Het moet ergens begin 2007 zijn geweest toen ik voor het eerst het trapje afliep en aanklopte op de deur, die ook op zaterdagavond op slot zit. Die deur wordt steevast opengedaan door één van de twee Italianen die achter de bar staan. Ze zijn allebei de veertig al gepasseerd, staren je wat wazig aan met bloeddoorlopen ogen, hebben lang en golvend hippiehaar en een stoppelbaard en er bungelt altijd wel een wietjoint in hun mondhoek. Aan de piepkleine bar verkopen ze wijn, bier en cola. De wijn en de cola krijg je geserveerd in een wit geribbeld plastic bekertje. Het bier is van het huismerk van de Albert Heijn en iedereen drinkt gewoon uit het flesje. Aan de bar is amper plaats voor drie barkrukken.
De ruimte waar de muziek gespeeld wordt, ligt wat verder in de kelder.
Op de vloer liggen versleten Perzische tapijten. De muren zijn in een grijs verleden wel eens gestukadoord geweest, maar overal zie je de mooie onregelmatige stenen waar de rest van het pand op rust. Aan de muren hangen in simpele houten lijsten abstracte schilderijen. Het diffuse licht komt van halogeenlampen met kleurenfilters en de schermen van de laptops op de grond. De bezoekers kunnen zitten op een oud bankje en een paar krakkemikkige stoelen. Meer dan een dozijn jazzliefhebbers past er niet in. Overal staan asbakken en de vloer ligt bezaaid met pedalen, snoeren en elektronica.
Groter dan een gemiddelde huiskamer in een rijtjeshuis is het 'podium' van de jazzkelder niet. De instrumenten nemen ook nog eens de meeste ruimte in beslag. Naast een bijna in de hoek weggemoffeld drumstel staat een joekel van een versterker van het merk London City; antiek en mooi vormgegeven, met de grootte, het design en het mintgroen van een ijskast uit de jaren vijftig. Voller wordt het nog met een keyboard, elektrische gitaar, tuba, contrabas en stoelen voor de muzikanten en zangers.
Je waant je door de nabijheid van de musici als toeschouwer onderdeel van de muziek, want als je je hand uitsteekt, raak je bijna een instrument of muzikant aan. Het geluid is overal en vol, weerkaatst tegen de muren en doordrenkt je van top tot teen; de jazzkelder heeft de akoestiek van een badkamer.
De Jazz
Die eerste keer viel ik met mijn neus in de boter. Owen Hart Jr. (zie foto) zou die avond zijn opwachting maken, zo wist Arnoud, zelf ook geen onverdienstelijk jazzdrummer, mij te verzekeren. Owen Hart Jr. speelde de jazzkelder volkomen aan gruzelementen met een swingend optreden, waarbij het onmogelijk was niet met je voet te tappen. Ik wist eigenlijk niet dat er zoveel muziek in een drumstel zat.
Die eerste keer viel ik met mijn neus in de boter. Owen Hart Jr. (zie foto) zou die avond zijn opwachting maken, zo wist Arnoud, zelf ook geen onverdienstelijk jazzdrummer, mij te verzekeren. Owen Hart Jr. speelde de jazzkelder volkomen aan gruzelementen met een swingend optreden, waarbij het onmogelijk was niet met je voet te tappen. Ik wist eigenlijk niet dat er zoveel muziek in een drumstel zat.
En dan de studenten. In steeds wisselende settings zag ik ze de afgelopen twee jaar optreden. Soms speelde alleen Leo, een Italiaanse gitarist, die met slechts een elektrische gitaar en een halve maan aan pedalen en versterkers het geluid van een orkest wist op te roepen. Dan weer stroomde de jazzkelder over met muzikanten, waarbij vooral de Sloveense drummer Kristijan indruk maakte; roffelend met stokjes of kwasten, soms zelfs met alleen zijn handen, was geen maat hetzelfde en volgde de ritmewisselingen elkaar bijna onvolgbaar snel op.
De mooiste muziek hoorde ik er vorig jaar oktober; toen zong een Turkse jazzzangeres mee met een ensemble van drums, tuba, piano en elektrische gitaar. De Turkse zang boven een smakelijke soep van stuiterende jazz was het schitterend; de soundtrack van een nieuw, divers en bruisend Europa.
Ook pianiste Kaja wist regelmatig te imponeren met haar gelaagde, hoekige composities, waarin stevige gitaarakkoorden soepel overliepen in piepkleine pianogevoeligheden. De minste sessie was eigenlijk nog een ode aan het repertoire van Herbie Hancock, die de studenten technisch perfect brachten, maar die de frisheid en het experiment van de overige zaterdagavonden ontbeerde.
Wat opviel en opvalt, is dat er maar bar weinig Groningers de weg naar de jazzkelder weten te vinden. Doorgaans bestaat het publiek alleen maar uit buitenlandse studenten. De voertaal is er Engels, Italiaans, Sloveens of Spaans, maar zelden Nederlands. Dat is raar, want nergens in Groningen valt er betere live-muziek op de zaterdagavond te genieten dan in deze jazzkelder.
De Sloveense drummer Kristijan en pianiste Kaja studeerden onlangs cum laude af aan het conservatorium; beiden kregen ze een tien voor hun composities en spel. De kans is groot dat ze Groningen weer de rug toekeren en meer jazzvriendelijke oorden opzoeken. Afgelopen zaterdag was de jazzkelder gesloten.
Hopelijk valt er in het nieuwe jaar weer een nieuwe groep talenten te bewonderen. Naast alle draaibarrotzooi en ingedutte coverbandjes in de stad is de jazzkelder een verademing, alsof je even een andere wereld in stapt, een oude nieuwe wereld.
***
Deze opnamen maakte ik er met mijn mobiele telefoon; met mijn excuses voor de gebrekkige beeld- en geluidskwaliteit.
2 opmerkingen:
Wat een gloedvol pleidooi voor zo'n goed bewaard geheim. Als 't maar niet door te veel Stadjers wordt ontdekt, want zo te lezen verliest 't dan toch ook een beetje van z'n charme!
Weet je of het nog bestaat? Zou er graag heen willen
Een reactie posten