Lonely at the top
Van de grandeur van het provinciehuis in Groningen valt weinig te bespeuren, als je via de zijingang aan de Turfsingel het pand betreedt. Het trappenhuis is donker en krap en eenmaal boven gekomen op de verdieping waar de Statenfracties kantoor houden, kan je je eigenlijk niet voorstellen dat in die kleine kamers beslist wordt over wat er jaarlijks met de 340 miljoen euro moet gebeuren, die de Groningse Provinciale Staten tot hun beschikking hebben.
In het kleinste kamertje huist de eenmansfractie van D66 in de persoon van Piet de Vey Mestdagh. Op het oppervlak van een bescheiden studentenkamer staan twee bureaus bezaaid met papier en een kast die uitpuilt van de ordners en de paperassen. Een enkel raam biedt uitzicht op het Schuitendiep.
Het is de dinsdagochtend na de succesvolle nieuwe ledendag van D66, waar De Vey Mestdagh als spreker optrad, en ik sta wat gammel na een uit de hand gelopen fractievergadering tegenover een wat Pim Fortuyn ongetwijfeld een typische D66-krullenbol zou hebben genoemd. Het ribfluwelen jasje en het D66-groene overhemd complementeren dat beeld.
We staan al snel buiten met een dampende mok cappuccino een sigaret te roken. Onder de krullen blijkt een intelligente, kritische geest schuil te gaan. De Vey Mestdagh studeerde ooit econometrie en filosofie, sjeesde, maar rondde uiteindelijk een studie rechten af. Vervolgens werd hij als dienstplichtige onder de wapenen geroepen en fungeerde hij, zodra hij zijn kistjes had dichtgestrikt, als luis in de pels van zijn meerderen.
Toen hij doorkreeg dat een peloton soldaten collectief gestraft werd, sloeg hij het handboek van de soldaat er maar eens op na en wees de commandant er fijntjes op dat collectief straffen binnen de Nederlandse krijgsmacht niet is toegestaan. Hij kreeg gelijk, zo vertelt De Vey Mestdagh met een glimlach, en bracht de rest van zijn veertien maanden durende diensttijd door binnen de militaire vakbond in plaats van een schuttersputje.
Na zijn diensttijd werkte en woonde hij in Amsterdam, maar keerde uiteindelijk weer terug naar zijn roots; Groningen. Nu is hij de eenzame pleitbezorger van het sociaalliberalisme in de Groningse Provinciale Staten, waar de conservatieve mastodonten CDA, PvdA en SP met de scepter zwaaien. Twee uur lang praten we over zijn visie op en zijn werk voor de provincie. En die visie is vrij letterlijk grensverleggend.
Ommeland: wind, water en gemodder
De provincie zit als bestuurslaag ingeklemd tussen de gemeenten en Den Haag en concentreert zich vooral op de regionale samenhang en ontwikkeling, wat zich vooral uit in aandacht voor infrastructuur en natuurbeleid. Bepaalde zones, zoals de regio Assen-Groningen, worden specifiek aangewezen als ontwikkelingsgebieden, waarin wonen en werken gestimuleerd worden door de provincie. Bedrijvigheid en woningbouw en veel aandacht voor een goed wegennet en openbaar vervoer moeten daar zorgen voor economische groei. In het ommeland ligt de focus meer op het beschermen van het rurale karakter en het goed laten samengaan van landbouw en natuur.
Provinciaal beleid richt zich daarnaast op grote thema's, zoals klimaatverandering. De verwachte extra instroom van water in de provincie moet in goede banen geleid worden en dat vergt een soort van regionaal drainagesysteem, waarin de waterhuishouding wordt voorbereid op de gevolgen van de opwarming van de aarde. Welke gebieden mogen bijvoorbeeld onder water lopen als de nood echt aan de man is?
Maar ook op microniveau bemoeit de provincie zich met beleid. In zijn rede tijdens de nieuwe ledendag refereerde De Vey Mestdagh aan de wat zotte restricties die de provincie stelde aan het bouwoppervlak van nieuwe woningen buiten de gemeenten, die mede dankzij D66 wat ruimer werden. Maar ook bijvoorbeeld de hoogte van mestsilo's vormen onderdeel van provinciale bemoeienissen.
