dinsdag 12 april 2016

Bes

Ah, de eenzame pareltjes die glansloos verborgen liggen in de donkere krochten van het internet. In rauwe html-gecodeerde schatten die smachten om ontdekt te worden door warmbloedige wezens zoals wij, in plaats van slechts betast te worden door de dode vingers van Google-crawlers als Googlebot, die indexeren, maar niet kunnen waarderen. Websites die puur en onberoerd door marketingstrategieën verstoken blijven van de muisklik, die ze kan onttrekken aan de digitale vergetelheid.

Eén van die parels is In B Flat, een website die een soort hybride vormt tussen een muziekinstrument en een orkest. In B Flat laat je met YouTube-filmpjes je eigen ambient compositie samenstellen, die altijd, altijd harmonieus is, want alle filmpjes produceren tonen, geluiden en piepjes in Bes. Klik willekeurig de filmpjes aan en je maakt muziek, je componeert, en waarachtig, je creëert!

Een Bes is dan weer een met een halve toon verlaagde B. Of zoiets, want mijn kennis van muzikale theorie stokt helaas bij do-re-mi.

Initiatiefnemer Darren Solomon zegt geïnspireerd te zijn door YouTube-mixgod Kutiman, die ooit schijnbaar willekeurige YouTube-filmpjes aan elkaar vlocht tot muzikale meesterwerkjes, maar tegenwoordig ook muzikanten van over de hele wereld partijen laat inspelen en opnemen, zodat hij het kan knippen en plakken tot een alleszins te pruimen auditieve ervaringen, die soepeltjes via het inwendige oor de inwendige mens verwarmen.

Solomon is daarnaast bewonderaar van Terry Riley, een van de grondleggers van de minimal music, en verdomd, als je In B Flat 's avonds laat in een aan te bevelen melancholische stemming aanklikt, dan waan je je even een componist als Philip Glass (held) of Steve Reich. Ter versterking van die illusie is een glas twaalf jaar oude Schotse whisky aanbevelenswaardig edoch niet onontbeerlijk.

Mooi ook, één van de filmpjes op In B Flat is een gedicht, zodat je door de harmonieuze kakofonie van Bes-klanken ook wat spoken word kunt mengen. Daniel Donahue schreef Information, waarvan ik de tekst dan weer dusdanig profetisch en sterk vind, dat ik hem graag hier deel.

she closes the lid
and unplugs the device
no bigger than her thumb
from the computer.
My lifes work, she says. But, it isnt her lifes work.
You see, we store information like an Escher painting.
It shouldnt all fit in there. But, it does.
And every day we manage to fit more and more into smaller and smaller spaces until one day
she says,
we will be able to fit all the information the world has
everything that everyone knows and believes and dreams
into nothing.
It will all be there. Stored and filed.
Tagged with any keywords you might imagine.
Our hard drives will be thin air.
They will make nanobots look like elephants.
And elephants will be in there too. Tagged. Accessible with search terms
like grey, ivory,
and the largest land dwelling mammal
We will process away at nothing and understand everything.
We will think of a word and the information will slip in, not through our ears or eyes
but straight through our skin. Information will breathe in and out of us,
permeate our skin.
Our knowing will be as deep as it is wide.
You see our work here is to learn so much,
to be so full of knowing,
that all there is left to do is unlearn.
Humanity must get to a point where we let go.
We leave the useless ideas and the spent ideologies in the recycle bin.
like an adolescent brain shedding neurons.
like a snake slithering from its old skin.
like an old man who has come to understand so well the point where reality meets the intangible that he is able to decide which breath will be his last. And, he will enjoy that breath more than any that he has taken in his entire life.
And, her lifes work is more than a four meg flash drive.
My lifes work, she says, is the impact that this has.
This is not about what I produce. It is all about what others receive.
Dus: http://inbflat.net/

dinsdag 15 maart 2016

Grootsteedse duizeligheid

Wat zou je doen als je een miljoen wint? Ik zou een nieuwe camera kopen en een paar lenzen en dan wereldsteden fotograferen, zoals Vivian Meier dat haar hele leven stiekem deed, of Michael Wolf, die kijkt zoals ik wil leren kijken.

De grote stad is een magische mierenhoop van menselijke diversiteit, die 's nachts verandert in een omgevallen kerstboom met miljoenen lichtjes. Het zijn de steden waar vooruitgang de ruimte krijgt, in tegenstelling tot het platteland, of de natuur, waar de ruimte juist verlammend lijkt te werken. Onrust is een belangrijke voorwaarde voor innovatie, zo lijkt het.

'Verhuis noorderlingen naar de grote stad', zo bood publicist en econoom Heleen Mees een in het noorden weinig populaire oplossing voor de door gaswinning ontstane bevingsproblematiek. Volgens Ed Glaeser, hoogleraar economie aan Harvard University, zo schrijft Mees "groeien grote steden harder, omdat steden de sterke punten van mensen uitvergroten. Steden zetten aan tot innovatie door persoonlijke interactie, ze trekken talent aan en scherpen het door onderlinge competitie. Steden stimuleren ondernemerschap en faciliteren sociale en economische mobiliteit."

Veel van wat wij als beschaafd beschouwen is ontstaan in steden. Democratie, filosofie en wetenschap zijn geworteld in de Griekse stadstaten, de poleis, uit de Oudheid. En volgens de Amerikaanse historicus Russell Shorto vormt Amsterdam de bakermat van onze moderne vrijheden. De Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber trekt wereldwijd volle zalen met zijn bewering dat steden, niet staten, de oplossing kunnen bieden voor mondiale problemen als klimaatverandering. In New York ontstond de jazz, niet in Surhuisterveen.

Whitman
Misschien verwoordde de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892) die bewondering voor de grote stad het mooist in zijn gedicht The Great City:

The place where a great city stands is not the place of stretch'd wharves, docks, manufactures, deposits of produce merely,
Nor the place of ceaseless salutes of new-comers or the anchor-lifters of the departing,
Nor the place of the tallest and costliest buildings or shops selling goods from the rest of the earth,
Nor the place of the best libraries and schools, nor the place where money is plentiest,
Nor the place of the most numerous population. 
Where the city stands with the brawniest breed of orators and bards,
Where the city stands that is belov'd by these, and loves them in return and understands them,
Where no monuments exist to heroes but in the common words and deeds,
Where thrift is in its place, and prudence is in its place,
Where the men and women think lightly of the laws,
Where the slave ceases, and the master of slaves ceases,
Where the populace rise at once against the never-ending audacity of elected persons,
Where fierce men and women pour forth as the sea to the whistle of death pours its sweeping and unript waves,
Where outside authority enters always after the precedence of inside authority,
Where the citizen is always the head and ideal, and President, Mayor, Governor and what not, are agents for pay,
Where children are taught to be laws to themselves, and to depend on themselves,
Where equanimity is illustrated in affairs,
Where speculations on the soul are encouraged,
Where women walk in public processions in the streets the same as the men,
Where they enter the public assembly and take places the same as the men;
Where the city of the faithfulest friends stands,
Where the city of the cleanliness of the sexes stands,
Where the city of the healthiest fathers stands,
Where the city of the best-bodied mothers stands,
There the great city stands.
Wat hij precies met die 'cleanliness of the sexes' bedoelde is een mij een raadsel, want Whitman snoepte zelf van twee walletjes, zo gaan de geruchten. Hij publiceerde slechts één bundel, Leaves of Grass, maar die maakte hem wel tot een icoon van de Amerikaanse negentiende-eeuwse literatuur.

