Zo, het eerste kwart van deze eeuw zit er bijna op. Tijd om de balans op te maken, zullen ze bij Rolling Stone hebben gedacht. Het fameuze Amerikaanse muziektijdschrift publiceerde deze week de 250 beste liedjes van deze eeuw.
Het zijn volslagen onzinnige, maar ook weer heerlijke lijstjes, die soms een feest der herkenning zijn, of nog fijner: een bron van ontdekking.
In de categorie herkenning dan maar staat op nummer 66 het liedje Impossible Germany van de Amerikaanse band Wilco. Wilco leerde ik kennen op het Take Root festival in de Groningse Oosterpoort in 2010. Van tevoren had ik ze beluisterd, maar het maakte niet per se een onuitwisbare indruk. 'Dad rock' las ik ergens.
Live wel.
De gitaren jankten en schuurden. De energie spatte van het podium. Ik zag mogelijk één van de beste optredens die ik ooit gezien had. Ze hadden er duidelijk zin in, want ze speelden veel langer dan het aangekondigde uur.
Wilco is vooral Jeff Tweedy, de zanger, gitarist en de enorm productieve liedjesschrijver, die een literaire cameo maakte
in Freedom van Jonathan Franzen. Maar dat explosieve gitaarwerk - dat was van Nels Cline.
Cline voegde zich pas na 10 jaar als bandlid bij Wilco. Hij is eigenlijk meer een jazzgitarist en speelde al gitaar op 150 albums. Binnen Wilco zorgt hij voor de muzikale kers op de door Tweedy gebakken taarten.
En vooral in Impossible Germany speelt hij een waanzinnige solo die het liedje naar grote hoogten tilt. Naar nummer 66 dus. Luister maar.
Cline speelt, net als Thurston Moore van Sonic Youth, het liefst op een Fender Jazzmaster; zijn volledig afgeragte exemplaar stamt uit 1959. Bijzonder is dat Cline ook de snaren bespeelt op het stuk tussen de brug en de tailpiece, een beetje het perineum van de gitaar. Hij speelt er zeker één van de beste solo's van de afgelopen 25 jaar op.
En op nummer 1? Rolling Stone vond Get Ur Freak On van Missy Elliott het allerbeste liedje van deze eerste kwarthap uit deze eeuw. Hmm en tja.
***
bron afbeelding: https://www.stltoday.com/life-entertainment/local/music/wilco-guitarist-nels-cline-plays-jazz-on-the-side/article_f2582ade-c319-5c26-8f16-c7c860f3f1b8.html
Misschien bestaan ze nog steeds. In 1989 werden ze op het Christelijk College Groevenbeek in Ermelo in ieder geval gretig rondgedeeld: vriendenboekjes. Daarin schreef je wat over jezelf: wat je hobby’s waren, je favoriete kleur, je lievelingseten en wie je idolen waren.
Een soort papieren voorloper van een profielpagina op social media als Facebook eigenlijk.
In het vriendenboekje van Agnès, die bij mij een flinke puberverliefdheid had aangewakkerd, schreef ik om mogelijk wat indruk op haar te maken Al Pacino op bij favoriete acteur, The Godfather bij favoriete film en Diane Keaton bij favoriete actrice. Ik kan me niet herinneren dat ik destijds Pacino, laat staan Keaton, al in een andere film had gezien.
"It wasn't a miscarriage, it was an abortion".
Keaton is voor mij daarna toch vooral die actrice geworden uit Woody-Allen-films als Annie Hall en Manhattan. In Annie Hall koopt Allen warempel het boek The Denial of Death van Ernest Becker (zie ook Wit Geluid) voor Annie. Allen waarschuwt haar dat hij geobsedeerd is door de dood. En het leven, dat bestaat maar uit twee categorieën: 'the horrible' of 'the miserable'.
En nu is Diane Keaton overleden, zoals langzaam de iconen uit de twintigste eeuw één voor één het loodje leggen. Ik zou nu een andere naam in vriendenboekjes schrijven. Misschien Frances McDormand of Emma Stone.