Het beleid van de provincie kent wisselende resultaten. De ontwikkeling van de regio Assen-Groningen mag als een succes aangeduid worden. De stad Groningen is bijvoorbeeld langzaam haar economische achterstand op de rest van het land aan het inlopen. Een ander succesverhaal is de regio rond Delfzijl en Eemshaven, wat zich zelfs de snelst groeiende economische regio van Nederland mag noemen.
Het zorgenkindje van de provincie is echter de regio Oost-Groningen, waar geen sprake is van groei, maar van krimp. Onlangs rapporteerde het 'Topteam Krimp' dat de bevolking in Oost-Groningen tot 2025 met 9 procent zal afnemen en in Noordoost-Groningen zelfs met 16 procent. De provincie investeerde al 109 miljoen euro in het prestigieuze project De Blauwe Stad, maar er is vooralsnog bepaald geen sprake van een stormloop op de beschikbare kavels.
De Vey Mestdagh verwijt het provinciebestuur een gebrek aan visie als het gaat om het tegengaan van de krimp. De gemeenten Winschoten, Scheemda, Reiderland, Pekela, Veendam, Bellingwedde en Menterwolde, verenigd in de Streekraad Oost-Groningen, zouden bijvoorbeeld graag een groot outletcentrum gerealiseerd zien bij Zuidbroek. Het outletcentrum zou een belangrijke economische impuls kunnen vormen voor de regio, maar het provinciebestuur houdt de ontwikkeling vooralsnog tegen. De bestaande winkelkernen zouden teveel concurrentie gaan ondervinden van het outletcentrum.
De Vey Mestdagh betwist dit; een studie spreekt van een marginale invloed op de omzetten van bestaande winkels en het outletcentrum zou juist een boost betekenen voor de regio op het gebied van werkgelegenheid. Toch zegt de provincie 'nee'. 'Het is alsof de provincie verwacht dat Oost-Groningen zich als een Baron von Münchhausen aan zijn eigen haar uit het moeras trekt,' alsdus De Vey Mestdagh.
Op de lange termijn ziet het D66 Statenlid voor de provincie een gouden toekomst weggelegd op het gebied van energie; Groningen zou wat dat aangaat zelfs het kloppende hart van Europa kunnen worden. Het gaat daarbij niet alleen om het aardgas in de bodem, maar juist het ommeland, waar de wind door de vlakte en de leegte vrij spel heeft, zou ideaal zijn voor windmolens en schone windenergie.
Ooit was Nederland voorloper op het gebied van windenergie, maar inmiddels hebben Duitsland en vooral Denemarken, waar miljarden worden verdiend aan windmolens, die positie overgenomen. Groningen zou weer kunnen aanklampen en kunnen gaan profiteren van het investeren in kennis en innovatie, maar het provinciebestuur werkt die ontwikkeling tegen. Alleen in de regio Delfzijl-Eemshaven schieten de windmolens als paddenstoelen uit de grond. Andere gemeenten zouden graag investeren in windmolens, maar mógen dit simpelweg niet. Onder het mom van 'landschapsvervuiling' houdt met name de PvdA die ontwikkeling tegen, terwijl in de visie van het CDA zoals te doen gebruikelijk nauwelijks een lijn valt te ontdekken, zo verzucht De Vey Mestdagh.
Achterland: vooruit naar de middeleeuwen
In de veertiende eeuw sloot Groningen zich aan bij het Hanzeverbond (1282-1669), een samenwerkingsverband van kooplieden uit vooral Duitsland, Scandinavië, Polen, de Baltische landen, Rusland én Nederland. Het resulteerde in een bloeiperiode voor stad en ommeland. Als het aan De Vey Mestdagh en D66 ligt, wordt het de hoogste tijd voor een nieuw Hanzeverbond; stad en provincie zouden opnieuw de blik oostwaarts moeten keren. De groeimogelijkheden liggen vooral over de grens. Het Groningse achterland stopt niet bij het bordje Zoll, maar begint daar juist.
De foto die op de flyer voor de Provinciale Statenverkiezingen van D66 prijkte, liet die ambitie al goed zien; een richtingwijzer wijst met een bord naar Groningen en met een ander bord naar Bremen. Denk en handel internationaal, zo luidt één van de vijf richtingwijzers van D66, en De Vey Mestdagh is een pleitbezorger van die visie.
