Tussen de 200 en 400 miljard sterren telt het sterrenstelsel waar ook onze zon deel van uit maakt. De Melkweg dankt zijn naam aan de melkachtige gloed die al die sterren samen produceren. 's Nachts is die gloed nog steeds zichtbaar in de donkerste regionen op aarde. Helaas zijn in stedelijke gebieden door lichtvervuiling maar enkele duizenden sterren met het blote oog zichtbaar, dus zullen veel mensen de gloed nog nooit gezien hebben.
William Castleman wist met zijn camera een bijzondere time-lapse opname te maken van het centrum van de Melkweg dat opkomt boven Texas. Zo maakte Castleman het filmpje:
The time-lapse sequence was taken with the simplest equipment that I brought to the star party. I put the Canon EOS-5D (AA screen modified to record hydrogen alpha at 656 nm) with an EF 15mm f/2.8 lens on a weighted tripod. Exposures were 20 seconds at f/2.8 ISO 1600 followed by 40 second interval. Exposures were controlled by an interval timer shutter release (Canon TC80N3). Power was provided by a Hutech EOS203 12v power adapter run off a 12v deep cycle battery. Large jpg files shot in custom white balance were batch processed in Photoshop (levels, curves, contrast, Noise Ninja noise reduction, resize) and assembled in Quicktime Pro. Editing/assembly was with Sony Vegas Movie Studio 9.
Juist ja...hier in ieder geval het schitterende resultaat:
Voor iemand die is opgegroeid met films als Close Encounters of the Third Kind (zie video), E.T., Star Wars en zelfs Alien is het wellicht niet raar dat ik een bijzondere fascinatie voor buitenaards leven heb ontwikkeld. Het is me zogezegd met de virtuele paplepel ingegoten. Die fascinatie heeft zich vooralsnog godzijdank niet geuit in het gewapend met Spockoortjes afstruinen van allerlei UFO-conferenties, of het angstig omspitten van de eigen ontlasting op zoek naar anale sondes, maar beperkte zich tot het volgen van nieuwsberichten over de zoektocht naar buitenaards leven en het laten draaien van SETI@home-software op mijn PC en laptop. Het nieuws tot dusver kan als volgt kort worden samengevat: er is (nog) niets gevonden.
Maar misschien gaat daar binnen de komende jaren verandering in komen, want de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA zal aanstaande donderdag met een Delta II raket de ruimtetelescoop Kepler de dampkring uitschieten. Kepler zal zich in een baan rond de zon nestelen en het vizier drieënhalf jaar lang richten op een groep van honderdduizend sterren in één van de grote spiraalarmen van onze Melkweg; de Cygnusarm (zie foto). De missie heeft maar één doel; gewapend met de beste telescoop die we ooit de ruimte instuurden, zal Kepler gaan speuren naar aardachtige exoplaneten. Alhoewel Kepler geen buitenaards leven zal kunnen waarnemen, zullen er mogelijk wel planeten ontdekt worden, die net als de aarde, een thuishaven kunnen bieden voor leven, en, wie weet, zelfs intelligent leven.
(Klik op de foto voor de grote versie.)
Sinds 1992 zijn er al meer dan 340 planeten buiten ons zonnestelsel ontdekt en vrijwel wekelijks komt daar een nieuwe bij. Voor die tijd was het überhaupt de vraag of er wel planeten buiten ons zonnestelsel bestonden, maar die vraag is inmiddels beantwoord. De overgrote meerderheid van deze exoplaneten zijn helaas onwaarschijnlijke kandidaten voor buitenaards leven. De ontdekte planeten zijn veelal gasreuzen als Jupiter, oftewel Joviaanse planeten, waarvan eigenlijk wordt aangenomen dat ze niet de juiste voorwaarden bieden voor het ontstaan van leven. Althans, dat geldt voor de gasreuzen zelf; hun manen zouden hiervoor wellicht beter geschikt zijn. Zo heeft een maan van Jupiter, Europa, een vloeibare oceaan onder zijn kilometers dikke ijskorst, waarin mogelijk dankzij vulkanische schoorstenen primitief leven aan het badderen is.