Ik weet eigenlijk niet waarom ik dit schrijf. Misschien wel om indruk op jou te maken.
Bij Agnès sorteerde het noemen van Diane Keaton in elk geval geen noemenswaardig effect. De liefde bleef onbeantwoord.
Soms is lezen een worsteling, ook al is het boek fantastisch. Ik worstelde met Wolf Hall van Hillary Mantel, maar kwam boven. En recent voelde het lezen van White Noise van de Amerikaanse schrijver Don DeLillo soms als het ploegen van een bevroren akker. Maar de akker is geploegd.
Mogelijk werd mijn worsteling veroorzaakt door hoe DeLillo schrijft: het plot is hooguit een kapstok om allerlei ideeën over de invloed van doodsangst op ons denken en handelen en de Amerikaanse cultuur rond 1985 aan op te hangen.
Dat levert soms prachtige passages op - over de euforie die geld uitgeven in een mall je geeft bijvoorbeeld - of deze; zomaar een alinea waarin DeLillo het openen van een koelkast beschrijft:
I opened the refrigirator, peered into the freezer compartment. A strange crackling sound came off the plastic foodwrap, the snug covering for half eaten things, the Ziploc sacks of livers and ribs, all gleaming with sleety crystals. A cold dry sizzle. A sound like some element breaking down, resolving itself into Freon vapors. An eerie static, insistent but near subliminal, that made me think of wintering souls, some form of dormant life approaching the treshold of perception.
Heerlijk, maar de zintuigelijke zinnen hinderen soms ook de noodzakelijke nieuwsgierigheid naar hoe het verder zal gaan met de hoofdpersonen. Die hoofdpersonen zijn overigens zonder uitzondering kleurrijk.
Het verhaal wordt verteld door Jack Gladney die als hoogleraar 'Hitler Studies' verbonden is aan een soort archetypische Amerikaanse en dit geval fictieve universiteit in een net zo denkbeeldig klein Amerikaans stadje. Een doorgaans fijne literaire setting getuige romans als The art of fielding van Chad Harbach, The world according to Garp van John Irving of The Secret History van Donna Tartt - om maar een paar persoonlijke favorieten te noemen.
Zijn vrouw Babette leest roddelbladen voor aan een ouder echtpaar en rent de trappen van het football-stadion op en neer om fit te blijven. Hun samengestelde gezin bestaat verder nog uit twee dochters en twee zoons, van wie Heinrich door zijn filosofische overpeinzingen voor mij het meest interessante personage is.
Becker Jack en Babette zijn vooral bang voor de dood. Een angst die als een 'white noise' altijd in de achtergrond van hun bestaan speelt en ruist. Die doodsangst wordt alleen maar sterker als er een chemische ramp plaatsvindt en een ontsnapte gifwolk ze tot een hilarische evacuatie dwingt.
Het lukt Jack alleen in het bijzijn van zijn jongste zoontje Wilder te ontsnappen aan zijn doodsangst. Volgens Jack omdat Wilder nog niet beseft dat het leven eindig is. Bij hem speelt de dood nog geen enkele rol; het witte geluid hoort hij nog niet.
Babette slikt stiekem een experimentele pil tegen haar doodsangst, maar moet daarvoor wel in een schimmige motelkamer met de maker van Dylar - ene Mr Gray - naar bed. Maar is het wel verstandig je ontdoen van je doodsangst, van dat witte geluid? DeLillo schrijft:
...I think it's a mistake to lose one's sense of death, even one's fear of death. Isn't death the boundary we need? Doesn't it give a precious texture to life, a sense of definition? You have to ask yourself whether anything you do in this life would have beauty and meaning without the knowledge you carry of a final line, a border or limit.
De naam van DeLillo kwam ik tegen op de website van de Ernest Becker Foundation. Ernest Becker was cultureel antropoloog en publiceerde in 1973 postuum The Denial of Death, een toch wat wonderlijk boek waarin hij beredeneert dat vrijwel alles wat we doen wordt ingegeven door pogingen ons sterfelijkheidsbesef te verdringen.