Whitman zette de letters voor de eerste druk zelf, zo las ik onlangs in het mooie korte verhaal Ghosts uit de New York Trilogy van Paul Auster, in Orange Street, Brooklyn Heights te New York.

Waar anders ook?

Urban vibe

Totdat ik die miljoen gewonnen heb, moet ik het doen met wat andere fotografen vastleggen. Fotowebsite Flickr, waar ik ook zelf mijn foto's plaats, biedt de mogelijkheid groepen te maken rond een bepaald thema. In 2013 begon ik een groep met de titel Urban Vibe, om al die foto's die de wereldwijde grootsteedse duizeligheid vastleggen, een plaats te bieden.

Inmiddels telt de groep meer dan 150 leden en staan er duizenden, soms prachtige foto's in van wereldsteden.

L1002238

***

Nighthawks

Untitled

Rolling Fog

Én een paar van Groningen.

Buzzing

***

donderdag 6 november 2014

Volharding

(Dit artikel over politiek activisme in Groningen schreef ik voor Idee, het magazine van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66.) 

De Groningers zijn boos. Aardbevingen zorgen voor een daling in bodems, huizen en huizenprijzen. Hoe activistisch zijn de Groningers eigenlijk? D66-gemeenteraadslid Arend Jan Wonink vertelt. 

Het bekendste gezicht van activisme in Groningen is dat van Mevrouw Kiki. Mevrouw Kiki – een schuilnaam –is al jaren de luis in de pels van het stadsbestuur. Ze geniet lokale bekendheid als de bomenbeschermvrouwe, door haar tomeloze inzet voor het behoud van kastanjes en andere hoogstammigen in de stad. Als de gemeente dreigt te kappen dan procedeert Mevrouw Kiki tot ze niet verder kan procederen. En met succes. De rare bocht in de weg tussen de V&D en de Grote Markt is het regelrechte resultaat van de dendrofilie (liefde voor bomen, red.) en het doorzettingsvermogen van Mevrouw Kiki. De gerechtelijk afgedwongen lus zorgde ervoor dat een boom kon blijven staan. De wethouders die vanuit het statige stadhuis nu naar buiten turen over de Grote Markt, zien zo altijd hoe politieke ambities zich moeten krullen rond de protesten en wensen van inwoners. 

Toch is politiek activisme onder Groningers niet enkel het domein van eenzame strijders zoals Mevrouw Kiki. Geen stad in Nederland kende in het verleden zo’n rijk en divers verenigingsleven. Ooit had elke wijk en elke buurt zijn eigen voetbalvereniging, zodat Groningen lange tijd meer voetbalclubs kende dan Amsterdam. Maar ook op het vlak van toneel, muziek of filatelie zochten de Groningers elkaar op. Zo bestond de participatiesamenleving al in Groningen, lang voordat die opnieuw werd uitgevonden in Den Haag. 

Er zijn talloze voorbeelden van Groningers die zich verenigden in een politieke strijd tegen de macht. Zo vochten de inwoners van de Hortusbuurt decennialang tegen de ambities van de Rijksuniversiteit Groningen; die dreigde hun eeuwenoude wijk in de jaren zestig van de vorige eeuw letterlijk op te slokken en plat te walsen. De buurt won. De universiteit zocht haar heil aan de rand van de stad, maar zocht nog twee keer de confrontatie met de buurtbewoners op. En steeds trokken de buurtbewoners aan het langste eind. De universiteit mocht uitbreiden, maar de Hortusbuurt, met al zijn stille hofjes en monumentale pracht, bleef behouden. 

Een ander fraai voorbeeld van Groningers die participeren vanaf de buitenkant van de politieke orde, is een verhaal dat zich laat lezen als een schelmroman. Zo duidde Adriaan van Dis althans het relaas A War is Born[1] over de acties van het Woonschepen Comité Groningen (WCG) tegen een door de gemeente in 1994 aangekondigde verdubbeling van het liggeld. Chroniqueur en actievoerder Klaas Koetje beschrijft hoe bewoners van de vele woonschepen twee jaar lang actie voerden tegen het voornemen van het college om een procent van de bezuinigingstaakstelling van 20 miljoen gulden te realiseren op het liggeld. Hun liggeld. Negentig procent van de waterbewoners, van dobberende yup tot lekkende punker, verenigde zich in het gezamenlijk verzet. 

Koetje schrijft met de humor en de melancholie van een winnaar hoe de bewoners van de drijvende huizen met tal van ludieke acties en de gloed van burgerlijke ongehoorzaamheid niet alleen veel sympathie in de rest van de stad wisten te kweken, maar ook een college aan het wankelen bracht, of ten minste aan het weifelen. De episode culmineerde in een concessie aan het WCG. Hoogtepunt van de acties tegen de belastingverhoging was het plaatsen van een woonark recht tegenover het stadhuis op de Grote Markt. De gemeente wilde twee ton? Ze kreeg vijftien ton voor de kiezen! Recht voor het bordes. In your face! Woonark De Volharding bleef liggen tot de ME de opdracht kreeg het vaartuig te verwijderen. Burgemeester Hans Ouwekerk vreesde dat de stukken Volharding door de ruiten van het stadhuis zouden vliegen als de raadsvergadering, met ‘de publieke tribune gevuld met studenten overheidscommunicatie [2]’, ongunstig zou uitvallen voor de beurzen van de leden van het woonschepencomité. 

De Slag om Groningen liet in 1945 de stad verminkt achter, zowel emotioneel als fysiek. Sindsdien proberen politieke bestuurders de binnenstad wat van zijn oude luister te laten hervinden. Het meest ambitieuze plan strandde in 2001 op de rotsen van burgerlijk verzet, wat wederom dient als een mooi voorbeeld van politiek activisme, hier in de ongekroonde hoofdstad van het Noorden. College en raad hadden al akkoord bereikt over een extreme makeover van de noordzijde van de Grote Markt. De wederwederopbouw van dat stukje Groningen zou een kleine 300 miljoen euro gaan kosten. Aanjagend wethouder Willem Smink (PvdA) zag een plan dat ‘de Grote Markt weer zijn oorspronkelijke kwaliteit zou teruggeven [3]’. Europese allure, aldus Smink. 

De tegenstanders wisten uiteindelijk een referendum af te dwingen over het project. Veel van de steun die ze verwierven onder inwoners was gebaseerd op de angst dat de Martinitoren, die totem van Groninger identiteit, zou omkukelen als er onder de Grote Markt, zoals beoogd in de plannen, een parkeergarage zou worden gerealiseerd. De laatmiddeleeuwse toren, volgens sommige bronnen ooit de hoogste van Europa, zou weleens het slachtoffer kunnen worden van de maakbaarheidsdriften op het stadhuis. Niet de kosten of ontwerpen waren de voornaamste bron van onvrede, maar onbewezen dreigingen voor de fundamenten van de kerkelijke fallus van de stad. 

Die angst werd verbeeld op een poster waarop d’Olle Grieze (een bijnaam voor de Maritinitoren, red) als een opgeblazen schoorsteen ter aarde stortte op een bed van geparkeerde auto’s. Dat beeld raakte de Groningers meer dan het door het college geboden blik op een glorieus herrezen Noordwand van de Grote Markt. Ruim tachtig procent van de Groningers keerde zich tegen het gat in de markt in 2001. 