Doordat deze gasreuzen enorm groot en zwaar zijn, oefent hun zwaartekracht een meetbaar effect uit op de ster waar ze omheen draaien. De ster wiebelt een beetje en deze wobble valt waar te nemen met telescopen (zie animatie). De meerderheid van de exoplaneten is op deze manier ontdekt. Deze methode is echter minder geschikt om kleinere, minder massieve planeten mee te vinden. Kepler zal daarom exoplaneten proberen waar te nemen als ze tijdens een overgang het licht van hun ster een ietsiepietsie dimmen. Als planeten voor een ster langs bewegen schijnt de ster gedurende de transitie een fractie minder fel. De ster knipoogt als het ware even. Missieleider William Borucki legt het begeleid door de toepasselijke muziek van Sigur Ros in de volgende video kort uit.
Hoe miniem dat effect is, wordt duidelijk uit onderstaande video, waarin een overgang van Venus voor de zon uit 2004 te zien is. Venus heeft vrijwel dezelfde omvang als de aarde, maar valt vrijwel volledig in het niet bij de grootte van de zon. Zo zal het ook zijn bij de planeten waar Kepler op gaat jagen. Daarbij moet ook nog worden aangetekend dat de sterren die bestudeerd gaan worden op grote afstand van de aarde staan; tussen de dertig en duizend lichtjaar, waarbij een lichtjaar de afstand is die licht binnen een jaar aflegt; ongeveer tien biljoen (!) kilometer. De queeste van Kepler zal derhalve allerminst eenvoudig worden.
Aan de hand van het verminderde sterrenlicht kan met behulp van de Derde Wet van Johannes Kepler de baan en grootte van de ontdekte planeet worden vastgesteld. Niet elke aardachtige planeet is vervolgens een mogelijke kandidaat voor buitenaards leven. De exoplaneet moet zich ook nog binnen de bewoonbare zone van zijn ster bevinden. De afstand tussen planeet en ster moet zodanig zijn, dat het er niet te heet of te koud is. De planeet moet vloeibaar water kunnen herbergen, want dat is volgens astrobiologen een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van leven. Zo bevindt in ons zonnestelsel alleen de Aarde zich in de bewoonbare zone; van de andere drie aardachtige planeten zijn Mercurius en Venus veel te heet en Mars te koud, alhoewel er voor Mars zeker nog hoop bestaat.
Niet alleen Kepler gaat op planetenjacht. De in 2006 in een baan om de aarde gebrachte Frans/Europese ruimtetelescoop Corot speurt de Melkweg al af op zoek naar exoplaneten. Corot heeft echter niet de verfijnde capaciteiten van Kepler tot zijn beschikking, waardoor de gevonden planeten waarschijnlijk alleen tot de categorie gasreuzen zullen gaan behoren. Toch vond Corot in februari de tot dusver kleinste aardachtige planeet buiten ons zonnestelsel. Slechts twee maal zo groot als de aarde is COROT-Exo-7b, maar helaas draait hij zo dicht rond zijn moederster, dat het op het oppervlak van de planeet een onaangename 1000 graden Celsius is. Dat is zelfs te warm voor extremofiele bacteriën.
In 2007 maakte de ESO bekend dat het een planeet had ontdekt met een grondtelescoop in Chili waar mogelijk wel vloeibaar water op te vinden zou zijn. Gliese 581 c bevindt zich in de bewoonbare zone van zijn moederster en zou zodoende precies de juiste temperatuur kunnen hebben. Alhoewel de exacte massa nog een vraagteken blijft, is Gliese 581 c in ieder geval niet meer dan tien keer zo zwaar als de Aarde.
Het hyvesachtige sociale netwerk Bebo organiseerde vervolgens een actie om een signaal, of eigenlijk een soort welkomstgroet, naar de planeet te sturen (zie video). Dit signaal opgebouwd uit meer dan vijfhonderd boodschappen van Beboleden en enkele beroemdheden werd in augustus 2008 naar Gliese 581 c gestuurd. Daar zal de begroeting ter waarde van $40.000,- in 2029 arriveren. Helaas is inmiddels uit nader onderzoek gebleken dat het er door broeikasgassen waarschijnlijk te warm is voor leven, laat staan intelligent leven. Op een antwoord hoeven we zodoende niet te rekenen.