Dat verdringen lukt ons eigenlijk vooral door ons vast te klampen aan onsterfelijke zaken: kunst en cultuur en nationale mythen; eigenlijk onze hele menselijke beschaving is een verdedigingsmechanisme. The Denial of Death kreeg in 1974 een Pullitzer Prize toegekend voor beste nonfictieboek. Bill Clinton noemde het één van zijn 21 favoriete boeken. Arnon Grunberg schreef het voorwoord bij een nieuwe Nederlandse vertaling die dit jaar uitkwam.
Als je door de Becker-bril naar de wereld kijkt, vallen wat mij betreft veel stukjes op hun plaats.
DeLillo gebruikt dit uitgangspunt om metWhite Noise een bizar en fantastisch verhaal te vertellen; 310 bladzijden volgepropt met prachtige scènes, terzijdes, overpeinzingen en bespiegelingen - . Wellicht dat deze dichtheid mijn ploegen dus wat bemoeilijkte.
Maar waarschijnlijker nog lag het gewoon aan mij; White Noise kreeg de prestigieuze National Book Award toegekend. En werd in 2022 verfilmd door Noah Baumbach (Barbie, Marriage Story).
Dus wel een aanrader voor iedereen die van ploegen houdt en graag mijmert of dood en leven.
***
Bron afbeelding: https://www.nytimes.com/interactive/2020/10/12/magazine/don-delillo-interview.html
De middelbare school van mijn dochter was ook de middelbare school van Wubbo Ockels. Dat de school inmiddels niet naar hem vernoemd is, komt vooral doordat de school al een andere beroemde naamgever heeft: Heike Kamerlingh Onnes, die in 1913 de Nobelprijs voor de natuurkunde toegekend kreeg.
Die kreeg hij toen hij hoogleraar was in Leiden, maar hé, hij is geboren en getogen in Groningen, dus nog steeds een beetje een Groningse Nobelprijs dus, zoals Van Halen altijd een beetje een Nederlandse band zal zijn.
Als ik stadswandelingen door de Hortusbuurt verzorg, vertel ik bij het gebouw van de Hogere Burgerschool aan de Kruisstraat, waar Kamerlingh Onnes zelf scholier was, dat niemand minder dan Albert Einstein in 1903 bij Kamerlingh Onnes solliciteerde naar een assistentplaats in het Natuurkundig Laboratorium van de Leidse universiteit. Kamerlingh Onnes reageerde niet op de sollicitatie van de toen nog onbekende Einstein. De wetenschappers ontmoetten elkaar uiteindelijk in februari 1911, toen Einstein wereldberoemd was.
Broer Harm Kamerlingh Onnes maakte in 1920 deze schets van de ontmoeting.
Wubbo Ockels was lang voor ik de naam van Kamerlingh Onnes voor het eerst hoorde al een held voor me. Als kind van de jaren tachtig werd ik overspoeld door series als Buck Rogers en Battlestar Galactica en films als Star Wars en ET. De magie kwam van tussen de sterren mijn jonge leven in! En Ockels ging echt de ruimte in, to infinity and beyond, soort van dan, in ieder geval een kilometer of honderd van het oppervlak van onze planeet af.
In 2009 was ik vrijwilliger bij Noorderzon en stond ik achter de bar. Op donderdagavond brak een onweer uit en iedereen vluchtte de tenten in. En daar stond ineens een druipende Wubbo Ockels aan de bar en bestelde een muntthee. Daar deed ik dan extra mijn best op. "Alstublieft meneer Ockels", zei ik vol ontzag.
Hij betaalde met een briefje van 10 euro. Bij het aanreiken van het wisselgeld raakte ik kort zijn hand aan. Een hand die een ruimteschip bediend had. Een hand die in een raket was weggeschoten van de aarde. Nooit kwam ik zelf dichter bij de sterren.
Met een Nobelprijswinnaar en een astronaut en uitvinder om haar te inspireren komt het vast wel goed met dochter Hannah. Voor de zekerheid wijs ik haar als het een heldere avond is op de sterren in de hemel. Door zwaartekracht gekromde ruimtetijd. Maar vooral een plek vol met de magie van het onbekende.