Welnu, resumerend kan wellicht al gesteld worden dat het met de bereidheid tot politieke vereniging en mobilisatie wel goed zit in Groningen. Er zijn eenlingen als Mevrouw Kiki, die vaak aanleiding geven tot smalen en hoofdschudden, maar ook wel eens de plank raak slaan, en spontaan opborrelende haarden van verzet tegen politieke maakbaarheidsillusies, aantasting van de cultureel-historische identiteit of de toondove willekeur van begrotingsdiscipline. De betrokkenheid met de buren, straat, buurt, wijk en stad lijkt in Groningen, zoals van oudsher, in ieder geval gewaarborgd. 

De grond beeft onder onze voeten. Muren scheuren. Huizen zijn geen bastions van geborgenheid meer, maar op z’n ergst potentiële grafkelders en in het minst schadelijke scenario hypothecaire uitdagingen. En dat terwijl die bevingen veroorzaakt worden door geld dat uit onze grond gezogen wordt en met kracht geïnjecteerd in de rest van de Nederland. Groninger geld toch? Groninger gas? Er is geen Nostradamus of Ray Kurzweil voor nodig om te voorspellen dat mensen die in opstand komen om bomen, liggeld of de structurele integriteit van een eeuwenoude toren geen moeite zullen ondervinden zich te organiseren om de veiligheid van haard en huis te waarborgen. Verwacht daarom volharding op het Malieveld, omvallende Martinitorens in uw dagelijkse beeldvorming en veel bomenknuffelarij van Kiki-eske proporties. 

U bent gewaarschuwd. 

Artikel in Idee (2014), jaargang 35, nr. 4: 24-27.
[1] Dirk van Driel en Klaas Koetje: A War is Born; een demonstratief spektakel in vier episoden, Stichting Uitgeverij Woonbootpublikaties Utrecht (2010). 

[2] Ibidem, pagina 63. 

[3] Interview met Groninger Internet Courant (GIC); Smink: ‘Nieuwe Noordwand moet Grote Markt Europese allure teruggeven’, 25 oktober 2000.

dinsdag 12 augustus 2014

Virtuele bouwstenen

Erik, een Amsterdamse medestudent Illustratie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, geloofde heilig in het adagium van Noam Chomsky, namelijk dat elke vorm van politiek activisme effectief is. Hoe klein de activistische uiting ook is,  - een leus op een T-shirt, een krabbel zetten onder een handtekeningenactie, een politiek beladen onderwerp aankaarten op een verjaardagsfeestje - , het versterkt of creëert bewustzijn, wat automatisch leidt tot verandering.

Erik ging wel wat verder dan postkaarten voor Amnesty International naar politieke gevangenen in Wit-Rusland of China versturen, getuige het gehavende gezicht waarmee hij regelmatig bij de lessen verscheen. Dan had hij klappen gekregen van de mobiele eenheid of extreem rechts. Ik vond Erik destijds, midden jaren negentig, erg stoer en begon Chomsky te lezen.

Maar de zandkorrel in het raderwerk waar Chomsky op doelde met zijn uitspraak over politiek activisme, is meer een zandkorrel in een woestijn van ‘likes’ op Facebook en ‘retweets’ op Twitter geworden; dat zijn tenslotte de belangrijkste uitingen van hedendaags politiek bewustzijn. Welke invloed heeft een dergelijke virtuele zandkorrel dan op de raderen?

Palach versus Bouazizi
De Tsjechische student Jan Palach stak in 1969 zichzelf in brand op het Wenceclasplein in Praag als protest tegen het totalitaire regime in Tsjecho-Slowakije en het neerslaan van de Praagse Lente. Drie dagen later overleed Palach aan zijn verwondingen. Naar schatting 200 duizend mensen protesteerden naar aanleiding van zijn dood tegen de machthebbers in Praag en vooral Moskou, maar het zou nog twintig jaren duren voordat de Fluwelen Revolutie een einde zou maken aan de onvrijheid in het land van Palach.

Iets meer dan veertig jaar na de dood van Palach greep de Tunesische straathandelaar Tarek el-Tayyib Mohammed Ben Bouazizi naar hetzelfde, gruwelijke middel van zelfverbranding om te protesteren tegen onrecht en corruptie in zijn land. Ook Bouazizi overleefde de vlammen niet, maar zijn protest had veel grotere gevolgen. Als een veenbrand verspreidde de woede en verontwaardiging over zijn dood zich via social media als Facebook. De dood van de koopman vormde zo het begin van de Arabische Lente en betekende het einde van een groot aantal regimes die tot dan toe al decennia stevig in het zadel hadden gezeten.

Sociale media, of eigenlijk de vrijheid om informatie en mening te kunnen verspreiden en consumeren, zijn wellicht van doorslaggevende invloed geweest op het verschil in uitkomsten tussen het protest van Palach en Bouazizi. Bezie in dit licht ook de angst die bij ondemocratische regimes leeft voor deze vrijheden en de daaruit resulterende verboden en door de staat gecontroleerde alternatieven die geboden worden, zoals Weibo, de streng gecensureerde Chinese variant op Twitter. Ook heeft NAVO-bondgenoot en EU-aspirant Turkije al zowel Twitter als YouTube proberen te bannen.

De virtuele zandkorrels worden aldus als een serieuze bedreiging voor de staatsveiligheid gezien. Wie vrijheid en democratie wil waarborgen en bevorderen, zou dus alles op alles moeten zetten om het internet vrij en open te houden, want juist Twitter, Facebook en de tientallen andere platforms bieden onvermoede kansen voor politieke mobilisatie. Investeringen in hun toegankelijkheid renderen ongetwijfeld meer als het gaat om het indammen van ondemocratische bewegingen dan de aanschaf van peperdure straaljagers.

Uitgeraasd
Nu de informatierevolutie de platforms voor politieke mobilisatie in de broekzak van een groot deel van de wereldbevolking geplant heeft en politiek activisme nooit zo laagdrempelig was, rest de vraag: waar blijft de revolutie? We hebben hopelijk de diepste economische crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw inmiddels achter ons gelaten, maar meer dan de Occupybeweging – een paar stuurloze kampeerders met zurige tentjes bij de Beurs van Berlage - heeft de gevestigde orde niet voor de kiezen gekregen.

Volgens Rutger Bregman heeft het uitblijven van een revolte in Nederland drie oorzaken, zo betoogde hij in maart in een bijdrage voor De Correspondent. We hebben het ondanks de crisis nog steeds te goed, we zijn te individualistisch opgevoed en jongeren vormen langzamerhand een minderheid in de samenleving. Geen goede voedingsbodem voor chaos en rumoer. Nederland lijkt uitgeraasd.

Fukuyama
Maar misschien is er naast een surplus aan welvaart, individualisme en vergrijzing nog meer aan de hand. Misschien had de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama toch gelijk toen hij in 1992 in zijn befaamde The End of History and the Last Man dat ‘de gebeurtenissen waarvan we getuigen zijn, betreffen niet enkel het einde van de Koude Oorlog, of het voorbijgaan van een specifiek tijdperk uit de naoorlogse geschiedenis, maar het einde van de geschiedenis als dusdanig: namelijk, het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid en de universalisering van de Westerse liberale democratie als de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur’.

Het faillissement van het communisme en de (zelf)vernietiging van het fascisme heeft ons een chronisch gebrek aan alternatieven opgeleverd. Ondanks alle onvrede en democratische tekorten gebruiken we daarom onze smartphones liever om schattige kattenplaatjes te bekijken dan een nieuwe revolutie te ontketenen. Of zoals ik laatst in de Twitterbrij voorbij zag komen: Another beautiful day for the medium. Another existential crisis for the message.

Daarom was de Occupybeweging uiteindelijk niet meer dan een kortstondige woede-uitbarsting. De onvrede kon niet gekanaliseerd worden in een manifest, in een blauwdruk voor een nieuwe samenleving. Er kwam niemand met een werkbaar alternatief op de proppen.

Barber
Dit eindpunt van de ideologische evolutie levert echter een volgend probleem op. Als de ideeënstrijd is uitgewoed dreigt de beleidsarmoede. Bestuurlijke systemen hebben input en betrokkenheid van burgers nodig om optimaal te renderen. Hoe organiseer je betrokkenheid en politieke mobilisatie in het Nederland van Bregman?

Juist één van de criticasters van Fukuyama, Benjamin Barber, die in 1995 bekendheid verwierf met het boek met de profetische titel Jihad vs McWorld, lijkt daar een antwoord op gevonden te hebben. Barber mocht onlangs bij het jaarcongres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn visie op de toekomst ontvouwen, waarin steden, niet landen, de oplossing bieden voor globale problemen als klimaatverandering.

Steden zullen in de toekomst belangrijker worden dan de natiestaat. Die laatste kan de internationale uitdagingen, zoals de opwarming van de aarde, pandemieën, terrorisme en economische vraagstukken, niet goed aan. Barber beoogt daarom de terugkeer naar de klassieke poleis als politieke organisatievorm. Waar staten het maar niet eens kunnen  worden over een nieuw klimaatverdrag, daar verminderden steden als Los Angeles hun CO2-uitstoot al drastisch.

Steden kunnen draagvlak en betrokkenheid organiseren. Wereldwijde energiecrisis? We gaan met lokale initiatieven energie opwekken bij u in de straat. Botsende beschavingen? Dat lossen we wel op bij de buurtbarbecue.

Volle stadions
Het klinkt erg aantrekkelijk; lokale oplossingen voor globale uitdagingen. Zo mobiliseren we de burger om weer stelling te nemen en te participeren in besluitvorming; het gaat tenslotte niet alleen om de straat, buurt, wijk, of stad, maar om een bijdrage aan globale doelstellingen, die wel heel zichtbaar en controleerbaar dichtbij georganiseerd wordt.

Beleid zoveel mogelijk op lokaal niveau vormgeven, met als doel zowel nationaal als Europees mee te kunnen doen met de besten en wellicht één keer in de vier jaar zelfs te excelleren op wereldniveau; daar krijgen we met een andere tak van sport de stadions al mee vol.

Zo prikkelen we inwoners om zelf initiatieven te ontplooien, gewapend met smartphone en gefaciliteerd door elkaar eindeloos overlappende sociale online netwerken. En zo worden virtuele zandkorrels virtuele bouwstenen, wordt actieve politieke betrokkenheid een vast onderdeel van een versterkte civil society.

Like?

(Dit artikel schreef ik voor Idee, het magazine van het wetenschappelijk bureau van D66, de Mr. Hans van Mierlo Stichting. Het voldeed  niet aan de eisen en werd zodoende niet geplaatst. Ik schreef een ander artikel met de titel Volharding, dat wel geplaatst zal worden.)

maandag 4 februari 2013

Keukenjacht


Afijn, je gaat samenwonen en het wordt al snel te klein. Dus je koopt een huis midden in de grootste vastgoedcrisis sinds de uitvinding van het baksteen. Een mooi, idyllisch stulpje, met glas-in-loodramen, schitterende authentieke ornamenten, een badkamer met vloerverwarming, een tuintje op het zuiden, een logeerkamer met kinderkamerpotentie; the works.

Én een gammele tien jaar oude Ikea-keuken met urinegele deurtjes, losse vloerplanken en een heteluchtoven, die maar in één stand hete lucht wil blazen. Om over de witte tegeltjes maar te zwijgen. Ik zal volstaan met te schrijven dat elke spetter pastasaus op de tegels een verbetering betekent.

Het is duidelijk: de keuken moet eruit. We hebben zo snel mogelijk een nieuwe keuken nodig. Als ons huis de perfecte vrouw is, dan is deze keuken de mee-eter op haar voorhoofd.

Vervolgens stap je de wondere wereld van de keukenverkoop binnen, dat een beetje zoals het wonderland van Alice, een parallel universum blijkt te zijn, vol hapjes, gestreken overhemden, gebleekte tanden, aangenaam doortokkelende muzak en sfeerverlichting. Alleen een pratend konijn ontbreekt.

Wij zijn niet de moeilijkste. Ooit liepen we wat brak na een avond stappen een woonboulevard binnen om ons te oriënteren op een bank. Twee uur later stonden we buiten als trotse eigenaars van een bed van anderhalf keer een modaal maandsalaris. We hadden nauwelijks onderhandeld. Misschien verbeeldde ik het me, maar ik dacht het ploppen van een champagnekurk te horen toen we de woonboulevard verlieten.

Zwakte
Het eerste wat opvalt bij het betreden van een keukenwinkel is het quasinonchalante geloer van de verkopers.

Ik zag ooit een documentaire op de BBC over een roedel wolven in Alaska. Die bestudeerden tijdens de jacht aandachtig de voortrazende kudde elanden. De eland met een minieme blessure, die zijn zere poot net een milliseconde later neerzette dan de rest, werd door de jagende wolven gespot en snel van de groep geïsoleerd. De blessure betekent hun beste kans op vlees en een volle maag.

Ook de keukenverkoper onderwerpt je aan een spiedende blik. Wellicht zoekt ook hij naar een zwakke plek. Versleten of juist nieuwe kleding die iets zegt over smaak of de inhoud van de portemonnee? De blik in haar ogen. Gulzig? Bezorgd? De blik in zijn ogen. Angst? Gelatenheid? Sleepte hij daar licht met zijn rechterbeen? De tong glijdt likkebaardend over de onderlip. In de donkere verte klinkt gehuil.

Verzadiging
Aangezien ik kranten- en telefoonabonnementen, hypotheekadviesgesprekken, gidsvermeldingen, vacatureplaatsingen, stadswandelingen en onlangs nog poffertjes verkocht heb, bestudeer ik altijd aandachtig hoe een verkoper iets aan mij probeert te slijten. Worden mijn behoeften wel geïnventariseerd? Is het aanbod vervolgens passend op mijn vraag? Wordt er een win-winsituatie of in ieder geval de illusie van wederzijds voordeel gecreëerd?

En belangrijker: word ik gepaaid met lekkere hapjes?

Vooral dat laatste zit wel snor. De kern van de verkoopstrategie bij de keukenwinkels lijkt te bestaan uit het culinair verdoven van de klant. Deze wordt snel volgestouwd met exotische frituurhapjes en hippe tapas. Wijntje erbij? Even bijschenken?

Het uitvragen wordt overgeslagen. Modern, retro en klassiek zijn de drie stijlen waaruit licht aangeschoten een keuze kan worden gemaakt. Er wordt weinig subtiel gehengeld naar het beschikbare budget en voilá; met een paar potloodstrepen wordt de toekomstige keuken geschetst. Het ‘zal ik het dan maar in orde maken?’ valt tussen het gesmak en geproost en geburp nauwelijks op. Verzadiging is het unique selling point van onze vaderlandse keukenverkoopdivisie.

Truc
Maar bovenstaande valt allemaal prima en vrij letterlijk te verteren, ware het niet dat op de hogeschool voor keukenverkoop één en dezelfde truc aan elke keukenverkoper in spe wordt aangeleerd. Wij mochten een mooie variant ervaren bij de keukenwinkel, waarvan de voorouders van de naamgevers ooit hun kostje verdienden met het maken van manden.

De truc gaat als volgt. De tekening van de keuken is gemaakt, de schalen met hapjes zijn leeg en in de maag dobberen de bitterballen en tapas genoeglijk in een bad van witte wijn. De verkoper noemt een prijs. “Maar, daar komen nog wel de kosten bij voor de montage”, zo begint hij voorzichtig, de wenkbrauwen gefronst. Voor een kleine ‘meerprijs’ zullen hun ‘zorgvuldig geselecteerde professionals’ de keuken bij ons plaatsen.
Dan loopt er iemand in pak op onze tafel af, een man met autoriteit, een man met macht, een man met een strijkbout, en fluistert wat in het oor van de verkoper. “Excuseert u mij, ik ben zo weer terug”, zegt hij en verlaat pardoes de onderhandelingen.

Een paar minuten later komt de verkoper terug. Hij heeft overlegd. Voor ons kan hij alleen vandaag een uitzondering maken. De montage doen ze er gratis bij! Hij heeft zojuist groen licht gekregen van zijn meerdere! Dit heeft hij voor ons bedongen! Hij gunt het ons zo, is zo blij dat juist ons te kunnen bieden, dat leuke stel! Maar we moeten wel nú tekenen!!

“Denk er maar even over na hoor. Zal ik jullie bijschenken?”

Moeder
Ik was al verkocht, wilde de pen al pakken en mijn krabbel zetten. Een mintgroene keuken met grijs dooraderd nepmarmeren blad en witte kastjes met eentje rood voor de speelsigheid zou binnen no-time ons huisje sieren. Mijn wederhelft bleef gelukkig wel met beide benen op de grond staan en sleepte ons weg voor de poorten van de keukenhel.

Na deze bijna-keukendood-ervaring belde ik mijn moeder. Dat had ik eerder moeten doen. Ze had een paar jaar terug een nieuwe keuken gekocht. Ze was bij veertien keukenwinkels geweest. Dertien keer was ze geconfronteerd met deze ‘gratis montage, teken nu’-truc. Toen de veertiende verkoper het niet deed, heeft ze daar haar nieuwe keuken gekocht. Toen had ze pas het idee dat ze serieus genomen werd.
Wij hebben nu maar besloten ons geld te steken in een verbouwing van de logeerkamer. Die keuken komt nog wel een keer. Waarschijnlijk gaan we de grens over, want in Duitsland is dezelfde keuken de helft zo duur.

Tot die tijd houden we het wel uit met onze Ikea-keuken. Die loszittende vloerplanken passen eigenlijk best goed bij het karakter van het huis. Het geel op de keukenkastjes lijkt stiekem toch op dat van de lentezon op een bed narcissen. Ach, en die oven werkt toch prima als je het eenmaal gewend bent?

***
(Dit artikel verscheen eerder op Acquisitie.org en Salesprofs.nl)

dinsdag 20 november 2012

Sleutel


De veel gelauwerde Britse journalist Robert Fisk, die als enige westerse journalist Osama bin Laden mocht interviewen, tot wel drie keer toe, maakte ooit een documentaire over een simpele huissleutel. De sleutel was van zijn Arabische buren in Libanon.

Deze Palestijnse familie was in 1948 tijdens de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog voor het oorlogsgeweld weggevlucht. Sindsdien woonden ze in Libanon. De huissleutel paste op de voordeur van het huis dat ze halsoverkop hadden moeten achterlaten in de Noord-Israëlische havenstad Haifa.

Fisk bezocht het huis in Haifa, dat inmiddels bewoond werd door een joodse familie. Ook zij waren gevlucht. Ze kwamen van oorsprong uit Polen, uit het dorpje Chrzanów, vlakbij Krakau. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten ze huis en haard verlaten om de moordzucht van de Nazi's te ontlopen.

Daar liet Fisk het niet bij. Hij reisde af naar Polen en belde aan bij het huis in Chrzanów. In het huis, dat ooit van de joods-Poolse familie was geweest, woonde nu een vrouw.

Je raadt het al. Ook zij was vluchteling.

De vrouw kwam oorspronkelijk uit Lviv, of Lemberg - zoals ooit de gangbare Nederlandse benaming was - , dat tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Polen lag, maar daarna geconfisqueerd werd door de Sovjet Unie. De Poolse inwoners moesten op zoek naar een nieuwe woonplaats, werden gerepatrieerd, wat een eufemisme voor deportatie was, want Lviv moest 'gesovjetiseerd' worden. De Polen moesten in ieder geval hun biezen pakken om plaats te maken voor de Russen.

Tegenwoordig is Lviv een stad in de Oekraïne en het was één van de speelsteden tijdens het afgelopen Europees kampioenschap voetbal. Ze doen er nu weer erg hun best om dat Sovjet-verleden van zich af te schudden.

Ik vond deze speurtocht van Fisk beschreven in Europa in oorlog; 1939 - 1945 van de Britse historicus Norman Davies. Davies vraagt zich vervolgens af of de nieuwe inwoners van Lviv zich daar wel vrijwillig hadden gevestigd, of ook zij niet gedwongen waren om hun huis te verlaten,  net als de Palestijnse familie in Libanon, de Israëlische familie in Haifa en de Poolse vrouw in Chrzanów.

De sleutel was voor Fisk een symbool voor de geschiedenis van de twintigste eeuw en het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Reizend van Libanon naar Polen kwam hij alleen maar vluchtelingen tegen, slachtoffers van de geschiedenis, geen daders.

Ik werd herinnerd aan de zoektocht van Fisk, door wat onze nieuwbakken minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans (PvdA) maandag op Radio 1 zei. Timmermans verkondigde dat de sleutel voor de beëindiging van de huidige geweldsuitbarsting bij Hamas ligt.

Als Hamas maar stopt met het afschieten van raketten, dan stopt Israël met bombarderen van doelen in Gaza. Misschien heeft Timmermans gelijk, al lijken de cijfers een andere kant op te wijzen.

De echte sleutel tot oplossing van het conflict is volgens mij als de partijen erkennen dat ze allebei slachtoffer zijn, allebei vluchtelingen. Dat is hun gemene deler en de enige basis voor een gezamenlijke toekomst. Ik zie het echter somber in.

Het vredesproces toont soms tekenen van gering bewustzijn, maar de deur naar vrede zit momenteel volledig op slot. De sleutel is zoek.

***

maandag 19 november 2012

For whom the bell tolls


Toegegeven, het maatpak der acquisitie heeft mij nooit als gegoten gezeten, het knelde of flodderde juist, maar ooit dacht ik een paar zalige dagen dat ik de kers op de verkooptaart was, God’s gift to sales zeg maar, een verkoper in hart en nieren.

Vers uit de verkooptraining bij wat destijds nog ‘s lands grootste vacaturebank was, nam ik tot op het bot gemotiveerd plaats op de plek waar het allemaal moest gaan gebeuren. Hier, aan dit bureau, in deze hoek van dit kantoor aan de rafelrand van deze stad, zou ik laten zien dat ik de belofte die ik had gedaan tijdens mijn sollicitatiegesprek ging waarmaken.

Namelijk dat ik een salestijger was. Dat verkopen mijn tweede natuur was. Dat geld ging rollen zodra ik met mijn zoetgevooisde stemgeluid het trommelvlies van beslissingsbevoegden deed rillen van genot. Dat ik een glas water kon verkopen aan een drenkeling. Dat werk.

Het was een goed sollicitatiegesprek geweest. Mijn beste ooit. Alles ging crescendo.

Porno
De verkooptraining werd gegeven door een sympathiek en ietwat hyperactief mannetje dat elk relaas afsloot met verbeten uitgeroepen ‘porno!’. Verkopen bleek seks te zijn, de nobele kunst van het neuken, ketsen, een paringsritueel dat ontaardt in een dans van dampende lichamen, die krioelend in hebzucht elkaar tot ongekende hoogtepunten drijven. Zoiets. Alleen de daad zelve kwam in de buurt van een binnengehaalde order. Porno!

Ik geloofde zoals Mozes geloofde dat hij de Rode Zee kon splijten en haalde diep adem. Ik zou gaan verkopen!

Mijn allereerste verkoopgesprek betrof een groothandel in Apeldoorn. Ik belde de contactpersoon op zijn 06. Hij zat in de auto, maar stond me te woord. Ja hoor, ik belde gelegen. Ja, hij wilde best even praten over personeelswerving ondanks mijn haperende start. Nee, hij had niet eerder via een online vacaturebank personeel geworven. Nou inderdaad, hij was al een tijd op zoek naar nieuw personeel. Gôh, toevallig dat ik net belde. Ha, ha, nou, in de krant adverteren deed hij nooit meer. Porno!

Het vraag- en antwoordspel dat hoort bij het consultive selling was in volle gang. Ik klampte mij vast aan de structuur die mij tijdens de training geleerd was. Het bleek te werken. Ik dreef de man steeds verder in een hoek. Hij zou zich weldra beseffen dat wat ik hem bood, de enige oplossing in het universum was voor zijn personeelstekort. Ik bood hem verlossing. En wie kan dat weigeren? Zelfs de meest verstokte atheïst niet.

De man hapte toe en niet zo’n beetje ook. Op het laatst zei hij overal ja op. We hingen op als vrienden, broeders. Hij had me zijn linkernier gegeven als ik erom had gevraagd. Het ‘zal ik het dan maar in orde maken?’’ was zo soepel in het gesprek gegleden, als ware het…Porno! Porno! Porno!!

Met mijn eerste gesprek haalde ik 90 procent van mijn maandtarget binnen. Ik loste binnen een kwartier mijn belofte in. “Je mag al bijna aan de bel hangen”, zei mijn buurvrouw, Marieke, de bijzonder kundige en charmante collega, die mijn eerste gesprek met groeiende verbazing had gadegeslagen.

De bel.

Op een centrale plaats op de kantoorvloer hing een grote zilveren bel. Alleen de verkopers die hun maandtarget hadden binnengehaald, mochten de bel luiden. Na het geklingel volgde een luid applaus van alle collega’s, gejoel soms, ook al zaten ze zelf middenin een verkoopgesprek. High fives en gebalde vuisten; het behalen van de target werd gevierd als het winnen van een sportwedstrijd.

Ik had besloten de bel maar een kinderachtig gedoe te vinden. Het ging toch om het geld? Targets halen? Bonussen binnenslepen? Wat interesseerde het mij nou dat mijn collega’s van mijn succes zouden weten? Of ik van hun succes? Applaus was toch slechts geluid? Zo’n bel ophangen, dat is toch een verzonnen ritueel? Een psychologisch trucje. Een niet serieus te nemen managementfoefje.

Applaus
Twee dagen later was het zover. Ik had sinds dat eerste gesprek de grond niet meer geraakt, maar zweefde over de vloer en leefde in een roes. Als dit het leven van een verkoper was dan kon ik daar prima aan wennen. Ik haalde mijn target. “Je moet bellen!” zei Marieke.

De wandeling naar de bel was al bijzonder. Collega’s om mij heen begonnen te joelen. “Oeh, oeh, oeh!” Ik gaf harde ruk aan het touw. Het geklingel klonk kort, schel en hard. Het applaus daalde op me neer, euforie als na het scoren van een doelpunt. Bij welk ander werk klappen je collega’s voor je?

Daarna was het helaas afgelopen met mijn opmars als verkoper. Het raderwerk haperde. Ik verkocht nog wel, maar niet genoeg om opnieuw naar de bel te mogen. Met lede ogen staarde ik collega’s na die wel mochten klingelen. Ik snakte naar een nieuwe samenzijn met de bel, naar het schelle geklingel en het applaus. Fuck die bonus, ik wilde de bel, dat was de enige incentive waar ik om gaf.

Het mocht niet baten. Ik probeerde alles; van slijmen en glijden tot schelden en dwingen. Het werkte niet. Ik had de klok wel horen luiden, maar wist niet waar de klepel hing. Ik was geen salestijger, hooguit een sales-je-weet-wel-kater. Ik had te vroeg gepiekt; een voortijdige ejaculatie. Maar ook dat is porno…

***
(Dit artikel verscheen eerder op Acquisitie.org)

woensdag 31 oktober 2012

New York


Voor mij heeft New York een mythische status, als een soort epicentrum van de beschaving, een droomland, al ben ik er tot mijn spijt - en schande zelfs -  nog nooit geweest.

Zo had ik vroeger op mijn slaapkamer een poster hangen van een foto van de Brooklyn Bridge en de skyline van Manhattan, die destijds nog gekroond werd met de torens van het World Trade Center, die niet de schurftige wolken boven de stad krabden, maar de zuilen waren waar de hemel op rustte.

Maar het was meer dan verticaliteit, staal, glas, beton en steen. De stad ademde vrijheid uit elke porie, borrelde van de creativiteit en de levenslust.

In New York gebeurde het. De rest van de wereld was periferie.

Richard Ashcroft, vooral bekend van The Verve, had datzelfde gevoel en schreef er dit prachtige liedje over; dromen over New York bezoeken, ronddwalen in het oerwoud van steen, alles loslaten en opgaan in de 'city of dreams' - er je verstand verliezen zelfs.

Voor mij de mooiste over The Big Apple:

"There's no time to unpack yet 
Lets get straight out on the street 
And feel no inhibitions 
This city was built for me 
And my head is full of questions 
When did I feel this good 
In the arms of my lover 
Burning through the night of New York"



De afgelopen dagen dreigde New York, net als Atlantis, te verzuipen. Uiteraard lukte dat niet, zeker niet door een orkaan met een suffe naam als Sandy, een huppelend meisje met vlechtjes, net zoals het terroristen niet zal lukken de stad kapot te maken.

De stad kan niet kapot. Mag niet kapot. Niet voordat ik er ben geweest tenminste.

Fuck Napels. Het is New York zien en dan sterven.

donderdag 9 februari 2012

De Polen en de vrijheid

Polen en vrijheid; het is een bijzondere relatie. Tot wel vier keer toe hebben de Polen de vrijheid die wij kennen en koesteren beschermd en verdedigd en zo de Westerse wereld gered van een mogelijke ondergang. En nu wil uitgerekend de Partij voor de Vrijheid een hetze ontketenen tegen deze vrijheidsstrijders pur sang. Daarom een blog over vrijheid, oorlog en Poolse snorren.

Beleg van Wenen
Tot aan 1683 dreigde een 'tsunami van moslims'- om in het PVV-frame te blijven - Europa te overspoelen; door verovering moest de Dar al-islam uitgebreid worden tot aan de oevers van de Noordzee. Vooral het Ottomaanse Rijk, in die tijd samen met China het machtigste rijk op aarde, deed verwoede pogingen het christelijke Europa te onderwerpen.

In 1684 keerde het tij bij het Beleg van Wenen en dat was grotendeels de verdienste van een Pool, namelijk koning Jan Sobieski. Hij verscheen op de ochtend van 12 september 1683 voor de poorten van de Oostenrijkse stad en verjoeg het leger van de Ottomaanse grootvizier Kara Mustafa, 138.000 man sterk, dat tot dan toe aan de winnende hand leek te zijn tegen een schamele 16.000 verdedigers.

Sobieski (check die snor) leidde de tegenaanval in en wist met een uitgekookte strategie de Turken binnen dertien bloedige uren te verslaan. Het Ottomaanse Rijk zou daarna nooit meer een bedreiging vormen voor Europa, met dank aan de nu relatief onbekende Poolse vorst. Paus Innocentius XI noemde Sobieski om die daad de 'redder van Wenen en de Westerse beschaving'.

Volgens sommige bronnen zou Osama bin Laden driehonderd jaar later 11 september als datum hebben gekozen, om die nederlaag te memoreren en de aanval op het Westen te hervatten, met New York en Washington als doelwit in plaats van Wenen.

Wonder aan de Wisla

Met Polen zelf verging het minder goed. Het land werd al snel in drie grote happen opgedeeld en opgeslokt door de Europese grootmachten Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Pruisen. Pas na de Eerste Wereldoorlog werd het de Polen weer toegestaan een eigen staat te hebben. Vrijwel meteen moesten ze weer aan de bak; vechten voor de vrijheid van Europa.

In Warsaw 1920 - Lenin's failed conquest of Europe beschrijft de Brits-Poolse historicus Adam Zamoyski hoe Lenin in de nadagen van de Russische burgeroorlog zijn zinnen had gezet op de verovering en onderwerping van Europa. De weg naar het hart van Europa, Berlijn, liep door het pas wedergeboren Polen, dat amper uit de luiers de divisies van het Rode Leger vlak achter de oostgrens zag samentrekken, klaar voor de aanval.

Met Duitsland verzwakt na de Eerste Wereldoorlog en ontwapend door het Verdrag van Versailles wist Lenin dat hij Europa onder de rode voet kon lopen. Alleen de vermaledijde Polen stonden tussen hem en de absolute wereldmacht en het einde van de Europese vrijheid.

De Polen, zoals wellicht weinigen weten, wisten het Rode Leger tegen te houden en zelfs te verslaan in een veldslag bij Warschau, die de geschiedenis in zou gaan als 'het wonder aan de Wisla' en die qua belang niet onderdeed voor die van Waterloo of Marathon.

Veelal op blote voeten vernederden de Polen door een briljante tactische manoeuvre van bevelhebber Józef Piłsudski (check die snor) daar hun Russische tegenstanders. Eén van de generaals van het Rode Leger, een zekere Jozef Stalin, zou die schande nooit vergeten en haalde jaren later zijn wraak bij Katyn, waar hij in 1940 naar schatting 22.000 Poolse officieren en intellectuelen liet vermoorden door de Russische geheime dienst.

303 Fighter Squadron
Binnen twee decennia na die vergeten slag werd Polen opnieuw opgedeeld en opgeslokt door twee Europese grootmachten, dit keer Duitsland en de Sovjet Unie, die in de geheime protocollen van het Molotov-Ribbentroppact het startsein voor de Tweede Wereldoorlog vastlegden. Ook nu weer weigerden de Polen zich over te geven. Het verzet tegen de bezetting was nergens zo fel en goed georganiseerd als in Polen, ondanks de gruwelijke represailles van zowel nazi's als sovjets. Eén op de vijf Polen liet het leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Nederland was dat ongeveer één op de vijftig.

Sterker nog, de Poolse piloten die uitgeweken waren naar Groot-Brittannië speelden daar een cruciale rol in de Slag om Engeland. Geen squadron aan de kant van de geallieerden wist zoveel Duitse vliegtuigen neer te halen als het Poolse 303 Fighter Squadron. Vijf procent van de geallieerde vliegeniers was een Pool en zij waren verantwoordelijk voor twaalf procent van de 'kills'.



De Battle of Britain werd bijna, op een haar na, gewonnen door de Duitsers, die vervolgens graag het karwei hadden willen afmaken met Operatie Seelöwe, de invasie van Groot-Brittannië. Indien Hitler het machtige Albion had kunnen bezetten, dan was er geen springplank voor een operatie á la D-Day geweest en was de bevrijding van Europa een bijna onmogelijke klus geworden.

De Poolse bijdrage aan de luchtoorlog is essentieel geweest in het afwenden van die invasie. Hitler (hier met zijn typerende on-Poolse snor weergegeven op een Poolse Spitfire) wendde zich na het verlies teleurgesteld af van het front in het Westen en mikte zijn pijlen op het Oosten, waar hij militaire zelfmoord pleegde door de Sovjet Unie aan te vallen.

In het luchtruim boven Engeland werd de koers van de oorlog gewijzigd en de Polen zijn aannemelijk de steen in de rivier geweest die de stroom van de geschiedenis verlegd heeft.

Als 'dank' voor hun heldenmoed, zie ook de Slag om Monte Casino, werden de Polen na de oorlog uitgeleverd aan Jozef Stalin en zijn geheime dienst. Honderdduizenden Polen die gevochten hadden tegen de nazi's werden gedeporteerd naar de Goelag Archipel, de concentratiekampen van het totalitaire regime in Moskou, waar ze een anonieme dood stierven in de Siberische kou.

Solidarność
De vierde keer dat de Polen de vrijheid een ongekend grote dienst bewezen, was in de jaren zeventig en jaren tachtig van de vorige eeuw, toen één havenarbeider het opnam tegen een supermacht en een systeem van onderdrukking dat honderden miljoenen gevangen hield, van binnenuit uitholde en uiteindelijk kapot maakte. Uiteraard waren er meerdere factoren die de Sovjet Unie uiteen deden vallen, maar het geweldloze verzet van Lech Wałęsa (check die snor) was een kracht waar de machthebbers zich geen raad mee wisten.


Wałęsa wist in 1980 erkenning af te dwingen voor de eerste onafhankelijke vakbond in het Oostblok: Solidarność. In een systeem waar alles van de staat was en niets buiten de staat bestond, betekende een onafhankelijke vakbond een eerste barst in de muur, die vrij letterlijk in de vorm van de Berlijnse Muur enkele jaren later zou afbrokkelen.

De dreiging van een nucleaire holocaust werd zo mede door een dappere Poolse vakbondsman grotendeels weggenomen.

Vrijheid
De Polen mogen er dus met recht prat op gaan dat zij de vrijheidsstrijders pur sang van Europa zijn. Ze gaven tenslotte de Ottomanen, de nazi's en tot twee keer toe de communisten van jetje.

Hoe wrang is het dan, dat uitgerekend de Partij voor de Vrijheid een hetze is begonnen tegen deze Polen, aldus journalist Bas Paternotte.

Vrijheid voor de PVV betekent tenslotte vooral het inperken van de vrijheid van godsdienst voor moslims. Daarnaast hebben de 'vrijheidsstrijders' van Geert Wilders (hier afgebeeld met Poolse snor) in de Tweede Kamer gemiddeld meer op hun kerfstok dan de Poolse immigrant.

PVV'ers zouden juist elke Pool, crimineel of niet, dankbaar aan de borst moeten drukken en zachtjes 'dziękuję bardzo' in het oor moeten fluisteren voor hun bewezen diensten voor de vrijheid.

Dat er veel Midden- en Oost-Europese immigranten crimineel gedrag vertonen, zou PVV'ers aan het denken moeten zetten. Deze immigranten met hun joods-christelijke cultuur vertonen geen radicaal ander gedrag dan bijvoorbeeld immigranten met een niet-westerse, islamitische achtergrond.

Blijkbaar dicteert het culturele erfgoed niet het handelen van mensen, maar eerder hun sociaaleconomische omstandigheden. Investeren in onderwijs en het bieden van economische kansen levert zodoende veel meer op dan Korans verscheuren en bevolkingsgroepen discrimineren.

De PVV rest na het oprichten van dit meldpunt derhalve eigenlijk niets anders meer dan het opheffen van de eigen partij.

***

(Met dank aan Rutger Jan voor de Poolse snor op de tronie van Geert)

donderdag 19 augustus 2010

Rumspringa

Steeds als de overlast van jongeren en met name studenten ter sprake komt, moet ik denken aan de Amish, de protestantse gemeenschap in Amerika die halsstarrig de ‘duivelse’ moderniteit afzweert. De Amish zijn vrijwillig blijven steken in de eerste helft van de negentiende eeuw en doen het zonder verbrandingsmotor, krant, internet, televisie, radio en scheermesjes.

Waar de Amish juist erg vooruitstrevend in zijn, of eerder bijzonder realistisch, is het ruim baan geven aan de gierende hormonen van hun kroost. Terwijl de hele gemeenschap in een soort historische puberteit is blijven steken, een beetje dwars afzetten tegen de gevestigde orde, hebben ze een opmerkelijke oplossing bedacht voor hun puberende jeugd.

Want je zult maar opgroeien als Amish en de hele dag met een truttig mutsje, futloze bretels, knellende drollenvanger, mal hoedje of jeukende geitenwollen sokken getooid moeten gaan, terwijl een verstikkende religieuze deken elk sprankje ontluikende seksualiteit zorgvuldig smoort. ‘s Nachts de handjes netjes boven de dekens en de enige pornografie is duizenden jaren oud. Van buuten brommers kieken is al helemaal geen sprake door een chronisch tekort aan brommers. Koetsjes kieken dan misschien?

De Amish-jeugd is in ieder geval vanaf hun zestiende levensjaar een borrelende vulkaan van opgekropte frustraties. Het mooie is dat de puberende Amish alle kans krijgen die vulkaan te laten uitbarsten. Gedurende een aantal maanden tot een paar jaar mogen ze volledig uit de ban springen in de ‘speeltuin van de duivel’, zoals de Amish de grote, boze buitenwereld noemen. Rumspringa heet het ritueel, wat in het Pennsylvania-Duits zoveel betekent als rondspringen.

Na een periode van sex, drank en drugs keren negen op de tien Amish-jongeren opmerkelijk genoeg vrijwillig terug in de gemeenschap. Ze hebben mogen proeven aan een ander leven, maar verkiezen de normen en waarden van hun ouders en grootouders boven de geneugten van de Devil’s Playground.

Rumspringa in Groningen

In de Nederlandse samenleving is het rumspringa der jeugd minder efficiënt geïnstitutionaliseerd. Als er al een equivalent voor het Amish-ritueel is, dan valt het bij ons onder de noemer studententijd. Helemaal carte blanche om de einders van de moraliteit te verkennen krijgen de jongeren niet, want er moeten studiepunten gehaald worden en het huidige niveau van studiefinanciering dwingt ze naast de collegebanken ook een deel van hun tijd in call centers of achter de bar in één van de vele kroegen die de stad rijk is door te brengen. Erg veel ruimte voor een beetje rumspringa blijft er zodoende niet over.

Naar schatting 50.000 studenten volgen een opleiding in Groningen en een kleine 32.000 daarvan wonen hier op kamers of in containers. Allemaal hebben ze onvoltooide puberbreinen en een wellicht biologische drang de bloemetjes eens flink buiten te zetten, dan wel de bloemetjes door (meerdere) bijtjes te laten bestuiven. Volgens de Australische psycholoog Darryl Cross duurt de puberteit zelfs van het tiende tot het achtentwintigste levensjaar, dus zelfs de ‘eeuwige’ studenten ontkomen niet aan de drang tot rumspringa.

Groningen profileert zichzelf graag als City of Talent, getuige de bordjes die je daarop wijzen als je de stad binnenrijdt. Er is mij verteld dat dat zoveel betekent als ‘stad van talent’ of ‘stad vol talent’ en dat talent zou vermoedelijk moeten schuilen in de bloemkoolvormige grijze massa in de hoofden van die 50.000 studenten. Daar komen straks de ideeën uitkruipen die de toekomst van onze stad en samenleving moeten gaan vormgeven.

Een kunstenaar die de geëffende paden niet verlaat, zal nooit origineel zijn en dus hooguit een ambachtsman blijven. Een ondernemer die niet out-of-the box denkt, zal nooit kunnen innoveren en verliest de slag om de klant van een concurrent die wel verder kijkt dan zijn neus lang is. En een voetballer die altijd dezelfde passeerbeweging maakt, komt op een gegeven moment zijn man niet meer voorbij. Het is dus van belang om uit de ban te kunnen springen, om te durven je eigen grenzen te verleggen, om überhaupt vooruit te kunnen komen.

Zo’n beetje de hele Westerse samenleving deed in de jaren zestig en zeventig aan rumspringa en dat leverde naast een herijking van normen en waarden een breed scala aan persoonlijk vrijheden op. Je zou haast kunnen beweren dat een samenleving die het rumspringa niet faciliteert, gedoemd is vast te roesten in oude gewoonten en uiteindelijk te versloppen tot stilstand en verval.

In Groningen zouden we het talent dan ook het best kunnen laten floreren door het te laten rumspringa, door studenten de grenzen die ze van hun ouders hebben meegekregen te laten verkennen. Naast alle studie- en werkdruk moet er ruimte zijn voor het feest der zelfontplooiing. En die queeste krijgt niet alleen gestalte in de collegebanken of achter de kassa bij de Jumbo, maar ook in de vroege uurtjes op de dansvloer van de Shadrak of de Blauwe Engel.

Uiteraard zijn er grenzen – comazuipen, jezelf in de fik laten steken, of je buren stelselmatig terroriseren met snoeiharde techno bijvoorbeeld – maar zonder een gezonde portie feest en vrijheid zal al dat talent in Groningen zich minder goed ontplooien. Als je als stad nadenkt over studentenhuisvesting en kwalitatief hoogstand onderwijs, dan zou dat idealiter hand in hand moeten gaan met een frisse visie op rumspringa-faciliteiten.

De volgende keer dat je ‘s ochtends vroeg onderweg naar je werk, met de bruine boterhammen met ham en pindakaas in de broodbak en plastic beker met schroefdop gevuld met karnemelk onder de snelbinders, een corpsbal zijn nachtelijke dieet van bier en shoarma ziet uitkotsen op de gele steentjes van de binnenstad, denk dan niet ‘gatderrie, kutstudent’ maar ‘ah wat mooi, daar is iemand zijn normen- en waardenpatroon aan het innoveren!’

Dit artikel verscheen eerder in het online magazine Stadslichten.