De moderne variant van het Hanzeverbond is de Noordelijke Ontwikkelingsas (NOA), die geografisch vrijwel overeenkomt met haar middeleeuwse voorloper. Met de val van het IJzeren Gordijn is het hele gebied rond de Oostzee ontsloten en biedt het nu mogelijkheden voor internationale handel en ontwikkeling.
Hamburg vormt het kloppende hart van die nieuwe as. De Duitse stad, die momenteel de meeste miljonairs van onze oosterburen herbergt, profiteert niet alleen van de nieuwe kansen in het oosten, maar ook van de bouw van de Sontbrug tussen Zweden en Denemarken, die voor een sterke impuls van het verkeer tussen de economische groeikern rond Malmö en Kopenhagen heeft gezorgd.
Idealiter was er ook een verbinding tussen de Randstad en Hamburg tot stand gekomen, met Groningen als meeprofiterend tussenstation, maar een belangrijke component van die verbinding, de Zuiderzeelijn, sneuvelde, omdat het kabinet het vertrouwen was kwijtgeraakt na het debacle met de Betuwelijn.
'Zonde', zo redeneert De Vey Mestdagh, want de ontwikkelingen rond de A7 in Joure en Heerenveen laten zien, dat een verbindingsas direct kan resulteren in meer bedrijvigheid en economische groei. De gelden die vrijkwamen door het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn worden nu naar binnen geïnvesteerd – hij noemt de zuidelijke ringweg als voorbeeld – in plaats van naar buiten, naar het nieuwe achterland.
Toch blijft hij zich hardmaken voor een blik gericht op het oosten, voor een meer internationale visie. Stad en ommeland zouden kunnen profiteren van betere verbindingen met het Noord-Duitse achterland bijvoorbeeld. Sinds 1977 wordt er al actief samengewerkt in de Eems Dollard Regio (EDR), maar de verbindingen tussen Groningen en Duitsland zijn op zijn zachtst gezegd allesbehalve optimaal.
De Vey Mestdagh pleit daarom voor een betere treinverbinding tussen Groningen en Leer in Noord-Duitsland. Een betere verbinding leidt tot meer interactie en zal tal van positieve spin-off effecten kunnen krijgen. Je zou verwachten dat de provincie wel wat zou zien in het upgraden van de bestaande boemel, maar nee, er wordt alleen gekeken naar het huidige aantal reizigers, dat een investering niet rechtvaardigt, in plaats van de toekomstige mogelijkheden.
Het gaat volgens De Vey Mestdagh overigens niet alleen om infrastructuur, maar ook om beleving. Aan beide zijden van de grens moet het besef gaan doordringen dat die grens geen barrière vormt, maar dat juist een internationale handreiking elkaars ontwikkeling kan stimuleren. De Vey Mestdagh was daarom ook voorstander van het plan om van de gemeente Bellingwedde een Nederlands-Duitse gemeente te maken, á la Kerkrade, om die samenwerking meer zichtbaar en tastbaar te maken. Het zal er voorlopig niet van komen.
Niet alleen internationaal valt er nog een slag te slaan; ook regionaal kan de samenwerking nog veel beter. De Sociaal-Economische Raad Noord-Nederland riep eerder dit jaar op tot een veel intensievere samenwerking tussen de drie noordelijke provincies. Drenthe, Groningen en Friesland zouden het beste één noordelijke provincie kunnen gaan vormen. Vooral Fryslān sputtert nog tegen, want de Friezen zijn bang voor het verlies van hun nationale identiteit. De Vey Mestdagh ziet wel wat in een samenvoeging van de noordelijke drie. Frisia zou dat nieuwe landsdeel volgens hem moeten gaan heten, ook om de Friezen over de streep te trekken, maar dan wel met Groningen als hoofdstad. Een pronkjewail met een veel grotere gouden rand.
Hopelijk mag Piet de Vey Mestdagh na de volgende Provinciale Statenverkiezingen een grotere kamer gaan betrekken in het provinciehuis. De provincie Groningen verdient tenslotte beter.
Dit interview verscheen eerder in Groeningana, het magazine van D66 Groningen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten