuzes maken,’ vervolgt Gräper. Zo ziet ze niets in gemeenschapsgeld steken in het krampachtig overeind houden van scheepswerven, maar vindt ze investeren in onderzoek bij Healthy Ageing zeker verantwoord.

Ze ergert zich wel eens aan het negativisme als het om het Noorden gaat, alsof het Noorden onrecht wordt aangedaan. Die negativiteit wil ze graag doorbreken.

En haar rol als politicus, hoe ziet ze die? ‘Wat ik graag wil is contact houden met kiezers. Blijven canvassen, ook na de verkiezingen. Benaderbaar zijn. Je e-mail beantwoorden. Open staan,’ zegt ze. Gräper gelooft niet zo in de kloof tussen burger en politiek. Wel ziet ze dat het contact nu vooral negatief is, dat kiezers pas de politicus opzoeken als er wat mis is of te klagen valt. Gräper hoopt dat ze ook bij haar gaan aankloppen met goede ideeën.

‘Je moet creativiteit bezitten en belangen goed kunnen afwegen en organiseren. De dialoog is ontzettend belangrijk.’

De politieke dialoog in Nederland wordt momenteel gedomineerd door kwesties als immigratie en integratie. Toen Gräper als studente in Charleston woonde, schrok ze van de segregatie daar – een cultuurshock noemt ze het. Blank en zwart leidden strikt gescheiden levens en sloten elkaar wederzijds uit. Is dat een toekomst waar we in Nederland bang voor moeten zijn, waarin bevolkingsgroepen volledig gescheiden van elkaar leven? ‘Als we niet uitkijken misschien wel, zeker als we mensen gaan beoordelen op hun geloof, hun huidskleur of het feit dat ze een dubbel paspoort hebben. Het valt simpel te voorkomen; door mensen te beoordelen op hun gedrag en niets anders’.

Dit artikel verscheen eerder op de websites van D66 Groningen en D66 Oldenzaal.

donderdag 22 juli 2010

De natuurlijke habitat van Robert Prummel

Vorige week maandag zag ik Robert Prummel, de flamboyante lijsttrekker van de Stadspartij, in de mooie oude raadszaal van het stadhuis een saucijzenbroodje eten. Hap, hap, hap en weg was het broodje.

Ik moest meteen denken aan de schitterende natuurdocumentaires waar de BBC de kijker op zondagavond dikwijls op trakteert. Sir David Attenborough is dan even het geweten van de gehele mensheid, als hij je meeneemt naar alle uithoeken van de aarde en met duizelingwekkend camerawerk de wonderbaarlijke diversiteit van het leven op onze planeet toont.

Zet er wat Sigur Rós onder en het is om te janken zo mooi.



Bij de kauwende Robert Prummel werd ik meegenomen naar de lente in Alaska, waar de sneeuw net gesmolten is en de rivieren uitpuilen met vis. Op een rots bij het water zit een oude grizzlybeer. Hij mist een paar nagels aan zijn klauwen, verloren in gevechten met andere beren en de bast van een weerbarstige berk. Tevreden smakt de beer op het karkas van een zalm. Hij is heer en meester binnen zijn eigen territoir.

Zo zat Robert Prummel in de raadszaal. Met de punt van een servetje ontdeed hij zijn mondhoeken van de restjes bladerdeeg en zakte onderuit in zijn zetel. Getooid met de zelfvoldane glimlach van een overwinnaar staarde hij de zaal rond.

Een week daarvoor was Robert Prummel nog uitgejouwd en weggehoond tijdens een televisiedebat in een volgepakt Huize Maas. Debatleider Hans Harbers had de lijsttrekker van de Stadspartij geadviseerd de naam van zijn partij maar om te dopen in ‘de Dorpspartij’ en de zaal joelde en klapte de handen stuk.

Twee dagen later haalde Prummel zijn wraak; hij werd de grote winnaar van de gemeenteraadsverkiezingen. De Stadspartij warmt vijf in plaats van twee zetels de komende vier jaar.

In de oude raadszaal werd openbare achterkamertjespolitiek bedreven. Onder leiding van PvdA-formateur Frank de Vries mochten de onderhandelaars van alle fracties hun voorkeuren voor een nieuwe coalitie uitspreken. Alle partijen, zelfs de allerkleinsten, werden vertegenwoordigd door twee personen. Alleen Robert Prummel zat er alleen, eenzaam als de beer op rots bij de rivier in Alaska.

Geen van de partijen sprak zijn voorkeur uit voor een coalitie met de Stadspartij. Prummel werd zelfs beticht van ‘afbraakpolitiek’ door de fractie van Student en Stad. Hij hoorde het met een glimlach aan.