Hoeveel aardachtige exoplaneten Kepler gaat ontdekken, blijft voorlopig nog de vraag. Volgens Alan Boss, de auteur van The Crowded Universe, wemelt het in ons melkwegstelsel en in het heelal van de terrestrische planeten. Boss deed veel theoretisch onderzoek naar planeetvorming en schat het aantal aardachtige planeten in het heelal in de quadriljoenen. De kans dat er op één van die ontelbare planeten leven of zelfs intelligent leven is, lijkt erg groot. Mocht Kepler één of een aantal aardachtige planeten binnen de bewoonbare zone van een ster vinden, dan zullen toekomstige, nog geavanceerdere ruimtetelescopen die planeten gaan bestuderen. Wie weet staat er ergens op die planeten nu een wezen naar de sterren te turen, dat zich ook afvraagt of er nog ander leven is in het heelal.
Wie in een contemplatieve of romantische bui eens lekker naar de sterren wil turen, komt in dichtbevolkte gebieden als Nederland maar bedrogen uit. Door licht- en luchtvervuiling is slechts een fractie van de sterren aan het firmament daadwerkelijk zichtbaar. In een droge, koude winternacht kan je zonder optische hulpmiddelen enkele duizenden sterren zien. Wie echter de melkachtige gloed wil waarnemen, waaraan onze Melkweg zijn naam te danken heeft, zal moeten verkassen naar afgelegen oorden, ver verwijderd van uitlaatgassen, schoorstenen en lantaarnpalen; Utah bijvoorbeeld:
Nog beter is het om jezelf buiten de dampkring te plaatsen, zodat de atmosfeer je beeld niet meer kan vertroebelen. De beste platen van het hemelgewelf worden dan ook geschoten door de Hubble Space Telescope, die sinds 1990 op bijna 600 kilometer hoogte in een baan om de aarde draait. Het probleem is wel dat het lanceren van telescopen een nogal prijzige kwestie is en zelfs Hubble heeft op die hoogte nog last van atmosferische deeltjes die het beeld verstoren. Daarnaast draait Hubble zo snel om de aarde, dat de telescoop maar steeds een relatief korte periode zijn aandacht kan vestigen op een bepaald deel van het heelal.
Er bestaat ook een tussenweg: door een telescoop hoog op een berg te plaatsen, wordt het dichtste deel van de dampkring al vermeden. Het zoeken is dan slechts nog naar een locatie met weinig bewolking en licht- en luchtvervuiling. De Paranel in Chili is een berg die aan al die voorwaarden voldoet. Minimaal 350 nachten per jaar is het op de Paranel kraakhelder. De European Southern Observatory (ESO) bouwde er daarom op 2.600 meter hoogte de Very Large Telescope, het vlaggenschip van de organisatie. De Very Large Telescope bestaat eigenlijk uit acht afzonderlijke telescopen, die net doen of ze één grote zijn. Het is de beste verrekijker die we hebben. Het turen naar het heelal vanaf de top van de Paranel levert dan ook schitterende plaatjes op.
Op 7 november van dit jaar publiceerde de ESO een wel heel bijzondere foto. De astronomen van de ESO hadden de Very Large Telescope voor het maken van die foto een keer niet op een ster, nevel of sterrenstelsel gemikt, maar op een ogenschijnlijk leeg, donker stukje hemel: het zogenaamde Chandra Deep Field. 55 uur lang ving de telescoop de fotonen op die vanuit het Chandra Deep Field in de lenzen vielen. Dat leverde het volgende plaatje op (klik op de foto voor de grote versie):
Op het eerste gezicht lijkt de foto niet zo bijzonder en zeker in vergelijking met de vele kunstwerken die Hubble afleverde, ook niet uitzonderlijk mooi of indrukwekkend. Indrukwekkend is de foto echter zeker. Elke lichtpuntje op de afbeelding is namelijk geen ster, maar een compleet sterrenstelsel! En elk sterrenstelsel bestaat op zijn beurt weer uit tientallen of zelfs honderden miljarden sterren. De duizenden lichtpuntjes op deze foto zijn zo elk afzonderlijk opgebouwd uit miljarden en miljarden sterren.
Het Chandra Deep Field vormt maar een piepklein gedeelte van het hemelgewelf, ongeveer een tiende van de grootte van de volle maan en een miljoenste deel van de hemelbol om ons heen. Indien je de Very Large Telescope of de Hubble Space Telescope op welk deel van het firmament zou richten, dan zou het resultaat in alle richtingen hetzelfde zijn; een onwaarschijnlijke hoeveelheid sterrenstelsels. In de meeste richtingen wordt het beeld echter vertroebeld door de sterren en nevels in onze eigen Melkweg, zoals de atmosfeer onze blik op de sterren verstoort.
