donderdag 22 juli 2010

Harde Baas and the Temple of Boom

Van savanne naar techno

Met de opkomst van de dance in de jaren tachtig is de muzikale cirkel eigenlijk weer rond.

Duizenden jaren geleden dansten onze voorvoorvoorvaderen zich al naar een roes op de savannes van Afrika na het verorberen van een prooi. Terwijl de spijsverteringskanalen van de Adams en Eva’s de onfortuinlijke zebra of gnoe verteerden en zo al het bloed opeisten, sprongen en hupten onze voorouders net zo lang op het ritme van trommels tot ze een staat van euforie bereikt hadden. Licht in het hoofd na de zware maaltijd werd met muziek de extase bereikt, die duizenden mensen nu zoeken in clubs en op feesten. Nu vieren we het weekend; destijds het einde van de honger.

Na een hoopvolle prehistorische start ging het enkele duizenden jaren goed mis. Het ritme verdween uit de muziek, of werd in ieder geval minder dominant, met als absoluut dieptepunt het nare, eeuwendurende uitstapje naar de pure emo die ‘klassieke’ muziek genoemd wordt; seksloze moeilijkdoenerij compleet met pruiken en wit bepoederde gezichten.

Er was zo’n beetje de grootste misdaad uit de menselijke geschiedenis voor nodig om ritme weer te laten prevaleren boven melodie; zwarte slaven in het zuiden van de Verenigde Staten maakten de geestdodende eentonigheid van het werk op de katoenplantages draaglijker door te zingen. Het hele hedendaagse rijke pallet aan zwarte muziek komt voort uit die ritmische ‘slave songs‘ en die vormen daarmee eigenlijk de bron van vrijwel alle moderne muziek.

Uit de slavenliederen kwamen gospel, soul, blues, jazz en wat later ook pop en rock bovendrijven. En in de jaren zeventig ontstond de eerste, puur op ritme geënte muziekstroming; de vermaledijde disco. In een nachtclub in Detroit, The Warehouse, begonnen deejays begin jaren tachtig de beat van de disco te combineren met de machinale geluiden van de lopende banden van de daar toen nog florerende auto-industrie, en voilá, the rest is history; techno was geboren.

Ritme kan een kalmerende werking hebben, omdat het ons herinnert aan de hartslag van onze moeders, die tijdens ons verblijf in de veilige omgeving van de baarmoeder als paukenslagen de soundtrack van ons prenatale leven vormde. Of het is juist opzwepend, als het ritme van de coïtus, en voldoet zo aan onze meest basale raison d’être. Techno valt, alhoewel sporadisch rustgevend, duidelijk in de laatste categorie. Het is, net als alle dance eigenlijk, een muzikale allegorie voor neuken.

En techno is de beste en meest veelzijdige minnaar uit het genre; creatief, broeierig, intelligent, afwisselend, intens, diep, emotioneel en steeds het hoogtepunt uitstellend tot een daverende climax die dagenlang blijft rondzingen in je hoofd.

Wellicht dat techno daardoor ook gevonden kan worden in alle lagen van de samenleving; de aantrekkingskracht is universeel, dus kunnen zowel dikgezopen corpsballen, wereldvreemde kunstenaars als zure systeemhaters er hun seksuele ei in kwijt. Zo ook in Groningen.

Harde Baas

Waar trance eigenlijk alleen te genieten valt op enkele tientallen grote feesten per jaar, daar borrelt en bruist techno wekelijks op uit alle spelonken en krochten van Nederlandse steden. Zo kan je in Groningen iedere week wel drie á vier avonden van een flinke portie beats en white noise genieten, of het nou de grote feesten in Huize Maas zijn of meer obscure feesten met namen als Kus op je kut, en dat valt eigenlijk van geen andere muziekstijl te zeggen.

Vroeger leerde je als dwarse, pukkelige puber gitaar spelen en droomde je van krijsende tienermeisjes en lyrische recensies in de Oor. Tegenwoordig koop je een deck en een tas vol platen en fantaseer je over het in vervoering brengen van joelende massa’s op feesten als Awakenings. ‘The times, they are a-changin’‘.

Ook in Groningen fröbelen tientallen, zo niet honderden, aspirant-deejays met platen, CD’s, decks en laptops en ze hopen allemaal ooit een opzwepende set in elkaar te kunnen draaien. Af toe steekt er onvermijdelijk een deejay met zijn kop boven het maaiveld uit. Martin ter Braake steekt vrij letterlijk boven dat maaiveld uit, want hij tikt, inclusief kenmerkende gleufhoed, gemakkelijk de twee meter aan.