Prummel is wel wat gewend. Hij is al jaren verwikkeld in een gevecht met de gevestigde orde, met de politieke krachten die zijn stad willen vormgeven, met de wolven die zijn jachtgebied bedreigen. Hij schuwt geen middel zijn territorium te verdedigen. Hij wil overleven.

Zo stelde hij vlak voor kerst zoveel vragen aan het college over het Groninger Forum, dat wethouder Karin Dekker wat overwerkt tijdens het kerstdiner de linzensoep koud opdiende en de tofukerstboompjes liet aanbranden. En afgelopen week deed het college aangifte vanwege een gelekt ambtelijk stuk over de regiotram, dat Robert Prummel in handen had gekregen en vlak voor de verkiezingen had doorgespeeld aan het Dagblad van het Noorden.

Prummel fungeert zo als de luis in de pels van de Groningse gemeentepolitiek; cynisch over de betrouwbaarheid van beleidsmakers en optimaal profiterend van de angst voor verandering onder een deel van de stadjers. Prummel zweeft ergens tussen populisme en conservatieve rebellie tegen al te grootstedelijke oplossingen.

Is hij, zoals de beer, alleen maar bezorgd over hoe hij zijn volgende maaltje kan binnenhalen, of maakt hij zich daadwerkelijk zorgen over het natuurlijk evenwicht in zijn territorium? Zit hij er kortom voor zichzelf of de stad? In ieder geval is het net zo moeilijk Alaska zonder beren voor te stellen, als de gemeenteraad zonder Robert Prummel. Het is zijn natuurlijke habitat.

En kijk, vanachter de rots komen vier welpjes gekropen. Ik ben benieuwd of ze volgende lente halen. Prummel overleeft het wel, daar ben ik zeker van.

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

maandag 5 juli 2010

Strooizout, flyervingers en het gelijk van de PvdA

Ook zo genoten van de campagne? Je kon de afgelopen weken je kont niet keren in de binnenstad, of een kleurrijk bejaste vrijwilliger van een politieke partij probeerde je wel een flyer in de handen te drukken. Naast de flyers waren er de rode rozen van de PvdA, de proefballonnetjes van de VVD en de bananen van het CDA. Ook heb ik van GroenLinks een lekker fris edoch wat zurig appeltje mogen ontvangen. Afijn, je kon in ieder geval door de flyers het bos niet meer zien.

Zelf ben ik medeschuldig geweest aan het campagnegeweld in de stad. In augustus had ik mij gekandideerd voor de gemeenteraad voor D66 en de afgelopen maanden deed ik vol mee aan de jacht op de kiezer. Dat jagen deed ik gewapend met flyers bij supermarkten en zelfs belletje lellend in de wijk, al wachtte ik dan wel netjes tot er werd opengedaan.

Flyeren bij de Jumbo of Albert Heijn is weinig verheffend, maar het aanbellen bij mensen thuis kon tot erg interessante gesprekken leiden. Groningers hadden vaak een duidelijke mening over de tram, het Groninger Forum, of de wissel van Ron Jans naar de aartsrivaal. Maar wat was daarnaast een veel gehoorde klacht tijdens het canvassen?

Dat het strooizout op was! En daar hadden we nou net niets over in het verkiezingsprogramma staan.

Het was dan ook geen prettig weer om campagne te voeren. Gerrit Hiemstra vertelde onlangs dat dit één van de koudste winters van de afgelopen twintig jaar is geweest. Voor de vrijwilligers van de politieke partijen in Groningen was het dan ook vaak afzien. Flyeren kan niet met handschoenen aan, dus waren je vingers blauw na een middagje posten bij de Super de Boer of de Aldi. Naast loopgraafvoeten heb je dus ook zoiets als flyervingers.

PvdA-Kamerleden Pierre Heijnen en Paul Kalma stelden begin februari voor toekomstige gemeenteraadsverkiezingen vanwege de kou te verplaatsen naar een warmer jaargetijde. Waarschijnlijk zijn het net zulke notoire koukleumen als ondergetekende. Hoongelach was hun deel. Mietjes waren het. Zelfs Wouter Bos noemde het voorstel van zijn partijgenoten een ‘domme fout‘.

Destijds dorstte ik het niet toe te geven, maar stiekem gaf ik Heijnen en Kalma wel gelijk. Bij dezen dus; ik was het voor de verandering een keer eens met een PvdA-voorstel. En voor de zoveelste keer oneens met Bos.

Maar goed, de verkiezingen zijn geweest. Het CDA is uitgegleden over de eigen bananenschil. De PvdA wist de schade beperkt te houden, maar dat kwam meer door Uruzgan dan de overdaad aan rozen. De SP verloor fors, ondanks dat Cathy en Gré hun flyer sierden. De VVD won en mag met een zetel extra ‘nee’ zeggen tegen de plannen van links. En GroenLinks wist zich knap staande te houden tegen het gegrom van de Partij voor de Dieren.

De grote winnaar was de Stadspartij, maar die heb ik nauwelijks gezien op zaterdagmiddag in de Herestraat. Zelf kwam ik nèt zo’n vijfhonderd voorkeurstemmen te kort voor een raadslidmaatschap. Wie weet probeer ik het over vier jaar nog een keer, maar dan hoop ik echt op een kwakkelwinter.

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

zondag 4 juli 2010

Ommeland en Achterland

Lonely at the top

Van de grandeur van het provinciehuis in Groningen valt weinig te bespeuren, als je via de zijingang aan de Turfsingel het pand betreedt. Het trappenhuis is donker en krap en eenmaal boven gekomen op de verdieping waar de Statenfracties kantoor houden, kan je je eigenlijk niet voorstellen dat in die kleine kamers beslist wordt over wat er jaarlijks met de 340 miljoen euro moet gebeuren, die de Groningse Provinciale Staten tot hun beschikking hebben.

In het kleinste kamertje huist de eenmansfractie van D66 in de persoon van Piet de Vey Mestdagh. Op het oppervlak van een bescheiden studentenkamer staan twee bureaus bezaaid met papier en een kast die uitpuilt van de ordners en de paperassen. Een enkel raam biedt uitzicht op het Schuitendiep.

Het is de dinsdagochtend na de succesvolle nieuwe ledendag van D66, waar De Vey Mestdagh als spreker optrad, en ik sta wat gammel na een uit de hand gelopen fractievergadering tegenover een wat Pim Fortuyn ongetwijfeld een typische D66-krullenbol zou hebben genoemd. Het ribfluwelen jasje en het D66-groene overhemd complementeren dat beeld.

We staan al snel buiten met een dampende mok cappuccino een sigaret te roken. Onder de krullen blijkt een intelligente, kritische geest schuil te gaan. De Vey Mestdagh studeerde ooit econometrie en filosofie, sjeesde, maar rondde uiteindelijk een studie rechten af. Vervolgens werd hij als dienstplichtige onder de wapenen geroepen en fungeerde hij, zodra hij zijn kistjes had dichtgestrikt, als luis in de pels van zijn meerderen.

Toen hij doorkreeg dat een peloton soldaten collectief gestraft werd, sloeg hij het handboek van de soldaat er maar eens op na en wees de commandant er fijntjes op dat collectief straffen binnen de Nederlandse krijgsmacht niet is toegestaan. Hij kreeg gelijk, zo vertelt De Vey Mestdagh met een glimlach, en bracht de rest van zijn veertien maanden durende diensttijd door binnen de militaire vakbond in plaats van een schuttersputje.

Na zijn diensttijd werkte en woonde hij in Amsterdam, maar keerde uiteindelijk weer terug naar zijn roots; Groningen. Nu is hij de eenzame pleitbezorger van het sociaalliberalisme in de Groningse Provinciale Staten, waar de conservatieve mastodonten CDA, PvdA en SP met de scepter zwaaien. Twee uur lang praten we over zijn visie op en zijn werk voor de provincie. En die visie is vrij letterlijk grensverleggend.

Ommeland: wind, water en gemodder

De provincie zit als bestuurslaag ingeklemd tussen de gemeenten en Den Haag en concentreert zich vooral op de regionale samenhang en ontwikkeling, wat zich vooral uit in aandacht voor infrastructuur en natuurbeleid. Bepaalde zones, zoals de regio Assen-Groningen, worden specifiek aangewezen als ontwikkelingsgebieden, waarin wonen en werken gestimuleerd worden door de provincie. Bedrijvigheid en woningbouw en veel aandacht voor een goed wegennet en openbaar vervoer moeten daar zorgen voor economische groei. In het ommeland ligt de focus meer op het beschermen van het rurale karakter en het goed laten samengaan van landbouw en natuur.

Provinciaal beleid richt zich daarnaast op grote thema's, zoals klimaatverandering. De verwachte extra instroom van water in de provincie moet in goede banen geleid worden en dat vergt een soort van regionaal drainagesysteem, waarin de waterhuishouding wordt voorbereid op de gevolgen van de opwarming van de aarde. Welke gebieden mogen bijvoorbeeld onder water lopen als de nood echt aan de man is?

Maar ook op microniveau bemoeit de provincie zich met beleid. In zijn rede tijdens de nieuwe ledendag refereerde De Vey Mestdagh aan de wat zotte restricties die de provincie stelde aan het bouwoppervlak van nieuwe woningen buiten de gemeenten, die mede dankzij D66 wat ruimer werden. Maar ook bijvoorbeeld de hoogte van mestsilo's vormen onderdeel van provinciale bemoeienissen.

Het beleid van de provincie kent wisselende resultaten. De ontwikkeling van de regio Assen-Groningen mag als een succes aangeduid worden. De stad Groningen is bijvoorbeeld langzaam haar economische achterstand op de rest van het land aan het inlopen. Een ander succesverhaal is de regio rond Delfzijl en Eemshaven, wat zich zelfs de snelst groeiende economische regio van Nederland mag noemen.

Het zorgenkindje van de provincie is echter de regio Oost-Groningen, waar geen sprake is van groei, maar van krimp. Onlangs rapporteerde het 'Topteam Krimp' dat de bevolking in Oost-Groningen tot 2025 met 9 procent zal afnemen en in Noordoost-Groningen zelfs met 16 procent. De provincie investeerde al 109 miljoen euro in het prestigieuze project De Blauwe Stad, maar er is vooralsnog bepaald geen sprake van een stormloop op de beschikbare kavels.

De Vey Mestdagh verwijt het provinciebestuur een gebrek aan visie als het gaat om het tegengaan van de krimp. De gemeenten Winschoten, Scheemda, Reiderland, Pekela, Veendam, Bellingwedde en Menterwolde, verenigd in de Streekraad Oost-Groningen, zouden bijvoorbeeld graag een groot outletcentrum gerealiseerd zien bij Zuidbroek. Het outletcentrum zou een belangrijke economische impuls kunnen vormen voor de regio, maar het provinciebestuur houdt de ontwikkeling vooralsnog tegen. De bestaande winkelkernen zouden teveel concurrentie gaan ondervinden van het outletcentrum.

De Vey Mestdagh betwist dit; een studie spreekt van een marginale invloed op de omzetten van bestaande winkels en het outletcentrum zou juist een boost betekenen voor de regio op het gebied van werkgelegenheid. Toch zegt de provincie 'nee'. 'Het is alsof de provincie verwacht dat Oost-Groningen zich als een Baron von Münchhausen aan zijn eigen haar uit het moeras trekt,' alsdus De Vey Mestdagh.

Op de lange termijn ziet het D66 Statenlid voor de provincie een gouden toekomst weggelegd op het gebied van energie; Groningen zou wat dat aangaat zelfs het kloppende hart van Europa kunnen worden. Het gaat daarbij niet alleen om het aardgas in de bodem, maar juist het ommeland, waar de wind door de vlakte en de leegte vrij spel heeft, zou ideaal zijn voor windmolens en schone windenergie.

Ooit was Nederland voorloper op het gebied van windenergie, maar inmiddels hebben Duitsland en vooral Denemarken, waar miljarden worden verdiend aan windmolens, die positie overgenomen. Groningen zou weer kunnen aanklampen en kunnen gaan profiteren van het investeren in kennis en innovatie, maar het provinciebestuur werkt die ontwikkeling tegen. Alleen in de regio Delfzijl-Eemshaven schieten de windmolens als paddenstoelen uit de grond. Andere gemeenten zouden graag investeren in windmolens, maar mógen dit simpelweg niet. Onder het mom van 'landschapsvervuiling' houdt met name de PvdA die ontwikkeling tegen, terwijl in de visie van het CDA zoals te doen gebruikelijk nauwelijks een lijn valt te ontdekken, zo verzucht De Vey Mestdagh.

Achterland: vooruit naar de middeleeuwen

In de veertiende eeuw sloot Groningen zich aan bij het Hanzeverbond (1282-1669), een samenwerkingsverband van kooplieden uit vooral Duitsland, Scandinavië, Polen, de Baltische landen, Rusland én Nederland. Het resulteerde in een bloeiperiode voor stad en ommeland. Als het aan De Vey Mestdagh en D66 ligt, wordt het de hoogste tijd voor een nieuw Hanzeverbond; stad en provincie zouden opnieuw de blik oostwaarts moeten keren. De groeimogelijkheden liggen vooral over de grens. Het Groningse achterland stopt niet bij het bordje Zoll, maar begint daar juist.

De foto die op de flyer voor de Provinciale Statenverkiezingen van D66 prijkte, liet die ambitie al goed zien; een richtingwijzer wijst met een bord naar Groningen en met een ander bord naar Bremen. Denk en handel internationaal, zo luidt één van de vijf richtingwijzers van D66, en De Vey Mestdagh is een pleitbezorger van die visie.

De moderne variant van het Hanzeverbond is de Noordelijke Ontwikkelingsas (NOA), die geografisch vrijwel overeenkomt met haar middeleeuwse voorloper. Met de val van het IJzeren Gordijn is het hele gebied rond de Oostzee ontsloten en biedt het nu mogelijkheden voor internationale handel en ontwikkeling.

Hamburg vormt het kloppende hart van die nieuwe as. De Duitse stad, die momenteel de meeste miljonairs van onze oosterburen herbergt, profiteert niet alleen van de nieuwe kansen in het oosten, maar ook van de bouw van de Sontbrug tussen Zweden en Denemarken, die voor een sterke impuls van het verkeer tussen de economische groeikern rond Malmö en Kopenhagen heeft gezorgd.

Idealiter was er ook een verbinding tussen de Randstad en Hamburg tot stand gekomen, met Groningen als meeprofiterend tussenstation, maar een belangrijke component van die verbinding, de Zuiderzeelijn, sneuvelde, omdat het kabinet het vertrouwen was kwijtgeraakt na het debacle met de Betuwelijn.

'Zonde', zo redeneert De Vey Mestdagh, want de ontwikkelingen rond de A7 in Joure en Heerenveen laten zien, dat een verbindingsas direct kan resulteren in meer bedrijvigheid en economische groei. De gelden die vrijkwamen door het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn worden nu naar binnen geïnvesteerd – hij noemt de zuidelijke ringweg als voorbeeld – in plaats van naar buiten, naar het nieuwe achterland.

Toch blijft hij zich hardmaken voor een blik gericht op het oosten, voor een meer internationale visie. Stad en ommeland zouden kunnen profiteren van betere verbindingen met het Noord-Duitse achterland bijvoorbeeld. Sinds 1977 wordt er al actief samengewerkt in de Eems Dollard Regio (EDR), maar de verbindingen tussen Groningen en Duitsland zijn op zijn zachtst gezegd allesbehalve optimaal.

De Vey Mestdagh pleit daarom voor een betere treinverbinding tussen Groningen en Leer in Noord-Duitsland. Een betere verbinding leidt tot meer interactie en zal tal van positieve spin-off effecten kunnen krijgen. Je zou verwachten dat de provincie wel wat zou zien in het upgraden van de bestaande boemel, maar nee, er wordt alleen gekeken naar het huidige aantal reizigers, dat een investering niet rechtvaardigt, in plaats van de toekomstige mogelijkheden.

Het gaat volgens De Vey Mestdagh overigens niet alleen om infrastructuur, maar ook om beleving. Aan beide zijden van de grens moet het besef gaan doordringen dat die grens geen barrière vormt, maar dat juist een internationale handreiking elkaars ontwikkeling kan stimuleren. De Vey Mestdagh was daarom ook voorstander van het plan om van de gemeente Bellingwedde een Nederlands-Duitse gemeente te maken, á la Kerkrade, om die samenwerking meer zichtbaar en tastbaar te maken. Het zal er voorlopig niet van komen.

Niet alleen internationaal valt er nog een slag te slaan; ook regionaal kan de samenwerking nog veel beter. De Sociaal-Economische Raad Noord-Nederland riep eerder dit jaar op tot een veel intensievere samenwerking tussen de drie noordelijke provincies. Drenthe, Groningen en Friesland zouden het beste één noordelijke provincie kunnen gaan vormen. Vooral Fryslān sputtert nog tegen, want de Friezen zijn bang voor het verlies van hun nationale identiteit. De Vey Mestdagh ziet wel wat in een samenvoeging van de noordelijke drie. Frisia zou dat nieuwe landsdeel volgens hem moeten gaan heten, ook om de Friezen over de streep te trekken, maar dan wel met Groningen als hoofdstad. Een pronkjewail met een veel grotere gouden rand.

Hopelijk mag Piet de Vey Mestdagh na de volgende Provinciale Statenverkiezingen een grotere kamer gaan betrekken in het provinciehuis. De provincie Groningen verdient tenslotte beter.

Dit interview verscheen eerder in Groeningana, het magazine van D66 Groningen.

vrijdag 19 juni 2009

Spuiten en slikken in Portugal (+ update!)

De Amerikaanse president Richard Nixon introduceerde de term War on Drugs als eerste in 1969. Nu, veertig jaar later, lijkt het erop dat de oorlog tegen drugs gestreden is, of in ieder geval niet meer als 'oorlog' te boek zal staan. De door Barack Obama aangestelde drug czar Gil Kerlikowske kondigde aan dat de nadruk vanaf dit jaar op behandeling in plaats van bestrijding zal komen te liggen. 'We zijn niet in oorlog met de inwoners van dit land,' aldus Kerlikowske, één van de achttien 'tsaren' die Obama heeft aangesteld om zijn beloofde change te bewerkstelligen.

De oorlog tegen drugs in de Verenigde Staten kan niet anders dan als een faliekante mislukking de boeken ingaan. Het meest bedenkelijke resultaat was wel het grote aantal gevangenen dat de 'oorlog' opleverde. Van alle gevangenen ter wereld zit een kwart in Amerikaanse gevangenissen, ondanks dat maar vijf procent van de mensheid zich Amerikaan mag noemen. Een overgrote meerderheid van die gevangenispopulatie zit in de bajes wegens aan drugs gerelateerde misdrijven.

Zouden Kerlikowske en Obama naar Nederland gekeken hebben en tot een koerswijziging besloten hebben? Hier wordt het gebruik van hasj en wiet tenslotte al sinds 1976 gedoogd, zonder dat het heeft geleid tot het ineenstorten van de samenleving. Sterker nog; per hoofd van de bevolking wordt in Nederland minder drugs gebruikt dan in de Verenigde Staten. En staatssecretaris Nebahat Albayrak kondigde onlangs zelfs aan acht gevangenissen te willen gaan sluiten.

Ondanks dat de verkoop en het gebruik van drugs nog steeds verboden is in Nederland, heeft ons gedoogbeleid ervoor gezorgd dat 'we' wereldwijd bekend staan als het land met het meest liberale drugsbeleid. Maar de notie dat Nederland wat zelfbeneveling aangaat het meest tolerant is, is niet gebaseerd op feiten. Tot mijn verbazing las ik onlangs dat niet Nederland maar Portugal momenteel het meest liberale drugsbeleid hanteert. De Portugezen besloten in 2001 om al het druggebruik - harddrugs incluis - te decriminaliseren. In plaats van een gevangenisstraf kunnen gebruikende Portugezen sindsdien rekenen op therapie.

Welnu, heeft dat beleid geleid tot de totale desintegratie van de Portugese samenleving? Snuift, slikt, spuit en rookt Portugal zich de vernieling in? Is de Portugese voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barosso, inmiddels ook aangesteld als huisdealer voor de tienerfeestjes van Silvio Berlusconi? Wordt de volgende roman van Nobelprijswinnaar José Saramago een vuistdikke psychedelische LSD-trip, een soort van Fear and Loathing in Lissabon? Verloor Manchester United onlangs de finale van de Champions League omdat Cristiano Ronaldo zo wous als een Belgisch trekpaard de spelers van Barcelona constant probeerde te knuffelen? Heeft god als straf voor het snoepen van verboden vruchten het ooit zo katholieke Portugal met bliksemstralen en aardverschuivingen losgeslagen van het Iberisch Schiereiland?


Het antwoord is: neen, het tegendeel is eerder waar. Het Amerikaanse Cato Institute deed de afgelopen jaren onderzoek naar de gevolgen van het Portugese drugsbeleid en publiceerde in april van dit jaar de resultaten. Onderzoeker Glenn Greenwald lichtte voor Time Magazine een tipje van de sluier op:
'Judging by every metric, decriminalization in Portugal has been a resounding success. It has enabled the Portuguese government to manage and control the drug problem far better than virtually every other Western country does.'
De Portugezen zijn zelfs en masse minder drugs gaan gebruiken:
The Cato paper reports that between 2001 and 2006 in Portugal, rates of lifetime use of any illegal drug among seventh through ninth graders fell from 14.1% to 10.6%; drug use in older teens also declined. Lifetime heroin use among 16-to-18-year-olds fell from 2.5% to 1.8% (although there was a slight increase in marijuana use in that age group). New HIV infections in drug users fell by 17% between 1999 and 2003, and deaths related to heroin and similar drugs were cut by more than half. In addition, the number of people on methadone and buprenorphine treatment for drug addiction rose to 14,877 from 6,040, after decriminalization, and money saved on enforcement allowed for increased funding of drug-free treatment as well.
Goed voorbeeld doet volgen, zou je zo zeggen, maar de Nederlandse overheid keek opmerkelijk genoeg de afgelopen jaren meer naar de Verenigde Staten dan naar Portugal als het gaat om drugsbeleid. Kon je in de jaren negentig je XTC-pilletjes nog laten testen door Els Borst, zo sta je nu gebukt met opengesperde bilnaad tegenover een officier van justitie, als je op de dansvloer van een houseparty wat al te opzichtig een tic tac in je mond stopt. Onder Balkenende kiest Nederland meer en meer voor repressie, getuige ook het hardere beleid tegen coffeeshops.

Nederland dankt zijn tolerante imago nog steeds aan de golf van pragmatiek die de politiek doorspoelde in de jaren negentig. Voor het eerst in de geschiedenis van de menselijke beschaving werden moeilijke dossiers als het homohuwelijk, het drugsbeleid en euthanasie vanuit een menselijk perspectief beoordeeld, in plaats van een vastgeroest, dogmatisch religieus perspectief. Nederland bewees zodoende eens te meer de bakermat van de moderne individuele vrijheden te zijn. Portugal lijkt ons qua drugbeleid nu het liberale gras voor de voeten weg te maaien. Hopelijk zal ook in de Nederlandse politiek het besef (weer) gaan doordringen dat drugsbeleid onderdeel zou moeten vormen van gezondheidszorg en niet justitie, net als sigaretten en alcohol. Kijk maar naar Portugal, daar hebben ze het sinds 2001 al door.

Update 24-06: Dat is ook toevallig: vandaag hebben de Verenigde Naties een rapport gepresenteerd, waarin voor het eerst wordt aangedrongen op wereldwijde decriminalisering van drugs. Het beleid in Portugal diende als voorbeeld, aldus de Huffington Post. De Amerikaanse drug czar Gil Kerlikowske zal later vandaag reageren op het VN-rapport. 'Decriminalisering komt niet voor in mijn vocabulaire,' zo wist Kerlikowske eerder al te melden, dus ik verwacht geen radicale koerswijzigingen in de Verenigde Staten. Ik ben wel benieuwd wat de reacties in Den Haag zullen zijn.

Wordt vervolgd dus!...

dinsdag 16 juni 2009

Een regent voor Groningen

De kogel is door de kerk. Gisteravond werd bekendgemaakt wie de nieuwe burgemeester van Groningen wordt. Peter Rehwinkel zal het stokje van burgervader Jacques Wallage gaan overnemen. De Kroon moet de kandidatuur van de 44-jarige PvdA-er nog wel goedkeuren, maar dat lijkt slechts een formaliteit te gaan worden.

Wie de overige kandidaten waren en waarom Rehwinkel de voorkeur genoot boven zijn medekandidaten zullen we misschien wel nooit te weten komen. De hele procedure speelde zich namelijk achter gesloten deuren af. Een 'vertrouwenscommissie' onder leiding van de fractievoorzitter van de PvdA in de stad, Arjan de Rooij, was verantwoordelijk voor de selectieprocedure. De Groningers zelf moesten er inderdaad maar op vertrouwen dat deze commissie capabel en doortastend genoeg was om een geschikte kandidaat te filteren uit het aanbod.

Dat de invulling van het burgemeestersambt in het - tja - geniep besloten wordt, is natuurlijk ronduit belachelijk in een democratische rechtstaat als Nederland. De termen openbaar bestuur en publieke functie worden nogal holle frasen, als er geen openbaarheid wordt betracht over de selectieprocedure en enige medezeggenschap het publiek onthouden wordt. In een beetje bedrijf hebben aandeelhouders meer zeggenschap over wie hun directeur wordt, dan Groningers stem hebben in wie er onze burgemeester wordt.

Het sierde de gemeente dat er tenminste nog een zweem van democratie rond de sollicitatieprocedure werd gecreëerd. De Groningers mochten van 2 tot 15 februari via een website laten weten aan welke voorwaarden hun ideale kandidaat zou moeten voldoen. De vertrouwenscommissie heeft vervolgens het door de Groningers geschetste profiel 'meegenomen' in de besluitvorming. 2.600 Groningers vulden de enquête in op de website. Anderhalf procent van de Groningse bevolking heeft zodoende indirect een volledig onmeetbare invloed gehad op de uitverkiezing van Rehwinkel. Tja...


Fractievoorzitter van de VVD in de stad, Betty de Boer, maakte net als andere raadsleden korte videofilmpjes, waarin ze Stadjers heel proactief hun mening vroegen over de nieuw te benoemen burgemeester. Een leuk en nogal leeg initiatief, wat de schijn van democratie toch vooral moest hooghouden. Een mooi staaltje pappen en nathouden, wat in het beste geval nog wat onbedoelde Jiskefet opleverde.

De laatst overgebleven tegenkandidaat van Rehwinkel moet overigens wel bar slecht zijn geweest, want het meest gehoorde woord in de reacties van gemeenteraadsleden op de uitverkiezing van Rehwinkel was 'unaniem'. De hele raad had zich, van links naar iets minder links, zonder uitzondering achter de huidige burgemeester van Naarden geschaard. De onbekende tegenkandidaat werd door het gehele Groningse politieke spectrum blijkbaar als bijzonder incompetent beoordeeld. Wie was deze loser? We mogen het niet weten.

(Johan Remkes werd overigens vlak voor de bekendmaking in zijn beste pak bij het stadhuis gesignaleerd door Twitteraars. Misschien dat hij met de staart tussen de benen is afgedropen naar de Wolthoorn voor een zalvende borrel.)

In totaal hadden zeventien kandidaten gesolliciteerd op de functie van burgervader. Althans, dat zijn de zeventien sollicitanten die door de eerste schifting van de Commissaris der Koningin Max van den Berg heen zijn gekomen; hij mag bepalen welke kandidaten er 'in beginsel' geschikt zijn voor het burgemeestersambt. Wat daarmee precies bedoeld wordt, dat in beginsel geschikt zijn, is mij niet duidelijk. Een PvdA-lidmaatschap wellicht? Nee, dat zal het niet zijn, want 'slechts' acht sollicitanten kwamen uit de hoek van de sociaal-democraten.

Leg maar eens uit aan een Serviër, Afghaan of Irakees, of aan welke nationaliteit dan ook die we getrakteerd hebben op wat democratiserend geweervuur, hoe een Nederlandse burgemeestersbenoeming in zijn werk gaat en ze zullen wat schamper lachen om zoveel schijnheiligheid. Waarom organiseren we niet gewoon verkiezingen in Nederland voor onze burgemeesters, zoals de rest van de beschaafde wereld al jaar en dag doet? Waarom kennen we de burger wel als het gaat om architectuur (Groninger Forum) en stedenbouw (Noordwand Grote Markt), maar niet als het gaat om het aanstellen van een nieuwe burgervader of - moeder? Het is mij een raadsel.

De Groninger Internet Courant vermeldde in haar berichtgeving het volgende:
Het stond bij voorbaat al een beetje vast dat Groningen een PvdA-er als burgemeester zou krijgen. De stad is het grootste PvdA bolwerk van Nederland en sinds jaar en dag is het gebruik dat in Groningen de burgemeester afkomstig is uit de gelederen van deze partij.
Inderdaad heeft de Martinistad sinds 1951 onafgebroken een PvdA-burgemeester gehad, maar het bolwerk is momenteel aan aardig wat slijtage onderhevig, getuige de uitslag van de recente Europese verkiezingen. Daarnaast stemt Groningen ook al jaar en dag in meerderheid niet op de PvdA en daar wordt al een halve eeuw gewoon aan voorbijgegaan.

Het zou allemaal geen probleem zijn als het burgemeestersambt alleen maar een ceremoniële functie is - linten knippen en droge worst voeren aan hoogwaardigheidsbekleders - maar dat is het niet. Een burgemeester in Nederland heeft wel degelijk invloed op het beleid en kan zelf voorstellen doen en agendapunten toevoegen in collegevergaderingen. Hij of zij is niet slechts uitvoerder, maar ook vormgever, en de burger wordt buitenspel gezet in het bepalen van welke koers er mag worden gevaren.

Ik vermoed dat Peter Rehwinkel een heel bekwaam bestuurder zal zijn. Hij straalt fatsoen uit en komt integer op me over. Wellicht had ik zelfs op hem gestemd, als ik de kans maar had gekregen. Zeker weten doe ik het echter niet. Hij staat bekend als een 'royalty watcher' en een kenner van het koningshuis, wat op mij allemaal nogal truttig overkomt. Tja, maakt dat Albert Verlinde ook geschikt voor het burgemeestersambt?

Rehwinkel werd in 2002 op een onverkiesbare plaats gezet door de Tweede Kamerfractie van zijn eigen partij. Hoe zat dat precies? En de gemeente waar hij nu burgemeester van is, houdt zelfs bestuurlijk op te bestaan! Blijkbaar ziet hij wel wat in het samenvoegen van bestuurlijke regio's, maar welke invloed zal dat hebben op zijn beleid? Ik weet het niet, want ik heb hem nooit tijdens het campagnevoeren zijn standpunten uiteen horen zetten. En dat democratisch tekort is niet alleen jammer, het is zelfs een schande.

Waar komt toch die kloof tussen politiek en burger vandaan? Het was één van de meest gestelde vragen de afgelopen jaren in niet alleen Den Haag, maar ook op provinciehuizen en stadhuizen in het hele land. Ook volgend jaar zal de kwestie weer gaan spelen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. De politiek zou mijns inziens eens kunnen beginnen met het serieus nemen van de burger. Democratie is namelijk niet iets om bang voor te zijn.