Het licht dat op deze foto wordt weergegeven, deed er meer dan elf miljard jaar over om de lenzen van de Very Large Telescope in Chili te bereiken. De fotonen raceten elf miljard jaar lang met 300.000 kilometer per seconde door het heelal, voordat ze werden opgevangen in de spiegels op de top van de Paranel. De foto laat zodoende niet zien hoe het beeld momenteel is, maar hoe het heelal er 11 miljard jaar geleden uitzag, ongeveer drie miljard jaar na de Oerknal. Geschat wordt dat het heelal bijna veertien miljard jaar geleden ontstaan is, dus eigenlijk is dit een babyfoto van het universum.
Ook de Hubble Space Telescope staarde al eens langere tijd naar de donkere 'leegte' van het Chandra Deep Field. Het leverde tot twee maal toe een blik op het prille begin van het heelal op, waarvan hier de meest recente versie is weergegeven (zie foto). Ook hier geldt weer dat elke stip een compleet sterrenstelsel is, waarbij de meest verafgelegen sterrenstelsels 13 miljard lichtjaar van ons verwijderd zijn. De Hubble Deep Field-afbeeldingen zouden zo maar eens de belangrijkste foto's ooit gemaakt kunnen zijn. Ze laten tenslotte de oorsprong van het al zien.
Eigenlijk zijn de afstanden en getallen in het heelal te groot om met onze menselijke breinen te kunnen bevatten, maar George Smoot deed eerder dit jaar een aardige poging de structuur van het heelal begrijpelijk onder woorden te brengen in een 'TED Talk' (zie video). Smoot is een Amerikaanse natuurkundige die in 2004 de Nobelprijs ontving voor zijn onderzoek naar de kosmische achtergrondstraling. Deze straling vormt het restant van de oerknal en is min of meer gelijkmatig verspreid over het hele heelal. De 'sneeuw' op het beeldscherm van een televisie die niet goed afgesteld staat, wordt (mede) veroorzaakt door deze achtergrondstraling; je kijkt dan vanuit je luie stoel naar de warmtestraling van de oerknal. Kleine oneffenheden in de verspreiding van de straling zouden verantwoordelijk zijn voor de vorming van sterren en sterrenstelsels en uiteindelijk ook voor ons bestaan.
Afijn, Smoot houdt een enigszins ingewikkeld betoog, voor een leek als ik althans, maar de animaties die hij bij zijn relaas gebruikt zijn adembenemend mooi. Zo vlieg je met warp 1.000.000 door het heelal en zoom je in en uit op de slierten van sterrenstelsels die de structuur van het universum vormen (spoel de video vooruit naar ongeveer 10 minuut en 55 seconden voor het begin van de animatie). De beelden zijn voldoende om iedereen die lijdt aan een vorm van grootheidswaanzin subiet te genezen. 'All we are is dust in the wind', kweelde Kerry Livgren van de Amerikaanse band Kansas in de jaren tachtig. Het is eigenlijk nog een groteske overschatting van onze werkelijke rol in het heelal.
Aan het begin van de twintigste eeuw waren vele gebieden op aarde nog witte vlekken op een landkaart. We hadden geen idee hoe de binnenlanden van Afrika eruit zagen. Nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, zijn al die lege plekken ingevuld. Voor het onbekende moeten we nu onze blikken omhoog richten, de ruimte in. Telescopen als de Hubble Space Telescope en de Very Large Telescope in Chili bieden ons een blik op het onmetelijke onbekende dat ons nog te wachten staat. Het is fascinerend om in een tijd te leven waarin dat mysterie langzamerhand ontrafeld wordt, al staan we nog slechts aan het begin van het begin van die ontdekkingsreis.
'O my God, it's full of stars!' Deze woorden roept astronaut Dave Bowman uit in het klassieke science-fictionverhaal 2001: A Space Odyssey van Arthur C. Clarke. Clarke beschrijft in 2001 hoe de menselijke evolutie een handje is geholpen door een buitenaardse beschaving. Vier miljoen jaar geleden plaatsten de aliens drie monolieten in ons zonnestelsel; één op aarde, die al snel wordt gevonden door onze aapachtige voorouders, één op de maan, die aan het eind van de twintigste eeuw gevonden wordt, en één op een maan van Saturnus, Iapetus, die door de held van het verhaal, astronaut Dave Bowman, gevonden wordt in 2001, na een maandenlange odysee door de ruimte.
De filmposter van 2001: A Space Odyssey uit 1968
Door de geheimzinnige werking van de monoliet ontwikkelden onze aapachtige voorouders razendsnel hun intelligentie. Hun verhoogde denkvermogens wendden ze vervolgens meteen aan om wapens te maken, waarmee ze een groep rivaliserende aapachtige voorouders de hersens in slaan. Zo gebruikte volgens schrijver Arthur C. Clarke de proto-mens zijn intelligentie in eerste instantie niet om mooie gedichten te schrijven of recepten uit te wisselen, maar om oorlog te voeren tegen de eigen soortgenoten. Het is een ietwat mysogeen mensbeeld wat Clarke presenteert, maar tegen de achtergrond van de nucleaire stand-off tijdens de Koude Oorlog - het verhaal werd in 1968 geschreven - is het wel enigszins begrijpelijk, helemaal omdat de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog toen nog vers in het geheugen lagen.
Als de tweede monoliet, na een filmisch briljante sprong van vier miljoen jaar in de tijd, gevonden wordt op de maan, zendt deze een signaal uit naar de omgeving van Saturnus. Dave Bowman is een van de astronauten die op zoek moet gaan naar de bestemming van dit signaal. Na een reis van 1,321,416,800 kilometer (en een fascinerend gevecht met de zelfbewust geworden boordcomputer HAL 9000) komt Bowman oog in oog te staan met de derde monoliet op de maan Iapetus. De monoliet blijkt hol te zijn en als Bowman erin kijkt, ziet hij oneindig veel sterren. De monoliet is een soort van transportkanaal: een futuristisch treinstation voor interstellaire bestemmingen, een intergalactische vijfde baan voor Schiphol - zoiets. Bowman wordt al snel meegenomen op een reis door de Melkweg en ontmoet de buitenaardse beschaving die de monolieten in ons zonnestelsel plaatste en wordt, ja, ja, herboren als sterrekind - de laatste stap in de evolutie van de mens. Afijn, Arthur C. Clarke bedacht het verhaal samen met regisseur Stanley Kubrick en het leverde de beste science-fictionfilm allertijden op: 2001: A Space Odyssey. Zelfs na veertig jaar is de film nog relevant en de special effects hebben de tand des tijds glorieus doorstaan.
Dave Bowman schakelt de zelfbewuste computer HAL 9000 uit, of 'doodt' hem eigenlijk, in een kenmerkend trage scene uit deze schitterend vormgegeven film.
Dezelfde gewaarwording als Dave Bowman - "O my God, it's full of stars!"- had ik onlangs ook nadat ik de laatste versie van Google Earth geïnstalleerd had. Google Earth is een gratis programma waarmee je kunt in- en uitzoomen op een lappendeken van gedetailleerde satellietfoto's van de aarde. De nieuwste versie van de software kent echter een opmerkelijke uitbreiding; Google Sky. Je kunt in plaats van in te zoomen op het aardoppervlak je perspectief omdraaien, en de sterrenhemel bekijken. Ruimtevaartorganisaties ESA en NASA leverden de foto's en er vallen 129 hoge resolutiebeelden te bewonderen van sterrennevels en sterrenstelsels genomen door de Hubble Space Telescope. Welk punt in de hemel je ook kiest, naar mate je meer en meer inzoomt, verschijnen er ontelbaar veel sterren en sterrenstelsels op je beeldscherm. In totaal zijn er ongeveer 100 miljoen sterren zichtbaar en een kleine 200 miljoen sterrenstelsels, wat slechts een fractie is van het totaal aantal sterren en stelsels in het heelal, maar genoeg om je er minimaal een paar avonden mee te vermaken.
Tegenwoordig neemt men aan dat er tussen de 160 miljard en een biljoen sterrenstelsels zijn in het heelal. Uitgaande van de 160 miljard heeft een astrofysicus, Bruce Gregory, ooit berekend dat als sterrenstelsels diepvrieserwten waren, je er de hele Royal Albert Hall in Londen tot de nok toe mee kunt vullen. Elk van die sterrenstelsels is weer gevuld met miljarden afzonderlijke sterren. Er zijn meer sterren in het universum dan er zandkorrels op aarde zijn - een interessante gedachte voor als je ooit nog eens door de Sahara wandelt. Om al die sterren draaien weer God mag weten hoeveel planeten, manen, asteroïden en kometen. En dat alles in een heelal dat wel eens 156 miljard lichtjaar groot zou kunnen zijn en voornamelijk bestaat uit niets, lege ruimte, met hier en daar hooguit wat verdwaalde atomen. Wat nou vol is vol?
Op deze foto van het centrum van de Melkweg zijn miljoenen sterren te zien; elk stipje is een ster. Klik op de foto voor de grote versie. (bron)
Tja, wat je ermee moet, met zoveel ruimte? Het heeft natuurlijk wel implicaties voor het zelfbeeld van de mens. Vroeger dacht men dat zon opkwam en onderging voor de Egyptische farao's of welke heerser dan ook, die zijn macht met een beroep op een hogere macht legitimeerde; dat alles slechts bestond als een door de goden bedacht toneel voor de mens. Toen wetenschappers als Copernicus en Galileo beweerden dat de zon en niet de aarde het middelpunt vormde van het zonnestelsel, moesten ze dat bijna met de dood bekopen. Giordano Bruno werd zelfs op de brandstapel gezet, omdat hij dacht dat om elke ster afzonderlijk best eens planeten zouden kunnen draaien en dat het heelal misschien wel oneindig was. Sterker nog, Bruno opperde wellicht als eerste mens dat er wel eens buitenaardse beschavingen zouden kunnen bestaan. De paus was not amused - duidelijk geen science-fictionfan - en Bruno ging in vlammen op. Het Vaticaan heeft overigens in het jaar 2000 netjes zijn excuses aangeboden.
Dit YouTubefilmpje geeft een aardige indruk van hoe klein onze planeet is in vergelijking met andere planeten en sterren.
Het heelal bestaat niet ter meerdere eer en glorie van de mensheid, als tijdelijk voorportaal van een eeuwig leven elders, maar bestaat simpelweg en is daarbij ook nog eens onvoorstelbaar groot. Het menselijk zelfbeeld als 'kroon op de schepping' is dan ook aan flink wat slijtage onderhevig. En wat levert dat nieuwe perspectief op? Voor mensen die zich bewust zijn van de eigen nietigheid werkt het vrij relativerend; al die menselijke beslommeringen zijn toch maar veel gedoe om niets. Dit kan natuurlijk leiden tot een gevaarlijke vorm van nihilisme - waar doe ik het voor? is alles betekenisloos? - maar het kan juist ook uitnodigen tot een meer optimistische visie op de wereld. Bij veel astronauten die met hun eigen ogen onze blauwe planeet traag onder zich zagen wentelen, leidde het tot een nieuw inzicht. De sterrenkundige Carl Sagan verwoordde het ooit eens heel mooi in zijn roman Contact (die overigens zeer matig verfilmd werd met onder andere Jodie Foster in een van de hoofdrollen):
‘At a few hundred kilometres altitude, the Earth fills half your sky, and the band of blue that stretches from Mindanao to Bombay, which your eye encompasses in a single glance, can break your heart with its beauty. Home, you think. Home. This is my world. This is where I come from. Everyone I know, everyone I ever heard of, grew up down there, under that relentless and exquisite blue...
...You can see a volcanic eruption in Kamchatka, a Saharan sandstorm approaching Brazil, unseasonably frigid weather in New Zealand. You get to thinking of the Earth as an organism, a living thing. You get to worry about it, care for it, wish it well. National boundaries are as invisible as meridians or longitude, or the Tropics of Cancer and Capricorn. The boundaries are arbitrary. The planet is real...
...Spaceflight, therefore, is subversive. If they are fortunate enough to find themselves in Earth orbit, most people, after a little meditation, have similar thoughts. The nations that had instituted spaceflight had done so largely for nationalistic reasons; it was a small irony that almost everyone who entered space received a startling glimpse of a transnational perspective, of the Earth as one world.’
Misschien dat Kubrick en Clarke dat bedoelden, toen ze het hadden over de laatste stap in de menselijke evolutie. Daarvoor hebben we geen buitenaardse monolieten nodig; programma's zoals Google Sky helpen je al een flink stuk op weg.