Martin draait techno als Harde Baas en mocht onlangs een contract tekenen bij het bureau dat ook het management van Joris Voorn, ‘s lands grootste techno-dj, verzorgt. Zijn ster rijst snel en dat is opmerkelijk, want Harde Baas begon pas twee jaar geleden met draaien. Hij leende destijds drie maanden lang twee decks van een vriend en leerde zo de platen aan elkaar te rijgen tot een stampende set.

Daarvoor was hij al met muziek bezig; terwijl hij nu de beats uit elektronica tevoorschijn tovert, ramde Martin vanaf zijn twaalfde met stokjes op een ouderwets drumstel en was al eens drummer in een punkrockband.

“Ik zag mezelf nooit als iemand die een kantoorbaan zou doen. Ik heb altijd de ambitie gehad om iets met muziek te gaan doen,” zegt Harde Baas, nippend aan een glas cola in de tuin van café De Drie Uiltjes. “Gitaarmuziek zit in mijn hart, daar luister ik nog steeds heel veel naar.”

Zijn dj-naam heeft niets te maken met zijn draaistijl of het volume van zijn sets, maar dateert nog uit zijn tijd als drummer. “We zaten in een auto onderweg naar een optreden en toen maakte ik een nogal lompe grap. “Jij bent echt een harde baas,” zei iemand en die naam is toen een beetje blijven hangen.”

Techno wordt gedraaid op tal van plaatsen in Groningen; Huize Maas, Pand 48, Shadrak, Het Platformtheater en vooral Simplon zijn podia die regelmatig deejays de kans bieden hun kunsten te vertonen. Waar draait Harde Baas zelf graag? “Het liefst in een donker hol,” zegt hij grijnzend, “daar komt techno het beste tot z’n recht.”

Dat hij een lokale bekendheid begint te worden, bleek wel uit het verjaardagsfeest dat hij eind januari gaf in Huize Maas. Aanvankelijk maakte hij zich zorgen of er wel genoeg bezoekers zouden komen opdraven en had hij voor de zekerheid de draaitafel wat de zaal ingeschoven, zodat de ruimte wat kleiner leek. Die zorgen bleken onterecht. “Dat optreden was het vetste ooit. Een paar honderd man zongen ‘lang zal die leven’ en het was stampvol! Zoiets raakt je wel!”

Harde Baas trekt niet altijd volle zalen. “Laatst stond ik te draaien voor elf mensen. De organisatie schaamde zich kapot, maar ik vond het juist leuk, want het bood me de kans om iets nieuws te proberen.”

Echt vastpinnen op een stijl wil hij zichzelf niet, want die blijft zich steeds ontwikkelen. “Er valt niet echt een etiket op te plakken,” aldus Martin. Hij wil in de toekomst zeker zijn eigen tracks gaan produceren. Op dat vlak kijkt hij erg op tegen twee deejays. “Stephan Bodzin,” noemt hij al eerste, “die is op productioneel vlak zo sterk. Diep, donker en dreigend, maar hij combineert dat met passie en uitstraling. Toen ik hem zag draaien, was het alsof ik water zag branden.” Begin januari draaide de Duitse producer en dj nog in een propvol en dampend Simplon, dat er regelmatig in slaagt grote namen naar Groningen te halen. Ook de Engelse Max Cooper is een voorbeeld voor Harde Baas. “Hetzelfde verhaal als bij Bodzin eigenlijk, geniale producties; hij weet klassieke invloeden feilloos te combineren met techno.”

Qua local heroes vindt Martin Freak Strano er bovenuit steken: “Hij is verreweg de beste producer en dj van Groningen. Er is sowieso veel talent hier in de stad.”

Zelf draait hij nog weinig buiten de stad. “Waarom zou je als organisator een dj uit Groningen halen, als je een lokale dj kan uitnodigen die een zwik vrienden meebrengt?” Of daar verandering in gaat komen nu hij wellicht mee kan in de slipstream van Joris Voorn? Harde Baas haalt glimlachend zijn schouders op: “Wie weet.”

Hij ziet het draaien niet als werk en heeft het nog nooit als een baan ervaren. Martin kan er ook niet van leven, ondanks zijn succes in Groningen. Zijn baan bij KPN kan hij uitstekend combineren met zijn nachtelijke escapades in de technoscene. Hij kiest er ook bewust voor om niet full-time te gaan draaien. “Andere deejays maakten die keuze wel en staan af en toe ook op bruiloften te draaien om hun brood te verdienen. Vaak moeten ze dan een bepaalde stijl of bepaalde platen draaien. Dat wil ik niet. Het gaat mij om de vrijheid. Ik wil draaien wat ik zelf wil en daarin geen concessies doen.”

Toch moet het slopend zijn om ‘s nachts te draaien en overdag een normale baan te hebben, maar volgens Harde Baas valt dat reuze mee. “Je moet je niet verliezen in het feestgedruis. Je moet goed opletten, powernaps pakken wanneer dat kan, een uur voor het draaien arriveren en niet na afloop van elk optreden te lang blijven hangen.’

Hoe komt het dat hij zo succesvol is? Waarin onderscheidt hij zich van al dat andere Groningse talent? “Hard werken, de punkrockmentaliteit,” herhaalt Martin een paar keer, “je moet er echt vol voor gaan, dat straal je uit en dan ziet het publiek. Er is genoeg talent, maar als je maar één keer per maand of één keer in de twee maanden draait, dan kom je er niet. Ik denk dat bepaalde dj’s veel verder zouden kunnen komen als ze er nog harder voor zouden werken.”

Harde Baas draait overal, van de Oosterpoort tot een flatfeest in Selwerd. “Mensen denken vaak dat ik duur ben, nu ik een beetje naam heb gemaakt, maar dat valt echt heel erg mee. Voor kleine feesten vraag ik nauwelijks iets, een paar tientjes maar soms, maar op de grotere feesten wil ik gewoon een eerlijk aandeel hebben. Als de organisatie eraan verdient, dan wil ik ook gewoon naar rato betaald krijgen.”

The Temple of Boom


Het is niet alleen het harde werken waarin Harde Baas zich onderscheidt van de massa. Vorig jaar zag ik hem in de kleine zaal in Simplon de avond afsluiten met een knallende set. Dat ging ongeveer als volgt.



Een aantal bezoekers danst nog in de mist van de rookmachine. Harde Baas draait de beat weg en uit de boxen giert en scheurt de white noise, de hele zaal bij de hand nemend naar een zalige climax, die zal volgen als de beat, de hartslag van de avond, weer terugkeert.

Martin stelt de verlossende klappen uit en uit en draait de effectenbak vol open, waardoor het lijkt of je in de slipstream van de motor van een Boeing 777 staat. Uitdagend kijkt hij de zaal in. Er wordt gefloten en gejoeld. Dan draait Harde Baas de white noise weg en is het een fractie van een seconde stil. En…Boem! Boem! Boem! De beat is terug, knalhard, en zet zelfs de meest vermoeide voeten weer aan het dansen. De bas golft door je knieën en buik. Handen steken de lucht in en de zaal gaat uit haar dak.

Harde Baas geeft de draaitafel, die aan kettingen aan het plafond hangt, een zwiep, waardoor deze heen en weer begint te schommelen en draait zich wat demonstratief om. Hij keert de zaal de rug toe en maakt nog lachend een wegwerpgebaar. “Zoek het maar uit met die beat” zo lijkt hij te zeggen en zet zijn handen in zijn zij. Harde Baas is niet alleen een harde werker, hij is ook een showman.

Toch spreekt Martin niet van show. “Het gaat om de interactie met de zaal. Die is heel belangrijk,” zegt hij. “Sommige dj’s laten de platen gewoon lopen, maar ik wil er altijd iets bijzonders meedoen, met effecten een sound creëren en kijken hoe de zaal reageert.” Die zaal moet je kunnen aanvoelen, zoveel is duidelijk.

“De sfeer op feesten is altijd bijzonder, want er is eigenlijk nooit sprake van agressie of ongeregeldheden, terwijl er allerlei soorten mensen door elkaar lopen. Iedereen komt er om een goede avond te hebben, niet meer of niet minder.”

Zelfs zijn ouders, die hem op de voet volgen, kwamen kijken hoe hij draaide in The Palace. “Ze vonden het helemaal te gek en gingen pas om kwart over zes naar huis,” vertelt Harde Baas lachend. “Techno leer je niet waarderen op je veertiende, daar kom je vaak pas op latere leeftijd mee in aanraking.”

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.

Geen opmerkingen: